voet lang , wollig en getakt. De bladeren
die het eerfle uit, den wortel voortkoo'men
zyn lang, breed , kronkelig over de aarde
verfpreid, doornachtig, en van een groene
kleur, welke met wit gevlakt is. De bladeren
der fleelen en takken zyn veel korter,
dieper, ingefneeden , en derzelver doornen
zyn veel Heviger.. Haare bloem is een tros
die uit goudgeele halve bloempjes is te zaa-
men. geftelt, en welke van een gefcheiden.
zyn>. Op deze' bloem volgt een hoofdje dat
uit verfcheide breede , platte, en kafachtige
zaden is te zarnen geftelt, die door de kelk
omwonden worden. De wortel van de Guitje
Diftel is zamentrekkende,en nuttig,zecht
L em e ry,. om de zaadloop te fluiten.
G U L D E N W E D E R D O O T , ziè
H a i r a c h t i g . M os ch.,
G U L D E R O E D E . , zie H e id e n s ch
W on d e n k .rui d._
G U L S IG A A R T : Men geeft dezen
naam aan; een foort van verflindzuchtige
Rups welke Zich. met de bladeren, der Netels
voed , zoo lang als deze plant krachtig
is : z y verandert in een Vlinder welke men,
des win ters in. de. Hallen: vint..
. G U N D O N . Dit is een groote Ethiopische
Mier deze Mieren trekken te zaamen
in een order voort , welke naar die van een
heir gelykt ’t geen in flagorder gelchaart is :
z y vergaderen geen graanen, maar verflinden
allés wat zy vinden , en byten ze lf de men-
fchen met veel geweld. Dapper £ Befchry-
ving van Afrikaj ze ch t, dat men ’er kleinder
foorten heeft, welke voorraad-fchuuren
van graanen hebben , en anderen welke vleugelen
krygen. Zie M r e r. .
G U T T E G O M , zie C a r c a p u l l i ;.
G Y P S , Gypfum, Deze Heen, welke
veele Mineraalkundigen als een kalkachtige
aarde befchouwt, en onder dezelve geplaatH
hebben , is , volgens de nieuwe Mineraal-
kunde , een verharde , en geneutralifeerden
Heen , dat is te zeggen, een kalkachtige
Heen , welke met een yitrioliefch zuur.
verzadigt is..
De Gyps dus genaamt, werd wanneer hy
zuiver en doorfchynende i s , by het gemeen
Plaafler, genoemt; echter geeven de werklieden,
.dezen. laatften, n a am , alleen aan. die
geene , welke ondoorfchynent, eri gruis-
achtig is : hy bruifcht met de zuure vochten
niet op.
De Gyp? is een Heen die o f w i t , o f
graauw , o f rosachtig is , hy is min o f meer
gekriftallifeert, zomtyds helder, en zomtyds
duifter ; zyne deelen zyn , o f gebladert,- o f
langwerpige ruiten , maar in ’t algemeen altoos
ruuw in ’t aanrakeh. De Gyps is zoo.
teder , dat men dezelve, met de tanden ver-
bryzelen , o f met de nagelen afkrabben , o f
met een mes van een fcheiden kan. De wryf-
baarheit van dezen Heen is oorzaak dat men
hem niet polyflen kan. W y zullen'op het
einde van.. dit artikel, het grootfle gedeelte
der eigenfehappen van de Gyps opgeeven. W y
zullen thans tot de hiftorie van de verfchil-
lende foorten van deezen Heen over gaan.
De eigentlyke gezegde Gyps,. o f P l a a s -
t.e r - S t e e n , Gypfum is uit deelen za-
mengeflelt, welke half bolrond , o f gruis-
achtig , en haHflangwerpig zyn ; zy zyn in--
diervoegen vereenigt, en aan elkanderen ge-
flooten, dat men moeite heeft om hen te on--
derfcheiden., als alleen met behulp van een.
vergrootglas : deze Gyps gelykt van eenem
zandachtigen aart-te zyn ; men. vint zommige
foorten welke zich in onregelmatige , ©ff"
fchubachtige Hukken fcheid. Hy laat zich?
niet polyHen , en neemt gè'en glans door de
wryving aan ; wanneer hy to t Hof. gekalk--
brand is , maakt hy een geringe beweging van-,
opbruiffehing mechet water : men vint Gyps
van dit foort in alle de omliggende flreken-:
van Parys. De plaafler welke.men ’er van fe :
zarnen Helt, dient. om de muuren te beftry- -
ken, o f tot. een hecht kalk in de groove wer-~
ken.
