zei is een weinig purgeerende, en afzettende
.M
en heeft nog een ander foort van Lathyrus
welke men Spaanfche Lathyrus noemt, en
die bladerryker is. De takken van de gene
en andere foort eindigen in ranken welke zich
om de omftaande pj anten vafthecht ën flin-
gert.
L A T O U W , La&uca. Dit L e en plant
welke by een ieder bekent i s , en in ’t latyn
•dus genoemt word, omdat de plant een melkachtig
fap uitgeeft, wanneer men haar verbreekt.
Men onderfcheid haar in twee voorname
foorten, waar van de eene aangekweekte
, en de andere wild is.
- De tamme o f aangekweekte Latpuw bevat
verfcheide foorten, wanneer men acht op de
groote, gedaante, en kleur geeft; men heeft
blanke zwarte , roode , geknopte, gekrulde
, gladde , o f ihgêfneede. Van alle deze
foorten van aangekweekte Latouw y heeft
men drie voorname , welke men meenigvul-
dig gebruikt, ’ t zy tot voedzel, ’ t zy tot geneesmiddelen:
te weeten de gekropte Latouw
o f Krop Saïaad , de ongekropte Latouw , en
de roomfcbe Latouw. Onder de wilde foorten
van latouw , is die met een doornaehti-
ge r i b het meenigvuldigfte onder ons in'gebruik.
De ongekropte Latouw, La&uca fativa non
capitata: dit is een moeskruid, dat wanneer
het aan eenig van deszelfs deelen gekweift is,
een melkachtig fap, uitgeeft ; haaren wortel
is lang , dik en vezelachtig : haare bladeren
zyn breed , glad , bleek groen , fappig', en
aangenaam wanneer zy jong zyn , maar-zy
worden bitter wanneer (de fteel zig vertoont:
deze fteel is v a ft , kegelvormig, met bladeren
bezet, twee voeten hoog, getakt, en die
op zyne toppen kleine geele bloemen voortbrengt
, ’t geen trosjes zyn welke van halve
bloempjes zyn zamengeftelt, op welke kleine
zaaden volgen , die met fpitze- pluimpjes
bezet, en platachtige en afchverwig z yn : dit
is een van de vier koude zaaden.
De Gekropte Latouw o f Krop Salaad, (Lac-
tuca fativa capitata : deze heeft veel korter
bladeren , die breeder en gekromder aan het
einde , als de voorige foort zyn; zyzyn plat
en glad , maar vormen een rond hoofd , op
dezelve wyze als de k o o l: derzelver zaad is
zwart.
Zeden eenige jaaren , dient men op de
voorname tafels , twee andere foorten van gekropte
Latouw voor, die veel fchoonder, en
met w i t , purper , en g e e l, gefchakeert is s
men noemt haar Gefchakeerde Sileefifche Latouw
, en Batavifche Latouw.
De Tuinlieden , welke de konft bezitten
om verfcheide foorten van latouw te doen
kroppen en gékrult ‘en malfch te maken ,
weeten dezelve meede blank te maken, met
de bladeren met ftroo , tot een bos by elkan-
deren te binden , terwyl zy noch jon g , en
malfth zyn. Men zaait de krop falaad geduu- ■
rende het geheel e jaar in.de moestuinen; men
trekt hen u it , wanneer zy noch jong is , en
verplant haar in wel gemeffe aarde ; door dit
middel, werden de bladeren meenigvuldiger,
en kroppen beeter.
De Krop Salaad gedroogt, en op een open
vuur verbrand zynde, fmelt op dezelve wyze
als de falpeeter , die men op gloeijende kooien
werpt..
Men noemt die geene gekrulde latouw ,
welkers bladeren ingefneeden , gekromt, en
herkromt-zyn , haare kleur is donker.
De R.oomfebe Latouw, La&uca Komana,
heeft veel fmaller en langer bladeren , als de
voorgaande foort ; z y is nodi gekrult, noch
gekropt, maar aan de onder zyde langs de ribben
met kleine, doornen bezet ;~haare bloemen
en fteel gélykeir naar die van de gemeene latouw
: haare zaden zyn zwart. Deze latouw
is een der uitmuntenfte tot falade, en tot po-
tagie ; vooral, wanneer haare bladeren wit-
acntig geel zyn.
In alle tyden.heeft de Latouw, den eerften
rang onder de moeskruiden gehoude.n: zy is
uitmuntent, zoo wel raauw , als gekookt,
en geeft een goed chyl. Z y _is bevochtigent,
verfriïfende , afzettende , en is nuttig voor
jonge lieden ; zy vermeerdert de melk der
zöogende vrouwen , en verfchaft een heilzaa-
me flaap. De Ouden aaten de Latouw alleen
op het einde der avond maaltyd, om zich een
heilzaame flaap te verfchaffen; maar onder de
regering van Domitianus , veranderde men
deze order, en zy wierd als een voorgerecht
op de tafelen der Romeinen voorgedient.
Eenige Schryvers hebben gezecht , dat het
gebruik van de Latouw , de mannen onmachtig
, en de vrouwen onvruchtbaar maakt; het
is wel waar , zeggen de Schryvers van de
Matiere Medicale , dat dit foort van plant
^het vuur der liefde niet opwekt, dat zy het
matigt ; maar echter bluft zy het niet geheel
u it : dus voegen zy ’er b y , fchoon men haar
fterk aanpryft om de welluftige begeertens te
verdooven , voor lieden welke in den onge-
huuwden ftaat leeyen , zoo behoeven echter
de
de gehuuwde mannen, welke kinderen be-
gecren, haare uitwerking niet te vreezen.
