
fmaaktc , zoo zou zynen bloeddorfligen aart
opgewekt worden welke hem tot verfeheü-
J-en, zou aanfpooren , waar door groote onheilen
ontflaan zouden , gelyk wy hier na
zeggen zullen.
De Leeuwen van de grootfle geHalte, zyh
omtrent acht o f negen voeten lang , van de
muil tot aan den oorfprong van den Haart,
die omtrent vier voeten, lang is ; deze groote
Leeuwen , zyn vier o f v y f voeten hoog.
De kleine foort van Leeuwen, hebben een
lengte van v y f en een halve v o e t , en een
hoogte van drie en een. halve voet;, en hunnen
Haart is omtrent drie voeten lang , en. eindigt
in een foort van pluim..
De Leeuwin* is in. alle: de afmeetingen om-
trenreen. vierde gedeelte kleindec als de Leeuw.
Byna alle de Reizigers, fchynen hier movereen
te Hemmen., met te zeggen, dat de kleur
van den Leeuw vaalrood- op den* rug, en wit-
a-chtig, aan >de zyden , en onder den buik
Ö
De Leeuw heeft maanen , o f liever, lang
hair , dat het geheele achterHe gedeelte van
zyn lichaam bedekt , en dat geHadig langer
word , naar mate dat hy in ouderdom- toe-,
neemt. De. Leeuwin, heeft deze lange hai-
ren n ie t, hoe oud. zy ook zyn mag.* Het
Amerikaanfch dier-,, dat de Europeaanen., de
naam van Leeuw gegeeyen hebben, en dat
door de Inboorlingen, van Peru-, Puma ge-
noemt word, heeft geen maanen het is^mee-
de veel kleinder,, zwakker, en lafhartige]?,
.als 'de rechte Leeuw.. Het is niet ornnoge-
ly k , zecht de -Heer de B u j f o n dat de zacht-
heit van de luchtHreek vkn .dit gedeelté van
Zuid-Amerika, meede- invloed- op de Leeuw
gehad heeft, om hem van zyne maanen te be-
rooven ,. hem zyne moedigheit te ontnee-
men , en zyne-ge Hal te te doen verminderen.
Maar het geen- onm-ogelyk. fchynt, is dat dit
dier , dat alleen de landen bewoont, welke
tuüchen dg twee Keerkringen leggen, en
voor welk de Natuur alle de weegemnaar het
Noorden fchynt toegeflooten- tè. hebben ;
vermits het zoo gevoelig voor de koude is ,
uit de Zuidélykfle-geweflen van A zia en Afrik
a , in die v an Amerika, heeft konnen-overgaan
: want deze werelddèelem, zyn in het
zuiden, door Zeen van een verbazende groote
, van elkandereh gefcheiden. Dit doet ons
neigen om. te gel o o v e n , . zecht dte-H'eer de Buffon , dat de Puma , geen Leeuw is , die
zvnen oorfprong- van dé Leeuwen der oude
Wéreld, ontleent en die vervolgens in, dg
luchtHreek der nieuwe Wereld ontaart is*;-
maar dat hy een dier is , dat aan Amerika by-
zonder eigen is , gelyk het grootfle gedeelte
der dieren van dit Werelddeel , zulks meede
zyn : dit denkbeeld , fchynt door verfcheide
verhaalen, beveHigt te worden.. Frefier zegt,
:dat de Puma, o f Leeuw van Peru, veel van
den Afrikaanfchen Leeuw verfchilt; dat zynen
kop, iets van-die der W o lf, en van den
Tyger heeft ; en dat zynen Haart veel klein--
der , als die van een- dezer beide dieren is.
