68 A RGUS . A RM EN IE SCH E -ST E EN , ARMEN: W O R T E L . ARMÖN: Z O U T .
Men vint zomtyds , in den omtrek van
Alençon , naby de yzermynen, luifterryke
Arendfteenen, die zwartachtig en zeer zwaar
zyn : men moet dezelve als een foort van
holle vitrioolachtige vuurfteen befchouwen.
Zie het artikel V u u r s t e e n .
A R G U S , deze naam geeft men aan een
■ kleine Vlinder met. zes pooten, welkers
vleugelen rond en geheel blauw zyn, en op
welke men een^groot getal o ogen ziet: deze
vlinder is zeer gemeen, in de weiden en
heiden. Men merkt verfcheide foorten van
deze aanmerkenswaardige, vlinder, aan, om
het foort van oogen. die op derzelver vleugelen
getékent zyn :' zy verfchillen alleen in
d;è' kleur der vleugelen , in het g etal, de
fchikking , en de kleur van dit. foort van
o ogen, dat haaf de naam van Argus heeft
doen yerkrygen.,
A R M E N I E S C H È - S T E E N , Lapis-
Armenus : men noemt hem zomtyds ÏVyfjes
Azuurfteen , o f kVefierjc.be Azuur ft een : zie
A z u u r en L a p i s L a z u l i . Deze -Reen
is gruisachtig,. ondoorfchynent, zoo hart
niet als de Lapis Lazuli, verkrygt door het
polyften een doffe glans, van een groenachtig
o f donker blaauw , en. is van de vuur-
f t eenige o f goudachtige deeltjes ontbloot die
men zomtyds in de oófterfche Azuurfteen en
ontmoet. Vermits zekere uitwendige eigem-
fchappen de Armeniefchen-fteen naar den
waren Azuurfteen doet gelyken,. zoo moet
het niet vreemd fchynen dat eenige Jood-
fche en Turkfche Kooplieden zomtyds den
êenéiT voor dén anderen verkoop e n , aan
lieden die geen groote kennis van dit foort
van fteenen hebben : £hier in dingt hét ber
drog met de. onkunde naar den prys}. Echter
verfchilt den waaren Armeniefchen-fteen
wezentlyk van den Laps La zu li, hier in
dat hy in het vuur verkalkt, en. tot glas
©vergaat, en dat zyne kleur door het zelve
vernietigt wort. Het blauwe poeder dat men
uit denzelven trekt, is.mede veel minder in
fchoonbeit en duurzaamheit als het Ultra-
marin ; maar hy is hier tegen, weder die,
van alle de blauwgekleurde fteenen., uit.
welke men de grootfte menigte koper van
het befte foort trekt. Men maakt gewoone-
3yk uit deze fteen het nagemaakte bergblan
dat men in de winkels vint. Men bedient
*er zich in de fchilderkonft en tot verwen
van-;: men verkoopt het zelve dikwyls onder
d en ngam van groene afleken*, YQçra.1 wan-
.neer het in poeder is , err op dezelve wys-
bereid is als- de Armeniefche-fteen, ’t welke ■
w y in onze M in e r a a l k u n d e befchre-
ven hebben: men trekt ’er eerft het gemeene
o f kleine Ultra-Marm-,. o f het gemeene Azuur
poeder u i t ,. vervolgens de groene aftche,
dan het aardgroen, en eindelyk. het water-
groen; alle droogeryen welke de Verfver-
koopers in meenigte verkoop en .
De Armenifche-fteen , die voormaals alleen
in Armenie gevonden wiert, vint men
tans in het gebied van Napels, in Tirol,.
Bohemen en Wurtenbergr men vint dezelve
mede in Auvergne. Lemery zecht dat dezen
fteen in poeder ingegeven, een goed buik-
zuiverent middel voor de maanzieken is s
doch men kan niet te omzichtig; niét dier—
gelyke middelen z y n t e n minften zoo he3
niet uitwendig is..
A R M E N T E SU H E N -W O R T E L r
R.onas. Dit is , zecht Lemery., een wortel
die een. weinig-dikker als . die v.an> het .Zoethout
is, en die, gelyk. d e z e n z i c h ver in:
de aarde uitbreiden: hy groeit in. Armenie.
o f Turkomanië, op, de grenzen van Perfië *.
naby de Stad Eftabac ,, en nergens, elders,.
Hy geeft in weinig tyd. een hooge r.oode
kleur aan het water: men bedient zich van
denzelven in het gebied van den Grooten
MogoL om de kattoene lynwaten te verwen..
Men dryft. ’er fterke handel mede; in Perfië-
en Indië : hy geeft fchielyk eene zoo zwaare
kleur, dat volgens het verhaal van Taver-
nier, in zyne Perliaanfche Reisbefchryving y
wanneer een Indiaanfche Bark, die met dezelve
geladen was , op de Ree van Ormus
vergaan zyn de , de Zee langs de kuft ge-
duurende eenige dagen geheel rood geverft
bleef* alwaar de. zakken met. deze wortelen
dreven. _
A R M O N I A K Z O U T o f A mman
ia k z o u t , Sal Ammoniacum. Men en -
derfcheid tans twee foorten van Armoniak-
zout , het Natuurlyke en het door Konftge—
maakte*
Het Natuurlyke Armoniakzout verheft zich
van zich zelven door de fpleeten der tochtgaten
die de zwavel vóórtbrengen,-niet Ver'
van Pouszoli: het hecht zich-in de gedaante
van een. wit roet aan de fteenen. die men o p
deze fpleeten plaatft: men doet dit zout in-
het water fmelten; en door de -uitdamping-
kriftalUfeertbst. z k k in vierkante lichaamen*
a r o m a t ï t ü s . a r o m ê u .
en fthynt vry wel te gelyken tiaar dat van
de Ouden.
