
H Y A C I N ÜjC) T , H Y B O U C O U H U . H Y D R A ,
In Vrankeryk , en vooral in het zuider gedeelte
van ditRyk , behoeft men weinig moeite
tot de aankweeking van de Tuberoozen te
gebruiken; men kan ze in de vrye aarde planten
, en zy zullen fchoone bloemtroflen vóórtbrengen
, welke een lieffelyken en doordringende
reuk van zich. geeven. Vermits de Tuberoos
uit warme landen oorfpronkelyk is ,
zoo bemint z y de warmte , en ducht de koude;
men moét haar niet voor de maand Maart
planten, en voor den vorft befchutten. Hoe
krachtiger en gróoter de bollen zyn , hoe
fchooner bladeren , fleelen en bloemen, zy
vóórtbrengen. .
Den aart der Tuberoozen brengt meede,
dat zy onderling van elkanderen in fpoedig of.
langzaam groëijen verfchiUen. De eene ftaat
jeeds in volle b lo e i, wanneer de andere zich
noch'maar even vertoont , fchoon z y hetzelve
voedzeL genieten , en op dezelve wys
geplant zyn ; het gebeurt zelfs zomtyds dat
de fleelen van eene bloem zich achtervolgens
vertoonen : de laagftebloéijen eerft én dus
vervolgens. Eenige Tuberoozen bloeijeri
laat , én in potten geplaatft zynde geeven zy
vroeg in den winter bloemen. Het voordee-
ïigfte is , dat men de Tuberoozen in potten
plant; men geniet alsdan haare fehoonheit na
zyn begeerte, met de potten in een laag mift
te plaatzen. Men moet deze bollen in het
begin van Oélober uit de aarde neemen , om
dat z y door jde vorfl niet zouden overvallen
worden.
Het is een geeflig uitgedacht middel , om
de witte kleur van ae Indiaanfche Hyacint,
door een lichte fchakéring van rood, fterker
te doen voorkoómen , ’t geen haar verfiert,
en om dus te fpreeken , onkenbaar maakt.
Men plaatft.de fleel van een Tuberoos in het
ileurende fap , ’ t geen uit de 'beziën van een
plant geperflis , die door Tournefort^ F.hyto-
.laca Americana fruStu majori, genoemt word;
H geen een foort van Virginiaanfche Morel
is . Deze plant’ duurt verfcheide jaaren , en
haare beziën zyn omtrent Auguftus o f September,
ryp. Men moet opmerken, dat zoo
h e t fap der Phytolaca te dik is , het om zyne
lymerigheit met op klimmen kan; en zoo het
in tegendeel door te veel water verdunt is ,
'het geen kleur gen o ég verfchaffen kan, en dé
bloem maar een geringe roodheit by zal zetten.
Wanneer het vocht van een middelbaa-
xe vloeibaarheit is , zoo zullen^ de bloemen
een kleur aanneemen . die van dit vocht ontleent
is , en het zal lan'gs de fleelen kenmer-
hen van zyne opklimming , achter laaten.
Men kan het zelfde omtrent de gemeene Hyacinten
in \ werk flellen. Men kan meede
de blaauwe Hyacinten wit maaken : men behoeft
hier toe maar alleen de bloemen met
zwavel te berooken ; en zoo. men zich met
behendigheit van deze kleine lift weet te bedienen
, zoo kan men de bloemen aan een en
dezelve fleel-, op een bevallige wys fchakeë-
ren ; nien laat eenige bloemen haaré natuur-
lyke kleur behoudeu, en beneemt die van andere,
geheel , o f maar voor een gedeelte : deze
mengeling van kleuren in de Hyacinten,
als zy noch met de bol vereenigt zyn , baart
verwondérihg in die geehe , welke de een-
voudighëit van het geheim niet-kennën , dat
het zelve .uitwerkt.
