
HEIDE. HEIDEN. HEIDENS CH WONDKRUID. 438
bladeren zyn eenigzins ge-fnippelt, en met
lange en lievige doornen b e z e t: zy geeft een
melkachtig en bitter fap u it: zy groeit op de-
'zelve plaatzen als de vóorige.
De K l e i n e H a z e n s a l a d e , Terra
Crepola: deze heeft een dunne , lange en vezelachtige
wortel ; haare fleelen zyn getakt,
en haare bladeren zyn minder ingefueeden
als die van den endivie ; haare bloemen zyn
g e e l, en haare zaaden met pluimpjes bezet:
zy groeit natuurlyk op de fleenachtige heuvelen
, op de dyken , en in de vervalle gebouwen
: -zy bloeit alle zpomers; op zommige
plaatzen kweekt men dezelve in de moestuinen
aan, om haar by wyze van Salade, te
eeten.
Het gebruik van deze drie foorten van Ha-
zènfalade,is ten naaflen by hetzelve; deze planten
hebben een grasfmaak, die eenigzins zout-
achtig is , en maken het blaauwe papier rood;
z y zyn verfriflende en verzachtende. Veele
arme lieden eeten de wortelen verfch, geduu- ■
rende de winter, op de wyze van moeskruiden
bereid. Het afkookzel der bladeren is
goed om het zog der zoogende vrouwen te
vermeerderen ; de koeyen , konynen , haa-
zen , en andere diergelyke dieren 3 eeten dezelve
met vermaak.
H E I D E , Erica. Dit is een plant van
welke men verfcheide foorten h e e ft; eenige
verheffen zich niet hoog , en andere worden
Leeflers. De Heide bloeit omtrent de maanden
Juny en July , haare bloemen zyn kleine
en zeer fraaye klokjes, en die verfchillen-
de kleuren , volgens de foorten, hebben.
De Heide groeit natuurlyk op'dorre plaatzen
, welke men na dit gewafch , Heiden
noemt, en ihvde boffen. Men zecht dat den
honing, die de Byën op de heide verzamelen,
geel en Siroopachtig is , en weinig gèacht
word. Deze planten, en alle die geene welkers
bloemen klokjes zyn, verfchaffen de Byen
een ryke inzameling , om dat het honingachtige
fap ’er beeter in by een verzamelt is , en
mogelyk minder uitwaaffemt. Wanneer d eZy-
wonnen gereed zyn om de gedaante-yerwiffe-
ling te ondergaan, zoo geeft men hen kleine
heibezemtjes , in welke z y hunne tonnetjes
fpinnen. Men befchouwt de bladeren der
Heide als pisdryvent.
H E ID EN.-Men noemt dus de eenzaame
Ure eken Lands, welke verfcheide foorten van
kreupel-gewaiïen voortbrengen, dat is te zeggen,
ftükken lands, op welke brem, vaaren,
hulfl, heide, braambeziën , en eenige gene-
verboomen, groeijen. In Provence , zyn de
Heiden met weinig doornachtige planten bezet;
zy.zyn altoos met majolein, melifïe, la-
yendel, eerenprys, betonie, falie, tym, en
zelfs jasmyn , enz. verfiert. Hoe woef: en
rouw deze heiden ook zyn mogen , zoo heb?»
ben zy echter haar gebruik. Men verbrand
deze planten wanneer zy nog'groen zyn,omtrent
het einde van den zoomer , o f wanneer
zy droog; zyn: haaren affche verbetert de aarde
, en het vuur belet de wortelen om weder
uit te fpruiten : maar men moet de verfprei-
ding van het vuur vermeiden, met de Hoppe-
len en kruiden uit te roeijen , op de plaatzen
alwaar men vreefl, dat het vuur overflaan
zou, met flil weder te verkiezen , -en eenige
affnydingen te maaken. Wanneer deze planten
verbrand z yn , roeit men de wortelen der
heeflers' met een houweel uit, ennadeherffl-
regens, ploegt men dit Land met groote voo-
ren om : men beploegt het in dé lente , ten
tweede maal, en men kan ’er alsdan haver in
zaaijen : het tweede jaar moet men het drie
, maaien wel omploegen , zoo men ’er kooren
in zaaijen wil , en in het' derde zal het een
goede oogfl vóórtbrengen.
Hoe veel landen leggen niet onbebouwt in
de Nederlanden , Vrankryk, Duitfchland,
enz. welke beploegt, bezaait, en vruchtbaar,
door een diergelyke bearbeiding zouden kon-
nen gemaakt werden! Ik beken dat de heiden
welke zandachtig, keifleenachtig , veenach-
tig , enz. zyn ,. geen eigenfchappén bezitten
om bebouwt te worden ; maar zyn ’ er geen
andere voortbrengzelen welke men ’er van
trekken kan , en die men , door gebrek van
rechtflreekfche o f plaatzelyke kundigheden,
genoodzaakt is om van de buitenlanders te
koppen ?
Wanneer w y de gronden van alle land-
fchappen van Vrankryk bezichtigt hebben,
zoo hebben w y dezelve met alle vereifchte
oplettenhéit onderzocht, zelfs door middel van
de ontbinding. By 'onze wederkomfl te Pa-
r y s , hebben w y hier van mondeling aan de
Staatsdienaars verflach gedaan; en wy wachten
thans alleen naar bevel om deze gewichtige
waarneemingen breeder in gefchrift voor
té Hellen , als meede die geene welke op de
Konflen en Handwerken , o f aanlegging der
groote weegen, betrekkelyk zyn.
H E ID E N S C H W O N D K R U ID ,
G u lde R o e d e , VirgaAurea , dit is een
plant
HEIDEN-YSOP. H E I L B O T . 439
plant waar van men een zeer groot getal foorten
heeft;. maar die van welke men het me-
nigftvuldigfle geb ru ik,'in de. Geneeskonft
maakt, zyn die foorten , welke fmalle en
breede bladeren hebben.