Men kent twee foorten van door Konftge«
maakt Armoniak&oUt; het eene-heeft de gedaante
van onze fuikerbrooden, dit is afeh-
kleurig, en koomt uit Indië. Dit foort begint
zeldzaam té worden ; het ander foort
van Armoniakzout dat zeer gemeen i s , en
doorgaans in den Kóóphandel verhandelt
wort , heeft de gedaante van ronde platte
brooden, die drie o f vier duimen dikte hebben,
waar van de eene zyde hol en de andere
verheven is. Deze brooden zyn uitwendig
afchkleurig, en inwendig wkachtig
en half doorfchynent, Men bekommt dezelve
uit Egypte en Syrië,
Eenige Schryvers hebben valfcheïyk voorgewent,
dat dit Armoniakzout niets anders
is als de pis der Kameelen , dat natuurlyk
door de groote hitte der zon opgeheven wort
op de zandvlaktens; van A frika: men heeft
nauwkeurige berichten van den Vader Sicardr
Zendeling in Egypte, betreffende de rechte*
wyze op welke déze Volken, deze bereiding
verrichten.
Mep- gébruikt tot liet vervaardigen van het
Armoniakzout, het roet dat men vergadert
van den drek der dieren, en vooral van de
Kameelen. In Egypte, alwaar het hout zeer
zeldzaam is,, mengt men deze uitwerpzelen
met ftroo , en maakt *er een foort van kluiten
van- om te branden.. Men verzamelt het
roet dat ’ er vap. voortkomt , en doet het in-
groote glazen vleffchen: men mengt het met
zeezout, dat in pis van kameelen o f andere
laftbeeften ontbonden is; het zout dat zich
uit dit mengzel opheft, wanneer het op een
fterk en langduurig, vuur geplaatft wort, is
het Armoniakzout.
Vermits dit zout vlug en doordriiigent is ,
zoo is het zeer nuttig om.de verdikte en flym-
achtige vochten lostemaken en te verdunnen,,
en goed in gevallen in welke men. een fterke
beweging verwekken moet,
A R O M A T I T U S , een koftbaar gelte
ente van een bitumineufe zelfftandigheit,
dat in kleur en reuk met de Mirrhe overeep-
ftemt. Men vint dezen fteen in Egypte en
Arabië,
A R O M P O*, o f Menfchen - eeter,. een
dier van de Goudkuil, welkers lang en dun
hair een bruine kleur heeft: het is kenbaar
aan een zeer lange ftaart, welkers einde met
een. bos haft bezet is, De Negers noemen
AROÜGH: A R R A . A R T ICH O E . 69
het zelve Menfehen«eeterom dat het zich
met de doode lyken der menfchen voed, die
het met zyne nagelen opkrabt,
A R O U G H E U N , een dier dat men in
Virginië- vint j en geheel overeenkomftig
met den- Bever is;, uitgezonden dat het zich
op de boomen onthoud gelyk de Eekhorentjes,
.
Het vel van dit dier maakt een gedeelte
van den handel u it, die de Engelfchen met
de Wilden dry ven welke in dé nabuurfchap
van. Virginië woonen. Deze peltery wert
hoog in Engeland gefchat.
A R R A o f A R r a s , een foort van
fchoone en groote Papegai, ' die men op
Guadaloupe vint. Zie P a p e g a i .
A R S E N I C U M , zie R o t t e n k r u i d ^
A R T I C H O K , Cinara jive Scolymus
een tuingewas met troswyze ingefnede bloemen.
Men heeft v y f foorten. van Artichok-
ken die in onze luchtftreek aangekweekt
konnen worden;» te weeten de groene, de
violette ,. de roode , de fuikerachtige Ge—
nuafche,. en de witte; ieder van deze foorten
heeft zyne voordeelen en ongemakken.
De witte groeit het fpoedigfte, maar zy is
zeer klein en moeyelyk om aan te kweeken«,
De violette geeft weinig voordeel. De
r-oodë. is niet goed als om jong met zout
en peper te eeten : zoo men dezelve groot:
laat worden , werd haar vleefch hard. De.
fuikerachtige Gen uaafche heeft een fyne en.
fuikerachtige fmaak wanneer zy raauw gegeten
w o r t , maar zy ontaart na het tweede
jaar. De gröéne zy-n byna de eenige die
door de Tuinlieden f in VrankrykJ aangekweekt
worden, Dit laatfte foort werd,,
door aankweeking en zorgvuldigheit , zeer
fchoon , vooral wanneer men alleen de;
voornaamfte knop aan den fteel laat. -
Men kan voor den winter de fteelen van
de Artichokken affnyden ,. welke lang in-
fris zand goed blyven. Deze plant is niet
beftant tegen den vorft , voor welke men.
haar befchut met haar te dekken. Op de
zachte winter dagen moet men het hart der
plant tegen het zuiden lucht geven , om.
haar voor verrotten te bewaaren. Men vermeerdert
dezelve door afzetzels o f loten,.
Op vochtige plaatzen moet men dezelve o p
rugswyze bedden planten,.
1 1 O *