
Van het lichaam is., aan de zyden , dwars
geflreept; derzelver kleur is bleeker; hun
lichaam heeft omtrent zeffig ringen; hunne
fprieten beftaan uit v y f leedjes. Zoo ras
inen hen maar even , op een gelyke grond
aanroert, zoo krimpen zy in een, met de
pooten tegen de aarde gedrukt. Deze poo-
ten zyn w i t : zy hebben ’er hondert en twintig
aan iedere zyde.
De vierde heeft in ’ t geheel dertig pooten.
Derzelver kleur is ro od, en nauwlyks zyn
z y een vinger breed lang. Hunne voorffe
pooten zyn dik en fterk: de achterfte zyn
zeer lang. Hunnen Haart is als gevorkt. De
ieedjês van de eene zyde van het lichaam zyn
de helft langer als die yan de andere zyde:
dit is de Twaeftiert der Zweden.
De vyfde foort heeft twaalf pooten aan iedere
zyde. Hunnen Haart is wit: men vind
dezelve te U pfa l, enz. in de wortelen der
hoornen, en ónder de~mos, zy zyn zeer mee-
nigvuldig in de lente : hunne lengte is een
duim.
Seba geeft de befchryving van verfcheide
foorten van Duizendbeenen, aan welke hy
de naam van Koralyn Rupzen geeft.
De Heer Geer zecht, dat men tot nu toe
gedacht heeft dat. de Scolopendraas o f Duizendbeenen
geen gedaante verandering ondergingen;
maar ik ben van het tegendeel overtuigt
geworden , zecht h y , met verfcheide
van deze infeéten te befchouwen , zoo ras
z y uit de eyeren voortkwamen; zy hadden
toen niet meer als zes pooten; ’ t geen zeer
veel van twee hondert verfchilt, die dit foort
ten einde van vier dagen hebben moet. Door
een tweede verandering, vertoonden zich ’er
acht anderen, enz,
D U I Z E N D B E E N M E T E E N
S C H I C H T . De Heer de Reaumur heeft
dezen naam aan een foort van water infecten
'gegeven, die niet meer als zeven o f acht ly-
nen lengte hebben.' Z y zyn kenbaar aan een
fnuit o f vleezige fchicht , die zy aan het
voorfle gedeelte van hunnen kop hebben, en
die men niet aan de andere foorten van Duizendbeenen
befpeurt: zy houden zich op het
water op, en zwemmen door middel van de
buigingen die z y met veel fnelheit aan hun
lichaam weten te geven; zy ruflen en kruipen
op alle lichaamen die z y ontmoeten. De
Heer Trembley zecht, dat men ’er een mee-
nigte op de water planten vind , en dat zy
tot voedzel aan de zoetwater polypen ver-
ftrekken.’
D U I Z E N D - B L A D , G e r u w e ,
G e r w e , Mille-folium vulgare album; dit is
een plant die byna- alomme groeit, langs de
groote wegen , op onbebouwde en droöge
plaatzen, op de kerkhoven, in de weiden,
enz, Haaren wortel is houtachtig, vezelig
en zwartachtig; hy fchiet verfcheide fleelen
uit van een en een half voet lengte, welke
Hevig, gegroeft, wollig, roodachtig, mergachtig
, en getakt omtrent de toppen z yn :
haare bladeren gelyken vry wel naar die der
kamomiilen. Z y zyn langs een rib gefchikt,
en verbeelden een vogel veder ; zy hebben
een vry aangename reuk, en eene een weinig
bittere fmaak: haare bloemen komen in den
zomer op de toppen der takken , by wy ze'
van kleine zonnefchermen, v o o r t : ’ iedere
bloem is klein, geflraalt, w it, o f eenigzins
purperachtig en welriekende , zy worden
door een langwerpige, ronde-, en fchubach-
tige kelk onderff eunt, en van kleine zaaden
gevolgt. ^ ~-
Deze plant is wondheelende , qplofferide
en zamentrekkent: zy wort in en uitwendig
gebruikt om allerlei foorten van bloedffortin-
gen, en de te overvloedige witte vloeden te
Hempen; echter moeten de vrouwen en
dochters die aan het bloedvloeijen onderworpen
zyn, deszelfs gebruik niet lang achtervolgen,
’t geen haar een opHopping der
maandftonden veroorzaken zóu, die van na-
deeliger gevolgen als de bloedloozing zyn
zou. Deszelfs fap zuivert op een verbazende
wyze de braakverwekkende zweeren der
long.
* D U R IO . Een groote Indiaanfche boom
die op Malakka groeit, welkers hout hard en
vaH, met een graauwe fchors bedekt,- zeer
takkig, en met bladeren bezet die twee duimen
breed, zes duimen lang, Herk gekant en
van een roffe kleur z y n : zyne bloemen zyn
witachtig geel: de inwoonders noemen hem
Buaa. Op deze bloemen volgen vruchten
die zoo groot als een meloen, maar met harde
doornen bezet zyn. Deze vrucht is inwendig
in vier celletjes verdeelt, die ieder,
in drie o f vier andere holletjes, zeer witte
pitten o f vruchten bevatten , die de groote
van een hoender ei hebben. Deze’vruchten
fchynen in den beginne onaangenaam van
fmaak aan die geéne welke ’er-noch niet van
gegeeten hebben, en haaren reuk fchynt hen.
