
alsdan ontdekken , dat zy gemakkelyk te vergenoegen
zyn , en dat zy alle z'yne begeer-
tens voldoen zullen.
Men moerde Ranonkelen met matten van
Rroo voor de geflrenge koude befchutten.
Zoo. zy by ongeluk in de potten bevroozen
zyn , zoo moet men zich wel wachten om
hen Rraks voor de zonneRr aaien bloot te
Rellen , o f in een plaats brengen welke zoo.
koud niet i s , als die, alwaar z y bevroozen
zyn , en hen dus by trappen aan de hitte der
R o o f gewennen. Wanneer alle de hoofd-
Roffen de aarde noodzaken om van haare be-
zwyming te bekoomen , by deze algemeene
ontwaking der Natuur, beginnen de Ranonkelen
in de Roven krachtig te werken , en
fchynen hunne ongeduldigheit aan te duiden
men moet hen dan in de open lucht plaatzen,
en zy zullen klaarblykelyk toeneèmen. Men
moet alle de fcheuten welke het fap nutteloos
verkwiRen, affnyden; en de jon ge knoppen
voor de brandende zonneRraalen befchutten
dit is het eenigRe middel om fchoone
bloemen, te bekoomen: men moet hen alle
twee dagen begieten , zoo lang de bloeityd
duurt; en de infeéten vervolgen, welke deze
bloem, doen Rerven , voor al de groene en
zwarte plant-luizen , de graauwachtige rupsen
, de flakken, mieren, fpinnekoppen, en
witte wormen.
Men heeft vërfcheide middelen om hen uit-
te roeijen, onder andere dat van de p ot, in de
rondte , met een Rerk afkookzel van alfem,
tabak o f koloquintappelen te begieten. Het
fap van bilfenkruid ,‘ met zeer Rerken azyn
gemengt, peter-olie en ruuwe galbanum,zyn
de ZekerRe middelen om allerlei foorten van
plantluifen en infecten, te doen Rerven.Men
heeft noch een geheim om de zaaigewaflen,
voor al de radys 'èn jonge kool , welke door
deze vernielende infeften verflonden wórden,
te bewaaren , dit beRaaf hier in dat men de
bezaaide aarde met een. Rof bedekt, dat uit
gelyke deelen fchoorRenroet en duivenmeR,
zamengeRelt is : deze infeéten beminnen noch
de omlpittingen van den grond , noch, den
reuk die hier uit ontRaat.
De M o l, die geRadig de moestuinen ver--
woeR , met alles-afteknagen wat hy in zyn en
wech ontmoet, taR mede de Ranonkelen aan;,
dit is een van de groótRe plagen der tuinen*.
Men kan niets beeterdoen , om zich van hem te-
ontdaan , als het vierde gedeelte van een lepel
olyf-ol'ie,. op de aarde uit te Rprten, en Rraks.
hier.- op. zoo, veel. water als n ó d ig .is om de-
kleine, inyn te. doen;onderloopen.:-. dit water,
doorloopt het geheele hol van hét d ie r , en
voert het doodelyke vocht naar hem toe , ’ t
geen hem moet doen omkoomen: het bezoekt
te vergeeffch om hetzelve te ontwyken , met.
zyn hol te verlaten ; men dood hem wanneer
hy te voorfchyn koomt: het is zeer moeije-
lyk om hem in de tuinbedden aan te taRen y
om dat den olie in dezelve ligtelyk wegvloeit;,
in plaats dat dit byna nooit in een vaRe grond
miR.
Men moet de Ranonkelen uit de aarde nemen
eenigen tyd na dat het: lo o f verwelkt is.:
Men zamelt het zaad in , wanneer het ryp is;
en men fc.heid de jonge, klaauwtjes van de ouden
a f , zy brengen dezelve bloemen voort:
men moet ’'er de verdorven deelen , affchei--
den; hen in de open lucht laaten droogen ,.
en in een drooge plaats opfluitèn , tot den<
tyd wanneer men dezelve weder plant: wanneer
zy een o f twee'jaaren Ril gelegen hebben
, zy zyn hier door des te beter. om. te planten*.
H A R D E R , MügiT,. dezen naarn geeft
men aan verfcheide yilfchen, welke, volgens-,
het verhaal van Rondelet. , in de Zee,. Rivieren
en kreeken | gevangen worden. Z y ver-
fchillen in. gedaante Van elkanderen niet, maar'-
wel in. zelfRandigheit en fmaak. De Harders;
die zich in de Kreeken onthouden zyn Veel'
v etter , maar die men in zee vangt zyn aangenamer
van fmaak., om dat ’er altóós meer
llyk in de kreeken als in de zee is. Men zout
de Harder,, en hy blyft een geruime tyd goed.
Dezelfde Sehryver , fpreekt van zes. foorten?.
van Zee-Harders te weeten , de C a b o de
Same, de Chaluc, d&Maxm, de zwarte Har--
der en vliegende Harder. Ray, voegt by deze
foorten , de Curema van Brazil,. de Bla--
nacq , de Mafela, en den Harder van jfo—
mdika.
De Z e e -en Rivier-Harders-,, hebben ge—
woonelyk eèn.dikke kop , een dikke en korte
bek en bet lichaam langwerpig ,: en met
fchubben bedekt.. Men vint in deszelfs kop-
een Reen, welke men Sphondilus-noemt,- om
dat hy met punten omzèt is. Deze vifch is.
gemeen in de Middelanfche Zee ; hy zwemt:
2>qo. fnel dat de Viflchers veel moeite hebben,
om hem te vangen : zyn maag gedroogt em
tot poeder gebracht, is nuttig om de brakin-
gen te doen ophouden en de maag te verRer—
ken.. Men fchryft de Reen , welke men in;
de kop vind , een afzettende kracht toe. De
kuit van dezen.vifch-., dient,. om de Boutar-
que.r £een. foort. van-.CaviardJ zamen, te Rel—
len , welke men in Provence , met olie én
citroen fap., op de vaRendagen eet.