Deze gewaande Leeuwen, hebben , noch dè
.groote , noch de kloekmoedigheit , noch- de
:kleur der Afrikaanfche Leeuwen: zy zyn
graauw , hebben geen maanen-, en zyn ge*
woon om op de boomen te klimmen. Ein-
delyk ,. dit dier verfchilt van den Leeuw j
door .zyne natuurlyke gewoontens. A lle deze
overweegingen , fchynen voldoende te z yn ,
om de dubbelzinnigheitvan den naam te doen
ophouden ; en om te beletten , dat men de
Puma van Amerika , met de rechte Leeuw;
van Afrika., o£ Azi'a niet verwart. £
Wanneer de- Europeaanen- de Nieuwe Wereld
ontdekten., zoo bevonden zy inderdaat,.,
dat alles ’fe.r nieuw w»as; de viervoetige dieren
, de vogelen , de viflehem, de-inleden,
en de planten r alles fcheen. onbekent te zyn,,
alles 'fcheen te verfehillen , van het geen men
tot dien, tyd> gezien- had. Men moeH echter
de voornaamfte voorwerpen van deze nieuwe
Natuur , een naam geeven : een kleine
overeenkomH , in de uitwendige vorm ,. een
geringe gelykvormigheit, in de geflalte, en.
in de gedaante waaren genoeg -, om aan deze
onbekende voorworpen,, de naamemvan békende
zaken toe re eigenen ; hier uit zyn
deze onzekerheeden , en. dubbelzinnigheden.
ontdaan-, als meede de verwarringen, welke
noch vermeerdert zyn,, om dat men , terwyl
men aan de voortbrengzelen van de Nieuwe
Wereld de •benamingen van die derOude W e-,
reldgaf, men-’er geHadig •, en te gelyk tydig^
de planten-en dieren overbracht, welke men
’èr niet gevonden had. Het is in de werken van
den doorluchtigen de Buffon * dat men dè re-
denvoe^ing - zien kan , in-welke-hy met zyn
gewoon verfland:, en doordringend oordeel
betoogt, welke dieren tot de Oude, en welke
tot de Nieu we behooren ; en' welke aan
heide gemeen zyn:
De Leeuwen bewóonen alleen de branden--
de geweHen van Azia en Afrika; en het geen-
klaarblykelyk bewyH, dat hunne uitflekende
v.er.w.pedheit., door.de.overmaat van.de hittevexrveroorzaakt
word, is,-dat die geené ^ welke
de bergen bewoonen ,"op welke de lucht gematigder
is,, minder krachten bezitten-, en
een minder verwoedeii aart hebben , als die
ge ene , welke zich in de brandende woeHy-
n en van B iled u lg e r id o f van Zaara, onthou*
den* Volgens het getuigenis van die geene,
welke dit gedeelte van Afrika doorreilt hebben
, zoo vint men ’er thans op veel na, zoo
véél Leeuwen n ie t, als men ’er voormaals
had. . De Romeinen bekwaamen voor hunne
fchouwfpe el en, vyftig- maaien zoo veel Leeuwen
uit Lyb ië, als men ’er thanskson konnen
vinden. Men heeft meede in Turkeyën, Per-
zië en Indië-1 opgemerkt, dat de Leeuwen
’ er thans in geringer getal zyn , als z y ’er voormaals'
waaren ; en vermits dit machtig , en
moedige dier , alle andere dieren’ tot zynen
prooi maakt, en zelfs dé prooi van geen een
hunner is , zoo- kan men. de vermindering van
het getal van zyn foort alleen, aan de vermeerdering
van dat der menfehen toefchry-
ven: want men moet bekennen, dat de kracht
van dezen-Koning der dieren niet beflant is-,
tegens de-behendigheit van een Neger o f Hottentot
, welke hem dikwyls -alleen met geringe
wapentuigen durven aantaHen.
