
zynen wil op kan rechten en nederleggen ,
Beeft de kop van een dezer.vogelen ontleed,
en heeft aan dezelve een fpier o n td e k td ie
Bem toefcheen eenig in haar-foort, huit-en
vezela.chtig te zyn., op de wyze van een vlee-
zig vliesje, en die van dén oorfprong_van het
bekkeneel voortkoomt, vleeziger aan haaren-
oorfprong aan het onderfle gedeelte, omtrent
het voorhooft, en vli'esacntiger aan het op-
•pergedefilte,.omtrent de kruin van het hooft i%
in welk de vederen van den kop vty diep ingeplant
zyn : wanneer men.deze fpier naar dè
kruin van den kop trekt r zoo richte zy de
kuif op, en wanneer men dezelve nederwaarts
naar den bek trok.,, zoo ging. dezelve leg-
gen. .
De Schryvers eigenen de Hoppe maar eene
aanmerkelyke. eigenfchap to e , welke is , dat
hy nuttig i&tegens het kolyk.,. in zelfflandigr
heit, o f in een.afkookzeLgebruikt..
Men vint in de Weft-Indië Hoppen, die
venvoiideriyk fchoon z y n , en voornamen tl yk
die van het Eiland Trinité.-*, en-het .Rotten'
Eiland; de kuif van-deze vogelen heeft e.erf: levendige
goudkleur, hunne Haart.is zwart,
het overige van hunne vederen is- geel , met
verfchilende kleuren gewolkt, en den omtrek
van de wangen fcharlaake rood. Hun voedzel
i$ de vrucht van een boom , welke door
de Wilde ,. P.inézabfou genaamt* word,.: Zie
dit woort.
De Berg - Hoppe ,. is een eenzame vogel-,
welke zich met krekels , en andere kleine in-
feóten ,. en kikvorflchen yoed ; de kleur yan
zyne vederen is donker groen; zyn,kop is
- g e e lm e t . hloekieurige "vlakken gereken*:
zyne gepluimde kuif gelykt naar de maan en
van een paard : zyn bek. is rood ,„ en zyne
pooten bruin. Albinus zecht, dat dezen vogel
de Bofchkraai. van de Zwitzerfche kantons
is.
Mén vint.mede in Q.oH-Indiëeen gekuifde:
Paradysvogel, maar hy is zeer zeldzaam. In
Mexiko geeft men. den naam van gekroonde o f
gekuifde Vogel, aan ;eenHoppe, welkers kuif
groénachtig., en dén bek-hart is-, de vederen
zyn met groen gemengelt , en de gr o o te pennen
van .den Haart en. der vleugelen fcharla-
ken rood : hy zet zyn kuif op.-, en lecht dezelve
neder ,gelyk onze hoppe*.-
H O R M IU M '.. Hormiüm verum | di t - is-
een plant die:men in de tuinen aankweekt: z y
hééft eenïgc övereenkomft met de Salie, ver-
fëljéfde lieden vermengen dezelve met de
Scfltku. Zxc.dit
De Hormium, heeft een houtachtige , en*
vezelachtige wortel; haare Heelen zyn omtrent
eene voet hoog ,. roodachtig , vierkant,
wollig en getakt,; haare bladeren Haan
-tegen elkanderen over ,, en-zyn wo llig, zy
hebben, weinig reuk.,- en een..geringe bittere-
fmaak ; de toppen der. He.elen.zyn met een
verzameling, van, purperachrigë op het violet*
trekkende bladeren bezet:. haare bloemen ,.
die uit den fchoot der bladeren voortkoo-
men , zyn bekswys , van een purperachtige
en witte kleur ; op dezelve volgen zaadhuisjes
die rondachtige zaaden bevatten , de ge—
heele plant is afveegpnde oplofleiide , en-
maag.verHerkende^, r
. ' H-.O T A M B JE IA . Dezen naam r geeft
men aan de Hinkende Slang, van Cylon : z y
heeft een geéle kleur, en beledigt niemant:
door haarebeeten , ten minHen zoo men haai?/
niet tergt ;,doch weinig lieden houden zich:
met deze uitfpanning op , want zy geeft uit.
haaren bek een zoo Hinkende damp u i t , dat
men- genoodzaakt, is ,..de. vlucht te nee-
men..