De Wilde Latouw, La&uca Sy h e f ris cofld
fpinofd, vint men in de heggen, aan de oevers
dér weegen , in de velden en weiden,
en zelfs in de wyngaarden en moeshoven ;"zy
heeft een korte wortel, fmalle , , gekronkelde
, en diep ingefneede bladeren ,. zy is met
eenigzins harde doornen langs de rib bezet,
die ’er onder is , en bevat een groote mèe-
nigte melkachtig fap ; behalven d i t ,. is zy
övereenkorfiftig met de andere foorten van
L a touw, maar zy is bitterder, zet fterker
a f, en verdooft meer. ;
Alle de foorten van Latouw werden alleen
door zaad vermeenigtvuldigt. De Tuinlieden
noemen die geene welke ronde bladeren
heeft, Winter Latouw. Om haar fchielyk te
doen opkomen , laat men het zaad vier en
twintig uuren weeleen, en droogt het vervolgens
weder op- een warme plaats ; hier na
zaait men het in February en Maart zeer dicht
in een broeibak, in voofen welke men met
een ftok maakt ,-men bedekt het luchtig met
meftaarde, en bedekt het met glasraamen ó f
.glaaze klokken. Ten einde van tien o f twaalf
dagen kan deze Latouw tot Salade gebruikt
worden. Zoo men dezelve fpoedig noodig
heeft, kan men haar binnen twee maal vier
en twintig uuren bekomen. Men moet hier
tóe het zaad in brandewyn weeleen, en onder
de meftaarde een weinig duiven meft en een
weinig'geblufte kalk mengen ; maar dit foort
van Latouw duurt niet langer als acht dagen
op de tuinbedden. De blanke krul Latouw is
de vroegtydigfte foort ; men zaait deze in het
einde van January: de andere foorten werden
in broeibakken o f op tuinbedden , gelyk de
v o o r ig e t o t het einde van April gezaait,
en men verplant haar in de.aarde, wanneer
zy fterk genoeg zyn, om haar te doen kroppen
, men maakt hier toe hooien met het
plant-yzer in de grond op den afftand van een
voet van elkanderen.
L A U R E O L A . Dit is een foort van
Thymelce die in de fchaduuwe in de bóïïchen
van Provence en Languedoc groeir. Haaren
wortel is buigzaam, houtachtig en vezelachtig
: haare fteel en zyn talryk, houtachtig,
met een afchverwige fchors bedekt, en om-,
trent drie voeten hoog. Haare bladeren komen
in eenige opzichten met die van den
Lauwrierboom en groote Myrthus overeen:
zy zytvaltoos groen, zwartachtig, dik, blinkende
en IpitSo. De bloemen zyn geelachtig.
647
en komen uit den fchoot der bladeren vo o r t:
op deze volgen kleine beziëir, welke.de gedaante
van een o ly f hebben, zy zyn zwart en
bevatten ieder een harde kern, die een weinig
langer als een hennipzaad is, en een wit»
• te pit in zich befluit.
De bladeren , de vruchten en de fchors,'
zoo wel van de wortelen, als van de.fteelen
van deze plant, veroorzaken een fterke knaging
op de tong en in de. k eel, wannéér men
’er van e e t ; dit indrukzel. duurt zelfs zeer
lang*. Deze plant inwendig gebruikt zynde,
ontftelt de maag, verwekt brakingen, ont-
fteek’t de inwendige deelen en knaagt de ingewanden.
Men gelooft dat de zaaden o f kernen van
de Laureola de zaaden der Cnides zyn, van
welke de oude Grieken gefprooken hebben r
men onderfcheid noch een ander foort van
Laureola , welkers vruchten rood zyn , en
die anders Chamcz Daphnoides genoemt word r
deze word voor het mannetje, en de andere
voor het wyfje gehouden.
L A U W R I E R B O O M , L au wer -
b o o m , L a u ru s ♦ Men heeft verfcheide foorten
van Lauwrierboomen, welke van elkanderen
verfchillen, ’t zy door de gedaante van
hunne bladeren o f door derzelver reuk. Men
maakt.geWoonelyk van de gemeene Lauvvrier
in de keukens g ehruikmen heeft noch andere
foorten van gemeene Lauwrier met breede
bladeren , met dubbele 'bloemen , met gewolkte
bladeren , en met fmalle bladeren.
Men gebruikt de bladeren van- alle deze foorten
van Lauwrier'om verfcheide fpyzen wel-
ftnakender te maken. Men heeft een foort,
waar. van de bladeren een reuk als Benzoin
hebben , maar het is echter dezen boom niet
die de Benzoin voortbrengt; wy hebben
van1 deze op het woord B e n z o in gefpro-
ken.
Het foort dat men Iroqueefche Lauwrierboom
no emtverdient om de aangenaamheit
yan den reuk van deszelfs hout en zyn gebruik
gekent te worden. Zie S a s s a f r a s .
De Gemeene Lauwrierboom, Laurus vulga-
ris, fchiet gelyk de Koninglyke Lauwrier een
groote meenigte takken ter hoogte van een
middelmatige boom u i t z y n e n ftam heeft
geen knoopen, en is met takken bezet welke-
met een dunne fchors bedekt zyn : hun hout
is niet zeer vaft en gemakkelyk te verbreken:
en hunne worteleiTzyn dik, on gelyk enfehuins-
in de aarde geplaatfL
De