Deze planten , fchieten verfcheide fleelen
u i t ,. welke een hoogte van drie voeten hebben
, deze zyn rond, gegroeft, en met een
fp ons achtigs merg vervult; de bladeren zyn
beurtelingfch aan de fleelen geplaatft; de
bloemen zyn geftraalthebb en een goudgee-
le kleur , en "worden door een kelk onder-
fleunt die uit verfcheide fchubswyze bladeren
is te zamen geflelt. De bloemen van het
Heidenfch JVondkruid met fmalle bladeren ,
zyn airswys langs de toppen der fleelen gè-
fchikt; maar in het foort met breede bladeren.,,
’t geen het Groote Heidenfch PEondkruid
is , zyn de bloemen zonnefchermswys ge-
fchikt. Deze planten groeijen op bergachti-
• ge plaatzen, en in de fchaduuwryke en vochtige
boffchen, zy bloeijen in Auguftus, September
en Oótober, men verfiert ’er de rabatten
van de groote-tuinen-meede.
Het Heidenfch Wondkruid heeft een za-
mentrekkende en bittere fmaak; het is zuiver
rende, wondheelende , en bevordert de-wa-
terloözing. De bladeren en bloemen van de
twee foorten welke w y befehreeven hebben,
vind men in meenigte onder de Zwitzerfchë
Wondhelende kruiden, aan welke zydenaam
van. Faltranchs geeven. Deze plant werd met
nut in vleefchnat o f gerfbewater, tegens de
roo.de loop, bloedftortingen ,. en ee'rftbegin-
ixende waterzucht, voorgefchreeven.
H E I D E N - Y S O P , Helianthemum Vul-
gare , dit is een. plant die in de- boflchen en
op de bergachtige, plaatzen groeit, en mede
onder den naam van Kleene Ciftus bekent is.
De, Heiden-Yfop heeft een witte en houtachtige
wortel: haare fleelen zyn talryk, en liggen
op de aarde, zy zyn dun, rond, wollig,
en met lange en fmalle bladeren bekleed,
welke aan. korte fteel'en zyn vaftgehecht,. zy
zyn aan de boven zyde groen, aan de onder-
zyde witachtig,, van een lymerige fmaak , en-
maaken het blaauwe papier eenigzins rood.
Haare bloemen ftaan aan de toppen der fleelen
, en zyn als lange airen gefchikt, zy be-
ftaan ieder uit v y f blaadjes , die rooswys gefchikt
, en geel zyn. De ftamper -verandert,
in een vrucht van een driehoekige figuur, die-
vry groot i s , zich in drie deelen van een-
fcheid, en eenige zaden bevat, welke meede-
driehoekig, en ros zyn.. Men bedient zich
alléén van de wortelen en bladeren van deze
plant: zy worden wondheelende, en van dezelve
krachten gefchat als de waalwortel ,
om alle foorten van vloeden, en voornament-
lyk de bloedvloed te floppen ; men bedient
’ér zich mede met een goed gevolg van , om
de teeldeelen welke met zweeren bezet zyn ,
te wafichen.
H E I L B O T , Hippoglojjus. Dit is een
platte breede wifch, welke men op de kuften
van den Oceaan vint. Men kan dezelve als
een foort van Schol o f rumve Schol, befchouwen
., vermits mén ’er in de Noordzee vangt
welke hondert en twintig ponden weegen :
men vangt ’er zelfs by Ysland welke vier hondert
ponden zwaar zyn. Z y hebben in zeker-
voegen een verfchrikkelyk aanzien : haaren
bek is bochtig, en zoo wel boven als onder,
met een dubbele rei tanden gewapent, welke
een weinig binnenwaarts geboogen , en zeer
fcherp zyn: haare tong'is zeer fle rk , lievig,
en aan het achterfle gedeelte met een meenigte
kleine tanden gewapent zyn , welke mede
zeer fcherp zyn: haare kieuwen zyn ook met
diergelyke Hekels bezet, en aan' de boven zy de
zyn zy met drie bedekzelen o f ooren bekleed.
Dezen visch heeft geen fchubben, en
zwemt op zyn plat: hy. is te dun om zich achterwaarts,.
ter zyde , en voorwaarts , met zoo
veel gemak als andere viflchen van dezelve
lengte , te konnen beweegen.. Men vint in
de maag van deze onmatige groote Sc h o f haringen
en andere viflchen „ . die niet geheel
verteerd, maar, door het groot getal tanden
van welke wy gefprooken hebben,. geheel
verfcheurt zyn. Haar lichaam is in het
rond geheel met vinnen omzet: haar uiter-
lyke gedaante, vinnen, ingewanden, alles
koomtmet de Schol overeen ; haar ontbreekt
meede een. blaas om lucht in te befluiten : dit
gebrek, maakt dit foort van viflchen onbe--
kwaam om zich hoog in ’t water op te heffen
o f ver te zwemmen. Men merkt meede in de
heilbot dat vlies op, ’t geen de Natuur aan
alle- de viflchen van dit foort , welke flechte
zwemmers zyn , gegeeven heeft, en dat zy
als een fluyer over de oogen trekken, om d e - .
zelve voor de fcherpte van het zand te- be-
fchutten , wanneer zy zich in hetzelve ge-
duurende de flormen begeeven , om door de
baaren niet gefchokt te vvorden..
Dezen vifch is vry gemeen te Antwerpen:
zyn vleefch heeft een zeer goede fmaaak, maar'
het fi*te vet om gemakkelyk verteert te Iton-
nen. woorden., In'Neder-Saxen bereid men
van