H O U P E R O U ,, dit is een zeer gevaar—
lyke Am-erikaanfche vifch. Tbevet zecht ,
dat hy alle andere vifïchen..verflind,.uitgezonden
een eenige , die zoo: groot als. een
Karper is , en die hem altoos vólgt., ’t z y
door een natuurlyke géneigtheit ’ t zy om
zich voor .eenige andere vifichen te beveiligen.
W an n e t de Wilden-,geheel naakt vis--
fchen-, zyn ..zy m,et. reden -voor. de Houperou*
beducht;, want zoo hy hen ontmoet, doet
hy hen verdrinken, o f verworgt hen, o f zoo-
hy hen b y t , neemt hy met zyn tanden het.
deel weg dat hy vat. Deze vifch heeft on-.-
der de keel twee aan b ang ze lawe lk e naai?
fpeenen van .een. geit gelykén.
I IO U .R IT E ,,. , dit is. een vifch van de~
Afrikaanfche Eilanden-, . van welke Dapper-
fpreekt ,t en welke men en meenigte op Madagaskar,.,
eet. De vifch Hourite, welke wy.
by een Beminnaar der Natuurlyke HiHorie ,
in Zeeland gezien .hebben1 had. veel overeen—
komHt met. een Spiering die blaauwe vlakken-
heeft:
H O U T .' Het- Hout..is:die harde HofFe
welke ons het inwendige gedeelte van de-
hoornen, en heeHers verfchaft. Het verfchilrv
in zwaarte , dichtheit en hardheit in de ver—
fchillende boomen, zelfs in .dezelve foor*-
WfL:
■ üeir van boomen welke in byzondere gronden,
o f in verfchillende gronden gegroeit zyn.
De dichtheit van het hout heeft altoos over-
eenkomft met den tyd van deszeifs aangroei:
de boomen die- het langzaamfte- groei jen ,
hebben altoos het hardde houd , en hét tegengestelde
, heeft in die'geene plaats, welkers
aangroei zeer fpoedig is.
De verfchillende aart van het hout, waar
van het eene langer in het water , en het andere
langer in de lucht duurt , maakt het tot
verfchillende gebruiken nutetig. Hoe meer
hardheit en valtheit het hout heeft,, hóe nuttiger
het tót alle foorten van: werken , en
vooral tot het fchrynwerk is, De Duitfchers
by welke de Hollanders hun hout tot het
Schrynwerk , en ‘een menigte andere gebrui-
'ken , zoeken moeten bezitten een eenvoudig
geheim om het deze eigenfchap te ver-
fenaffen. In de lente, wanneer het lap in'
overvloed opldimt, ontdoet men de boomen
van hunne fchors , welke zich alsdan gemak-
k e ly i laat afïcheiden , en men laat de boomen
dus hefe geheele jaar. liaan. In de volgende
Lente fchieten zy noch eenige bladeren
uit; en in-de tyd in welke men~deboomen>
omkapt, 'roeit men deze b o om en .u itw e lk e
alsdan een duurzamemhout verfchaften-Volgens
de proefiieemingen, van. den Heer de
Buffon , werd het, het fpinc van de dus wan'
fctiors ontblpote boomen ,■ alzoo valton duurzaam
, als-het hart van het hout zelve: het
neemt, geduurende de tyd. welke dé boom
noch Haan b ly ft, in kracht en dichtheit to e ;
en by.gevolg,, word dit fpint, ’ t geen'anders
nutteloos is r zoo. goéd om te bearbeiden als
het overige-van’ het hout, en zal niet meer
aan het knagen der wormen, als het hout zelve
, onderworpen zyn.