De G e k r i s t a l l i s e e r d e G y p s , Cryr-
flallus Gypfea , deze beftaat.uit kriflallen ,
welke vry wel de ruitswyze gedaante fchy-
nen na te bootzen , ën van welkers de hoeken
Homp z y n :. deszelfs .kleur heeft weinig
glans. . . ■ ~
D e G y p s M a a n s t e e n genaamt., Gyp~-
feo-Sèknites , deze beftaat gewoonelyk uit.
kriftallen van een bytelswyze gedaante ; en
.welke, doorfchynende zyn ; dit is in zeker--
voegen dé 'zuiverfte foort .van Gyps. Des-
zelfs deelen z yn . gebladert, van een onbe--
paalde gedaante, maar welke zich in fchuinfe -
ï-uiten breeken. Men vint dezelve in de om--
liggende Hreeken van Bazel, in Zwitzerland,
en van den Berg Sommerfon in Bourgondie,
welke.van de grootfle witheid, en zeer doorfchynende
is. .De maanfleen van Montmartre
is geelachtig: deze is te gelyk goed om be-
fchietzelen van te maaken en om te bearbeiden
: dit is de rechte Ezels Spiegel o fLapis Spe-
xularis. Het fchoónfle foort kwam voor-
maals van Cj^prus.'
De G e b l a d e r d e G y p s , Gypfum La-
mellofum, deze verkalkt zich in het vuur zonder
zichtbaarlyk te knappen: dezelve is zeldzaam
ondoorfchynende. W y hebben dezelve
in het Alpifche en Pyreneefche gebergte ontmoet
welke geen kleur had : zy fcheid zich
in eenigzins buigbaare bladeren. Die van den
omtrek van Dax is fchubachtig, gelyk de
Mica , en maakt een gering geluit wanneer
men ze verbreekt, o f met de punt van een
fpyker fchrabt. I n ’t algemean, zyn de deelen
van den fchubachtige Gyps onregelmatig;
die van de gebladerde Gyps zyn loodrecht,
horizontaal,. o f fchuins.
De S t r e e p s w y z e G y p s , Gypfum
Striatum , is uit draadswvz-e , lange , heldere
, wryfbaare , evenwydige en loodlynige ,
o f zarnen geboogen deele zamengeflelt, welke
naarzyde draaden -gelykea, die naauwkeurig
met elkandereu vereenigt zyn ; zomtyds is
deze gekleurt. Veele lieden vermengen den-
zelyen met den Amianthfleen , Asbefl , en
Pluim-Aluin; maar hy verfchilt ’er in aart
en eigenfehappen van. Men vint deze fraaije
Gyps in China, in Spanje, nabyCompoflel-
la , en te Boudri, in het Graaffchap Neuf-
Chatel. . Men vint ’er zomtyds van welke de
geftreepte Hukken , flraalen vormen ; deze
noemt men Bloemen van Gyps: deze Plaafler-
Steen is uitmuntent om de zolderingen te
beplakken.
Het A l b a s t e r a c h t i g G y p s , Pfeu-
do Alabafirum , heeft de fchyn van een zacht
marmer: dit is het Falfch Alhajler. Zie Al- BASTER ( V a*LSCH>
Algeemeene, eigenfehappen van den Gyps.
Deze Heen die ruuw en glansryk in de breuken
is , verfchilt veel ip hardheit, kleur en
gedaante.der deeltjes uit welke hy is zamen-
geflelt. Hy kan in ’t geheel niet o f zeer weinig
gepolyft worden : hy maakt geen bewee-
gingen van opbruifching met de zuuren, geeft
geen vonken van zich , wanneer hy met het
Haal geflagen word , en verhart zich in het
vuur n ie t; maar hy kraakt in het zelve , en
verkalkt ’er door tot een meelachtig poeder,
’t geen Plaafler'genaamt word, en dat, wanneer
het met een zekere hoeveelheit water
befpröeit i s , weinig o f geen hitte veroorzaakt
, maar een reuk als Hinkende eijeren
van zich 'geeft , | en ftraks hard word. Wanneer
het plaafler , dus met waater vermengt
zynde, in een vorm gegooten word, zoo zal
het een regelmatige gedaante vóórtbrengen ,
om dat het onder het droogen een uitzetting
der deelen ondergaat. Men moet aanmerken
dat deze plaafler , wanneer zy eens met water
bevochtigt ge.weeft is , geen tweede verkalking
ondergaan kan : zoo men haar in een
fmeltkroes wil laaten verkalken , zoo kraakt
z y , droogt uit, en fchynt gelyk'het water te
koqken ; zy heeft alsdan de eigenfehap om in
de duifternis eenig licht van zich te geeven.
W y hebben altoos opgemerkt dat de Gyps
iri beddingen o f laagen f ftrata) onder ver-
fchillende gedaantens en kleuren geplaatH is ;
gemeenlyk onder laagen van kalkachtige Hce-
nen , o f die geene welke met lichaamen die
tot de zee behooren vermengt zyn : men vint
’er zeldzaam metaalachtige lichaamen* in ;
maar dikwyls zyn de- omliggende gronden
kleiachtig o f vuurfleénachtig. Werd ’er meer
vereifcht om te Vermoeden , dat wanneer het
vitrioolifch zuur, welke in deze gronden bevat
i s , de kalkachtige flofièn aangrypt , de
de aarde o f geneutralifeerden Heen voortbrengt
van welke wy hier fpreken , dat is te
zeggen de Gyps %
G Y P S T E E N , zie G y p s .
<3 ?
D d d a HAAU>