De zwarte Harder is zeer zeldzaam in onze
Zeen ; hy is met fchubben bedekt; en ge-
lykt vry wel naar“ de gemeene Harder ; zyne
kleur is zwart ; hy heeft mede zwarte Rree-
pen van de kieuwen tot aan den Raart: zyne
kaak Reekt zeer verre u i t , en is omkleed , ’t
geen veroorzaakt dat hy den bek wyd open
fperren kan , zynen rug is met zeven doornen
bezet.
De Rivier Harder, die men omtrent Straatsburg
Schnot-fisch noemt, -heeft zacht en vet
vleefch : hy is omtrent een voet lang , en
heeft een groene zilverachtige kleur ; zyne
fchubben zyn dun, klein, en met Rekels vervult;
hy weegt naauwelyk een pond.
De Gewiekte Harder o f Vliegende Vifch ,
die men te Agde , Zee-Valk noemt, gelykt
in alles naar de Same ; zynen. bek is klein,
zyne dogen groot en rond, en zyn kop en
rug breed ; hy heeft groote fchubben , en
breede vleugelen, welke aan de kieuwen vaR-
gehecht zyn , en byna tot aan den Raart reiken
; de vinnen van den buik zyn zeer laag
geplaatR , en de Raart eindigt’ in twee vinnen
deszelfs vleefch is Van een vry goede
fmaak. , 5
Alle de Harders behooren tot het geilacht
derVilfchen met doornachtige vinnen , uitgezonden
de Gewiekte Harder, welke zachte
vinnen heeft. Zie V l i e g e n d e V i s c h .
De Zee-Harder , is het eerRe foórt der
Harders; zyn kop is breeder, dikker en korter
als die der andere foorten ; hy heeft vier
kieuwen aan iedere zyd e ; de opening van
zynen bek is wyd , en met geen tanden bezet
; de rug breed en zwartachtig; de buik
wit. Hy ichiet zyne kuit in December , in
de kreken , welke met de monden der rivieren
gemeenfchap hebben , en. hy brengt
hier vry willig den-winter over : hy is in den
winter beter, vóór al naby Cette in Langue-
doc : omtrent Venetië is hy niets waardig.
De Harder heeft een goede fmaak , maar die
der kreken is vetter en fmakelyker. De Harders
van het Eiland Tabago - hebben een uitmuntende
fmaak; men vangt dezelve met visangels
, o f teene korven. De kuit der Harders
kan gelyk die der Steur, tot Caviardgebruikt
worden.
H A R I N G , Halec. De Haringen zyn
1 ocht-Viffchen, die aanmerkelyk en van aanbelang
zyn , om de order welke zy in acht
neemeii, wanneer zy van de afgelegene Noordelyke
geweRen
afzakken , om zc
aan een ieder ,
voedzel, te verfc
naar onze kuRèn koometa
s tot in het Zuiden, byna
-Ti • overvloedig: en gezond
affen.
Befchryving van den Haring, en zyn
voedzel.
Deze vifch gelykt naar de zeer kleine Elften
, ó f naar dé zeer groote Sardynen ; zyne
geboorte plaats is den Oceaan. Hy is omtrent
negen o f tien duimen lang: en heeft byna
twee aukriën breedte; by Rerft zoo ras hy
buiten het water koomt. Zyne kop is plat
aan de zy.den , en èenigzitis fpits; de opening
van zynen bek is wyd ; Zyn bovenkaak is
langer als de onderRe , en met byna onmerkbare
tanden ge wapent. Zyne o ogen zyn groot,
tér zyden aan het hooft geplaatR , en derzel-
ver regenboog is van een zilverachtige kleur.
De bedekzelen van de kieuwen zyn aan de
onderzyden uit drie o f vier beenige plaatjes,
en. acht eenigzins gekromde Rraalen zamén-
geReit,- welke door een vlies met elkanderen
vereenigt zyn ; de rand van deze bedekzelen
heeft gewoonelyk een fchoone roode violette
vlak : de Opening der kieuwen is zeer wyd.
De fchubben van dezen vifch zyn groot, in
evenredigheit van zyn lichaam , zy hebben
een zilverachtige kleur, leggen op de wyze
va'n de dakpannen , en gaan gemakkelyk los.
De rug is Rroef blaauw , maar word in de
lentë blaauwer: de zyden en buik zyn zilverachtig
w it; den geheelen buik , van de kieuwen
tot aan den aars , is een weinig zamen-
gedrukt, by wyze van een fcherpe kiel; in
plaóts dat de rug bol o f boógswys is. Dezen
vifch heeft een vin op het midden van den
rug , die alleen Raat, en Witachtig is ; de
vinnen van de borR zyn witachtig , en liaan
naby den buik ; die van den buik zyn mede
witachtig , zoo ook de aarsvin , welke naby
de Raart geplaatR is ; de Raart is gevorkt en
graauwachtig. Dezen vifch heeft v y f en dar-
tig ribben aan iedere zyde , en zes en vyftig
wervelen: het vleefch van den Haring is v e t,
malfch , van een goede fmaak , en verfchaft
een goed voedzel.
Men z ie t , uit deze befchryving van den
gemeen en groóten Haring, dat den kleinen
Haring, gemeenelyk Sprot genaamt, van het
zelfde foort is ; men noemt deze te Marfeille
Harengeade , fchoon men geen Haring in de
Middélandfch e Z e e , vangt. De Noordfche
Sardyn, is onzen wezentlyken Haring.
Ondanks de overeenkomR die den Haring
Hhh 2 met