Vermits de kennis van de kracht van het
h o u t, ’t geen men dageiykfch met zwaare
hitten belaad,een aanmèrkelyk voorwerp van
ijuttigheic i s , zoo. heeft dit hier om-de op—
lettenheit van den Geleerden. Akademift
welke wy zoo even aangehaalc hebben, tot
zich getrokken.. Hy heeft' omtrent dit onderwerp
een groot getal proefiieemingen gedaan
, van welke-men een wydloopige' om-
fchryving in 'de Gedcnkfchriften van de Eo-
ninglyke Akademie der Wetenfcbappen van\Pa~
rys, zien kan.. Volgens zyne waarnemingen,
is de kracht o f fterkte: van he.thout niet evenredig
met deszeifs uitgebreidheit ■: een ftuk
dat eens zoo dik is als een ander, van een ge-
tyke lengte, heeft meer als het dubbelt in
fterkte.. Het hout van een felfde fo o r t , dat
in. denzelven grond ’ fpoediger gegroeit is ,
heeft meer fterkte ; dat geene ’t welk langzamer
groeit; en waar van de jaarlykfche kringen
veel dunner zyn , is zoo fterk niet. De
kracht van het hout is evenredig met deszeifs
zwaarte. Van tw.ee Hukken die dezelve lengte
en dikte hebben, is het zwaarfte het fterf-
fte , ten naaften.by in de evenredigheid van
de wederzydfche zwaarte. Een ftuk hout dat
alleen met twee derde gedeeltcns van den
laft beladen is , die bekwaam is om hetzelve
te doen hreken , zal niet aanftonds gebroken
worden-, maar wel ten einde van eenigea
tyd. D it deze vernuftige waarneemingen
blykt, dat - men , . in een gebouw dat langen
ty d moet duureh , het hput geen zwaarden
laft moet doen dragen als ten hoogfte de helft
van het.geen,in ftaat is , om het zelve te doen.
breeken..
Wat voorwerp is van meer aanbelang , als
de behouding van de b.oflchen , welke wy
noch overig hebben ,. en de vernieuwing van
die geene, welke voor een gedeelte uitgeroeit
z yn ! hierom heeft de Heer de Buffon dit mede
tot een onderwerp van zyne proefneemin-
gen.gekoozen. Men heeft tot een gewoonte
om by de omkapping der boomen , de jonge
fcheuten te laaten ftaan , welke de ondervinding
reeds voor lang getoont heeft , dat van
een flechte hoedanigheit zyn. Wat meer is ,
zy brengen , volgens de. waarneemingen van.
den Heer de Buffon, veel nadeel aan de jonge
bolïchen toe. In twee nabuurige landftree-
ken , heeft de vorft,,.aan een van twee jonge
boflehen, welke in den zelfden ftand,.en in
een grond van.gelyken, aart geplant, waaren,
aan dat geene, ’t welk met eeii meenigte van
deze jonge fcheuten , van vier omkappingen
bezet was, een zoo groot nadeel toegebracht,
dat het nabuurige , ’ t geen maar alleen jonge
fcheuten van een jaar bevatten ,. hetzelve v y f
jaaren op de twaalf,, in aanwas-,, overtroffen
heeft: welke nadceligc uitwerkzelen., men
alleen aan de fchaduuwe en vochtigheitmoet
toeichryven , welke door deze overgeblecve
fcheuten veroorzaakt wierden. Men moet
op de eikels geen reekening-maken welke deze
jonge fcheuten vóórtbrengen, om de-bos—
fchen weder,van boomen.te: voorzien ; want
van de groote meenigte welke zy vóórtbrengen
, koomen ’ér naauweiyks eenige op. Het
gebrek van lucht, het water dat van- deze boo-
m.en afdruipt , de vorft die het fterkfte op de
oppervlakte .-van de aarde is , alle: deze hinderpalen
met elkanderen.vereenigt, vemietiven
de jonge planten , . even. nmdat zy. beginnen,-
TNT fi n 1 ' "