
Een der gewichtigfte tegenwerpingen welke
men my gedaan heeft-, is dat men vraagt
o f het Koraal waar van men de fchors afgenomen
heeft, kan bly ven leven, om dat dit
het eenigfte middel is om te weten o f zy nood-
zakelyk aan-deze gewaande plant is , en tot
hoe verre zy aan de Polypen haare vorming
verfchuldigt is? Zie hiér myn antvvoort. Het .
is bekent door de verfchiilende vilTcheryen
van het Roode Koraal in de Middelandfche-
Z e e , en door die van het Witte Koraal in de
Ooft-Zee, dat men dikwyls deze lichaamen
zonder fchors ophaalt, aan welke men echter
noch de Polypen vaftgehecht v in t ; dus
fchynt het my toe dat de fchors volftrekt nutteloos
aan de verfchiilende foorten van Koraa-
len is : zy kan zelfs het werk der Polypen
niet zyn* Mogelyk is dit niets anders als een
foort van flykachtige zee-tartarus; het heeft
zelfs de eigenfchappen van het Koraal niet:
dit is kalkachtig; het omkleedzel Integendeel
is onvatbaar voor de zuur en, het werd 9 er,
gelyk in alle vochten , alleen zacht in; in
een woord, het fchynt my toe dat het volftrekt
van de Titano-Keratopbyies, o f fchorflen
verfchilt welke uit een onmeetbaare meenig-
te van doode en in hunne celletjes verdroogde
polypen zyn te zamengeftelt, welke ze*
kere foorten van fteengewalfen bekleeden.
Zie hier een andere tegenwerping van meer
gewicht tegens het fteltzel dat de Koraalge-
walfen, Zee-fchuimen, KorftgewafTen, enz*
onder de voortbrengzelen der Polypen plaatlU
dit is , om dat het niet mogelyk is , zoo men
z e ch t, dat dan eens een Korallyn van het
zelfde foort het eenftemmig werk van ver-
fchillende foorten van Polypen is , en dan wederom
, dat het zelfde foort van Polypen Ko-
rallynen van verfchiilende foorte vormt; want
men vint, inderdaat, dezelve foorten van Polypen
, op foorten van Korallynen, welke
-weinig .overeenkom!! met elkanderen hebben.
Ik zal-, om deze vraag te beantwoorden, zeggen
, dat onder het getal van drie en vyftig
foorten van Korallynen, waar van den Heer
■ Ellis fpreekt , men ’er heeft welke dikwyls
door omdolende maatfchappyen van Polypen
•bewoont, en bezocht worden; maar welke,
in tegendeel, bekwaame werklieden in hunne
byzondere werken worden. By voorbeeld,
de Polypen van de Leeskraal o f Roozekram-
Koralynen , en die van de Doodemanshand,
fchynen dezelve: de eerftefiebbeji echtereen
grooter getal armen o f ftraalen , en een groo-
ter getal klaauwtjes als de. andere* Zoo. hunne
wooningen dicht genoeg*-by elkanderen
zyn , gelyk zulks dikwyls gebeurt* zo gaan
de Polypen van het Roozekrans Korallyn,
welke behalven d i t , zeer arbeidzaam z y n ,
uit hunne celletjes en bezoeken diegeene van
hunne nabuuren , en nemen ’ er hun verblyf
zonder te arbeiden in ; die van de Doode-
mans-hand doen hetzelve , ten opzichte van
de Polypen van de Roozekrans Korallynen ;
ongetwyfelt heeft hetzelve in de andere Krans-
wyze Korallyne plaats* En is dus niets vreemds
in de Helling, dat de Polypen, tot het zamen-
ftellenvan.de Koraalen, Madreporaas , enz.
niet nodig hebben een eenig lichaam met deze
ftoffen uittemaken* Zoo eenige, gelyk ik
gezecht hebbe -, hunne vafte verblyfplaatzen,
en wooningen hebben ; -zoo zyn andere ontdooiende.,
en hebben geen betrekking op hunne
wooningen. De.maatfchappyen van Polypen
, waar van w y melding gemaakt hebben
, arbeiden -zomtyds op een tegenftrydige
wyze. Ieder dezer voortbrengzelen heeft zy-
ne byzondere werklieden gehad het Koraal
is dan het werk van een eenig gedacht, en
het Koraal is in dezen zin niets anders als een
verzameling van celletjes die door deze kleine
dieren gebouwt zyn* Het werk is ten opzichten
van de Polypen, het geen de wespennesten
opzichten van de Wespen is: eenige
bouwen zeefs- nets- o f malies-gewys, andere
o f bolronde celletjes, o f ftersgewys, o f blads-
gewys, o f trechters gewys. Hier van koomt
het verfchil der gedaante van hunne werken
v o o r t , derzelver zamenftel is flymachtig ,
kraakbeenachtig en peesachtig , ’t geen door
kalkachtige deelen , ftevig, gemaakt word ,
maar het geen men door behulp van het verzwakte
falpeterachtige zuur ontbinden kan :
het is alsdan, dat men, zonder verwondering,
dit geheele werk niet befchouwen kan , dat
in allerlei richtingen kan-gevouwen en ge-
boogen worden, en echter zyne gedaante behoud.
Het geene wy gezecht hebben , kan
tot een zekere trap, op de vorming.derfchel-
pen, paarlen, en in ’ t geheel op het in leedjes
verdeelde Korallyn, toegepaft worden , dat
dan-eens door de Polypen van het Koraal , en
dan wederom door die van de fteengewalfen
fchynt voortgebracht te zyn , even als o f ieder
van deze dieren hun werk beurtelings op
elkanderen enten moeit, enz.