" Deze meerderheit van getal , en behendigheit
in het menfehelyk foort , die de krachten
van. den Leeuw verbreekt , ontzenuuwt
zynen moed meede. Deze hoe'danigheit,
fchoon natuudyk-zynde , breid zich u it , o f
matigt zich in het dier , volgens het gelukkig
o f ongelukkig gebruik , dat het van
zyne krachten gemaakt heeft. In de wyduit-
geftrekte woeHynen van Zaara , en in ’t algemeen
in alle de Zuidelyke landen-van A frika
en Azia , welke de menfeh tot zyne be-
woöning , niet waardig gekeurt heeft r vind
men., de Leemven* noch in vry groot aantal,
en in die Haat , als de Natuur hen voort-,
brengt. Dé gewoonte , om hunne krachten
tegens alle- de dieren te beproeven , welke
zy ontmoeten , en* de gewoonte Om1 al*
'tops de overwinning, te behaalen , maakt
hen onverfchrokken-, enverfchrikkelyk; vermits
zy het vermoogen- der menfehen niet
kennen, zoo hebben z y geen dfe^ninHe vrees
voor hen ; vermits zy nooit de kracht van
zyne wapenen beproeft hebben, zoo fchynen
z y dezelve te trotleeren , de wonden ver*
. grammen hen zonder hen te verfchrikkénL:
een eèni^e van deeze Leeuwen der woefly-
nen, valtzpmtyds een geheele Karavaan aart;
en wanneer h y , na een verwoed en hardnekkig
, zich_,verzwakt ‘bevoelt,. zoo
volhard hy alwykende te ffiryden, zonder ooft
den rug te keeren , en lafhartig de vlucht te
nceracn. In tegendeel hebben de Leeuwen-,
welke de omleggende plaatzen , van de ftee-
den en. dorpen van Indië en Barbareyën bewoonen',
en die de menfeh en het vermo»-
gen- van- zyne wapenen- hebben leeren kennen,
' hunne moedigheit tot dien trap verlooren-,
dat zy zyne dr-ygende dem gehoorzaamen ,
hem niet durven-aantallen , en-alleen op het
klein, vee aanvallen , en-eindelyk om de vlucht
te neemen , al worden zy maar alleen door
vrouwen o f kinderen’ vervo lgt, welke hen
door Itokllagen noodzaken, om lafhartig hunnen
prooi te verlasten.
Deze verandering, deze verzachting inden
aart van den Leeuw , bewylt dat hy tot een
zekere trap, kan tam gemaakt worden ; men
leeft zelfs in de Hiftoriën- van tam gemaakte
Leeuwen , welke men voor Z-cege --Wagens
fpanden , van Leeuwen , welke men in den
Kryg gebruikten , o f tot de Jacht afgericht
had; en welke, getrouw aan hunne meeltere,
alleen hunnen moed en kracht tegens derzel-
yer vyanden. gebruikten. Het is volkoomen
zeker , dat wanneer een Leeuw jong gevan-
gen en onder de- huisdieren opgekweekt
word, hy zich gemakkelyk gewent, om met
hen op een vreedzame wyze te leeven en te
fpeelen; dat hy zich zachtaardig,, en zelfs lief-
koozend tegen zyne meefters gedraagt, vooral
,. zoo lang hy noch jong is ^ en dat wanneer
zyne natuurlyke woeftheit w-eder boven
koomt, h y dezelve zeldzaam aan die geene
betoont, .die hem wel gedaan hebben; Vermits
zyne beweegingen zeer geweldig zyn,,
en zynen eetluft zeer verwoed is , zoo kannten
niet verwachten dat de indrukzelen der opvoeding,
dezelve altoos , zullen-opweegen-;
hierom is het zeer gevaarlyk dat men dit dier
te -lang honger, laat lyden , o f het tegen te
ftreeveh , met het ontydig te kwellen ; niet
alleen werd den Leeuw,door de kwade behandelingen
vergrämt, maar hy bewaart ’er
zeer-lang hét geheugen-, van , en.' fchynt ’er de
wraak vair te beraam en,zoo- als hy meede de
gedachtenis der weldaden, bewaart, en ’er erkentenis
voor fchynt te betoonen. Men icaa
uit verfcheide- gevallen beiluiten ,. dat zynen
toorn edel,, zynen moed'grootfch , en zynen
aart aandoenelyk is.- Men- heefc hem zomtyds
aan.- kleine, vyanden - beledigende - vryhcedcn
z-ien vergeeven , en gezien dat hy het leeven
fchonk aan die geene , welke ter dood ver-
weezen waaren, en hem ten prooi voor geworpen
wierden ; en even als o f hv zich aan
Kann- x - - - - hen,.