H Y B O U C O U H U : dit is een Amen-
kaanfche vrucht, die de gropte en gedaante
van een Dadel h e e ft, maar niet goed om té
eeten is. De Inwo.onders periïeh ’ er e^-n olie
uit | die zy in vaten bewaaren , welke van,
uitgeholde vruchten gemaakt worden, en uit
welke men het vleefch wegneemt, ’t geen in
de Indiaanfche taal Caranieno? genoemt word.
Deze' olie werd voornamentlyk tegens een
landziekte gebruikt , welke van een groote
meenigte wormen voortkomt, die de groote
van ziertjes hebben , en zeer fmertelyke ger
zwellen , ter groote van een boon , vormen,
en zeer verfchrlkkelyke toevallenwéroorza-
ken. Dezen olie is behalven dit noch z.e-
nuuwfterkende , en good om de vermoeidë
leeden te veffterkeii, en zelfs om de wonden
en verzweeringen te zuivéren.
H Y D R A . He; grootïle gedeelte der
Schry veren „ geeven deezen naam aan een
Slang met zeeven hoofden, welkers beftaan
yolftrékt tegens de order der Natuur fchynt
’ te ftryden. Echter béfchryft Seba ’er een.,
die hy zecht, dat in het jaar 1720 , te Hamburg
, te zien was ; en welke, men voor tien
duizent Hollandfche guldens, te koop bood.
Coenraad Ge stier? beeld meede , in zyne Hi-
Jlorie der Dieren, Lib. IV. pag. 459. een Hy-
' dra met zéeven hoofden , twee pooten , en
een gekronkelde 'ftaart, af. Hy zecht, dat,
deze affchuuwelyke zevenhoofdige Wgter-
flang, uit Turkye, in het jaar 1530 , te Venetië
gebracht wierd, alwaar men haar open-r
baar ten toon ftelde , en dat zy vervolgens
aan den Kóning van Vrankryk gezonden
wierd : men fchatte haar niét minder als op
zes duizent dukaten. Het zou geen eind hebben
, zoo wy alle diergelyke voorbeelden vat).
Hydraas
HYDRA.
'Hydraas wilden aanhaaien , welke ons een
-zamenmengzel van bedrog en verdichtzelen
-fchynen te zyn.
Verfcheide Schryvers zeggen, met meer
waarfchynelykheit dat de Hydra een Slang is
■ die zich in het water onthoud, en die men in
-de moeraden,-meeren en rivieren vint; dit is
■ de JVatcr-Slang, Matrix , welke op de aarde
en in het water le e f t ; zy gelykt naar 'een
-kleine Land Afpic , maar haaren kop is zoo
■ breed niet. Haare beet is gevaariyk; men
fterft den derden dach , na dat men hevige
fmerten uitgeftaan-heeft; de gemejpne genees-
- middelen die men ’er tegens aanwend, zyn de
.theriakel, mitridaat, en byzonder de vlugge
•alkalyne zouten. IX Ablancourt ze ch t, dat
wanneer men ’er van gebeeten is , het befte
’hulpmiddel dat men ’er tegen aan kan wenden,
is., dat men aanftondshet gebeeten deel
affuyd , voor dat het vergift in de anderen
overgaat. -
De Heer Linn&us geeft den naam van Hydra
aan een foort van groenachtige Polypus ,
'welke men in Upland , een Landfchap van
■ Zweede-, in de grachten vind; wanneer men
deze in ftukken fnyd , koomen ’er wederom
zoo veel andere Hydraas van voort. Zie P o -
l t p t j s . :
De Hollandfche Reizigers, geeven den
naam van water Hydra aan een vifch , welke
zich onder de evenachtlyn onthoud , en vier
o f v y f voeten lang is. Z y zeggen , dat deze
vifch zoo fterk in zyn tanden is , dat wanneer
hy een menfch by een arm o f been vat,
b y hem onder water .trekt. Zyn bek is wyd-,
■ en zyne tanden fcherp ; men vangt hem met
een groote vifch angel die de dikte van een
vinger heeft , aan welke men een ftuk vleefch
vafthecht; maar het is minder zyn en fmaak
■ die men raadplegen moet, als die van zekere
kleine vifcbjes , die altoos voor hem uit
.zwemmen , en die aan het aas zuigen , voor
-dat de Hydra het zelve aanroert; zoo hen
.geen leet wedervaart, nadert de Hydra on-
b e fc h ro om te n raakt aan den angel vaft.