De Steengewalfen en Hoorngewalfen, hebben
alleen geen merkelyke opbruifling met de
zuuren, vermits zy geen o f zeer weinig kalkachtige
deelen bevatten. Behalven dit,koomt
hunne zelfftandigheit met de zachte ftoffe der
madreporaas, over een: zy brand op dezelve
wys
wys als hoorn , en waalfemt een onaangename
pisachtigen reuk u i t ; in een woort, een
reuk als brandende vedereö en balein.
K O R A A L H E E S T E R S . Men geeft
dezen naam aan de heefterachtige voortbrengzelen
, welke men in de Zee tegens de Rotzeil
v in t, en meer o f min hardheit hebben,
zy-verfchillën onderling in groote , kleur en
gedaante : zy zyn altoos in takken gelyk de
Koraalen en Madreporaas uitgebreid.
K O R A A L K R U I D , Dentaria. Dit is
een plant die op de bergachtige en fchaduuw-
ryke plaatzen groeit, en waar van men vier
foorten onderfcheid*
De eerfte heeft fchubachtige o f getande en
witachtige wortelen, haare fteel is een voet
■ lang , hy brengt zeven bladeren aan een rib
voort, welke fpits, groenachtig, ruuw in ’t
aanraken, en in ’t ronde geheel getant z yn :
■ haare bloemen koomen aan voetfteeltjes voort,
•zy gelyken naar die der fteenviölieren, zyn
witachtig en kruiswys, gefchikt: op iedere
Bloem vólgt een peul die met ronde zaden vervult
is*
De tweede foort verfchilt van de voorige
door haare kleinheit; en purperachtige bloemen
; zy heeft v y f bladeren*
De derde brengt ^ behalven de peulen , in
-den -fchoot der bladeren , zekere fchubachtige
knobbeltjes o f bolletjes v o o r t, welke
zwartachtig zyn , en een kwaden fmaak hebben
: deze bolletjes zyn kleine worteltjes,
die wanneer z y ’ van de plant los gaan , in de
aarde vallen , en ieder een nieuwe plant Ko-
raalkruid vóórtbrengen; zy heeft zeven bladeren.
•
De vierde foort heeft graskleurige bloemen
, die een bytende fmaak hebben; deze
brengt negen bladeren voort.'
Alle de foorten van Koraalkruid zyn windbrekende
en wondheelende: men gebruikt de
twee eerfte foorten inwendig , en de twee
laatfte uitwendig.
K O R A A L K R U I D ( B l a d e r -
l o o s ) , Dentaria. orobanche* Dit is èen plant
Welke onder de boomen,en opfchaduuwach-
tige plaatzen groeit: men onderfcheid ’er drie
foorten van*
De eerfte fchiet een bolachrige en getande
Wortel, en.een fteel ter hoogte van een .voet
uit, deze heeft de' dikte van den kleinen vinger
, is rond , breukig en mergachtig; hy
brengt geen bladeren v o o r t, maar in derzel-
I* D e e l *
ver plaats koomen zekere vliesachtige oortjes.
Haare bloemen zyn pypswys, van boven uitgebreid
, .en hebben een purperachtige kleur
die met wit gemengt is : op dezelve volgen
vruchten welke de groote van middelmatige
kerffen hebben, en half in een wolachtige o f
bladerachtigen kelk beflooten zyn : iedere
vrucht bevat een groot getal kleine ronde en
zwartachtige zaden :. de geheele plant heeft
een watérachtige fmaak , die eénigzins rins-
achtig, en bitter is.
De tweede foort is de kleinfte , en haare
bloemen zyn minder talryk : haaren fteel is
do or fchynen de*
De derde foort is een laage p lan t, die met
fap vervult'is ; haare bloemen zyn'klein , en
eehigzins overeenkomftig , met die van het
ftandelkruid : haaren wortel is getakt, en
wit.M
en heeft deze planten met uitftekent nut
voor de verzweeringen der long gebruikt, als
meede tegens de breuken en het kolyk.
K O R I A N D E R K R U I D , Coriandrum.
Dit is één plant die men op de Velden in de
omliggende ftreken van Aübervilliers , naby
Parys, en op andere plaatzen aankweekt; haaren
wortel is klein, enkelvoudig en w i t ; haare
fteel is een en een half voet hoog , rond,
dun en getakt; haare onderfte bladeren , zyn
even als zamen gevoegt, rondachtig en getant
; de bovenfte zyn dieper ingefneeden, en
in zeer fmalle ftrookjes verdeelt; haare bloemen
zyn op de toppen der fteelen , zonne-
fchermsgewys gefchikt, zy hebben een vleefch
kleur, en zyn uit v y f blaadjes zamen geftelt;
welke rooswys gefchikt zyn : haare kelk verandert
in een vrucht, die uit twee ronde- zaden
beftaat, welke eérft groen zyn , en vervolgens
geelachtig'worden*
De reuk van de geheele plant, is fpecery-
achtig, fterk, en onaangenaam; wanneer men
haar tuiïchen de vingeren Wryft, zpo geeft zy
een óndragelyke reuk van zich, welke die der
weegluizen evenaart, en het hooft bevangt;
maar zy verandert door den tyd , en verkrygt
een aangename en lieffelyken fmaak* Het zaad
is thans alleen onderons vaneen gemeenzaam
gebruik ; want het grootfte gedeelte van de
Arabieren en Grieken, fchryven het een verkondende
, verdovende , het geheugen verzwakkende
, en vernielende kracht toe , en
vooral het fap van de bladeren, dat wanneer
het in een drank gebruikt word, volgens hen,
een al zo o fterk vergifc, als dat der dolle kervel
is* Tragus bericht de Drogiften , dat zy
Hhhh nooit