met die van verrotten ajuin over een te komen
; maar na dat men ’ er aan gewent is ,
bevint men dat haaren fmaak uitmuntent is. •
De
De Indianen noemen dezen boom Batan, en
zyne vrucht Dm'yaoen. Zy fchatten deze
vrucht afzettende, windbrekende, on zweet-
dryvent. Wanneer zy beducht zyn ’er te
veel van gegeeten te hebben, zoo kaauwen
zy Beteli om de verteering te bevorderen,
D W A A L L I C H T , Ambulones. Dit zyn
kleine zwakke lichtjes o f vlammetjes, die in
de lucht opeen geringen afHand van de aarde
dryven, en gins en weder o.p een toevallige
wyze fchynen gedreven te worden. Men
ziet deze Dwaallichten op plaatzen welke
vlugge en ontbrandbaare deeltjes uitgeven,
gelyk kerkhoven, gerechtsplaatzen,. moéras-
fen en veengronden. ‘ Het is in den zomer
en in ’t begin van den herfH dat zy zich ver-
toonen, vooral in warme .landen. De Dwaallichten
veroorzaken de landlieden fchrik en
vrees, om dat zy die geenen ontvluchten die
hen volgen, en die. geene volgen welke hen
ontvluchten § ’t geen een natuurlyk gevolg
is van de te zamengedrukte lucht, die deze
lichte vlam voor die geene uitdryft welke
haar vervolgt, 'terwyl zy die geene fchynt te
volgen welke h'aar ontwyken , om dat zy
door de lucht mede gevoert word die in het
ledige valt dat door een wykent lichaam gemaakt
word. Wanneer men deze lichtjes
vangt, zoo bevind men dat het niets anders
als een lichtgevende- Hoffe is , van een lym-
achtigen aa rt, gelyk het zaad der kikvor-
fchen, en noch brandent noch warm -is. -■
Men heefteen foort van Dwaallicht, Ignis
lambens genaamt: ’t geen een foort van klein
vlammetje o f lichtje is dat men zomtyds op
de hoofden der kinderen , die der volwas-
fchen perfoonen en op het hair der paarden
ziet wanneer men hen kamt. Dit uitwerk-
zel werd door vetachtige uitwazemingen veroorzaakt,
die zich aan de hairen en maanen
hechten, en door de wryving ontbranden
zonder hitte te veroorzaken. De vonken
die in de duiHernis uit het hair van den rug
der katten voortkoomen, wanneer men het
tegen de vleug wryfc, behooren mede, gelyk
de Ignis lambens, en de Dwaallichten,
onder de verfchynfelen der eleftriüteit.
D W A A L V U U R , zie D w a a l l i c h t *
D W A A L S T A R , P lan e e t . Men geeft
deze naam aan de Harren die geen licht van
zich zelve hebben, maar lichtende worden
wanneer zy het van de Zon ontvangen. Vermits
deze hemelfche lichaamen zich alle om
de Zon bewegen , zoo zullen wy hier het
prachtige fchóuwfpervan alle de Dwaalflar-
ren befehryven, en haare overéenffemmende
kringen aanduiden die zy om dé Zon doór-
loopen ; . een verheven fchouwfpel dat het be-
ff aan der Godheit betoogt, en op een ver
itaanbaare wyze tot alle verHanden fpreekt.
De Z o n , Sol, is een lichtgevende kloo t,
.die omtrent een miljoen maaien grooter als
de Aarde is : de Hoffe uit welke zy is zamen-
geffelt is niet gelykflachtig; men befpeurt ’er
dikwyls onregelmatigheden in ; en fchoon
deze vlakken verdwynen voor dat zy over
derzelver geheele fchyf gegaan zyn , zoo
heeft echter de regelmatige beweging van
eenige, en haare te rug Peering tot dezelve
plaats der zonne fchyf,"na verloop van zekere
uitgeffrektheit van tyd, doen zien dat
de Zon die onbeweeglyk, o f byna onbe-
weegelyk, op de plaats blyft op welke z y .
in de hemelen geplaatff is , een beweging
van omwenteling op haaren as heeft, en dat
de tyd van deze omwenteling omtrent v y f
en twintig dagen is.
Zes voorname klooten die zy verwarmt
en verlicht, beweegen zich om haar: hunne
grootheden, afïlanden en omwentelingen
zyn verfchillende ; maar alle beweegen zy
zich in den zelfden zin, ten naa.Hen by in
•hetzelfde vlak, en in byna ronde loopkringen.
De naaffe naby de Zón , en de kleinffe,
is Mercurius. Zyne grootfte afHand van de
Zon is niet meer als 5137 middelynen der
Aarde ;, zyne kleinfle 3337 van deze middelynen.
Zyne middelyn bedraagt omtrent een
drie hóndertHe gedeelte van die der Zon.
Men heeft noch niet ontdekt o f hy eenige
omwenteling op zich zelven heeft;. maar hy
loopt om de Zon in de tyd van omtrent drie
maanden..
Venus is de tweede Dwaalffar. Haare
grootHe 'afHand van de Zon is S008 middelynen
der Aarde , en haare kleinHe 7898.
Haare middelyn is omtrent een hóndertHe
gedeelte van die der Zon; zy draait op zich
zelven om ; maar de Starrekundigen Hemmen
noch met elkanderen niet overeen in
den tyd van deze omwenteling. Z y loopt
om de Zon in acht maanden.
De derde dezer klooten is de Aarde die
wy bewpQnen , en welke wy genoodzaakt
zyn om onder de Dwaalffarren te plaatzen.
Haaren grootHen afHand van de Zon is
11187 van haare middelynen; en haare kleinffe
10813. .Zy draait op haaren as om in de
tyd