Verhokum een Hollander , .ontmoete ’er, in ■
zyne reis naar de Ooft-Indië, in het jaar 1607.
een groot getal , en verbood het Scheeps
volk om zich te baaden, om dat men dikwyls
door deeze dieren verrafcht word. Een mee-
•nigte matroozen wilden van dezen vifch niet
■ eeten, en andere vonden des^elfs,vleefch
-zeer goed ; zy fnecden hen. den buik op ,
■ om ’er het' ingewand uit te haaien, ’t
geen zy in zee wierpen, wanneer het aanftonds
1. D eel.
H Y E N A . +8x
door de andere Hydraas verflonden wierd.
H Y jlN A , Hyena. Geen dier is ’ervan
welk men zoo .veel buitenfporige vertellingen
verhaalt heeft,, als van dit; wy zullen van
de Hyena alleen, volgens de Befchry ving van
den Heer de Bujfcn , de echtfte byzonderhe-
den opgeeven.
De Hyena is door verfcheide Natuurkundigen
en Reizigers , met andere dieren verwart
, gelyk de Cbacal, Civetkat , en Veel-
vraat? waar van dit dier echter veel verfchilt
fchoon het eenige overeenkomften met dezelve
heeft,
De Hyena heeft ten naaften by de groote
van een W o lf , maar zyn lichaam is korter,
en meer . in een gedrongen ; deszelfs kop is
korter en .v-ierkanter ; zyne ooren zyn lang ,
recht , en kaal ; zyne pooten en vooral de
achterfte zyn veel.langer; zyne oogen zyn
gelyk die der honden geplaatft ; het hair van
zyn lichaam is lang, en gelykt een foort van
borftels van een donkere graauwe kleur , die
met een weinig vaalroód en zwart gemengt
isr benevens dwars loopende golven. Hy is
mogelyk het eenigfte van alle viervoetige
dieren , dat maar vier -nagelen aan de pooten
heeft, zoo wel aan de achterfte als aan de
voorfte: hy heeft gelyk de Das, een opening
.onder de ftaart, maar die tot in het lichaam
niet doorgaat; -het is deze opening ,.. welke
heeft doen -zeggen , dat dit dier mannetje en
wy fje te gelyk was.
. woeft en eenzaam dier, onthoud zich
in de hooien der bergen, fpleeten der rotzen,
en hooien , die het zich zelfs onder de aarde
maakt. Het heeft een wilden aart, en fchoon
hét geheel jong gevangen word, zoo kan het
niet gemakkelyk tam gemaakt worden. Het
leeft van den roof, gelyk dc W o lf, maar het
is veel fterker, en fchynt veel ftouter te zyn;
het taft zomtyds de menfchen aan, het werpt
zich óp hét vee , volgt de kudden van na b y .
/en verbreekt des nachts de deuren van de
Hallen. Zyne ooge glinftercn in den donker,
en men wil dat het des nachts , beter als by
den dach. zien kan.; zyn geluic bootft, volgens
het verhaal van Kampher , die zulks gehoon
heeft, het gebulk der Kalven na.
., De Hyena verdedigt zich tegens de Leeuw,
ducht d e Panther n ie t, en velt de Once ter
neder. ^ Wanneer dit dier geen levendige
prooi bekoomen kan, zoo graaft het de aarde
met zyne pooten op,, en verfcheurt de doode
liebaamen der menfchen , en dieren. Men
p PP ' vint