
F A B A G O . F A C IN E L L U S . .
FA B A G O , van zommige B q.o n -K a p -
.p e r s o f W i l d 'e - K a p p e r s . Een.
bittere plant die een foort van Peplus is,
"welke men. in Romanië v in t, men kweekt-
baar t.e Parys in den Köhinglyken Tuin. aan..
IJaaren wortel is dun e.ii k ron k e ligh a a re ’
fteelen zyn getakt, haare bladeren.langwerpig
, en gelyken eenigzins naar die van de
porcelein, zy zyn zenuüwachtig en. van een.,
bitteren fmaak, U.it deizelver. fchoot kooiden
voetfteeltj.es voort die ieder, een roode
e.n roos wyze gefchikte. bloem onderfteunen;,
op deze bloem volgt een vliezige vrucht die,
lang en gegróeft is,, en verfcheide platachtige.
zaad en behelft. De Fabago word voor een
ultmuntent wormdoodent middel, gehouden..
F A C IN E L L U S . Een langbeenige vogel
, o f die de geftalte van een Reiger heeft r>.
en met deze in alle zyne wyzen van doen.
Qvereenftemt: hy. gelykt in veel. opzichten
naar de Ibis. Zyne bouten,, .buik,, hals. en
borft zyn van een fchoone roode. kleur die
op het bruin trekt.- Deze twee laatfte dee-"
len zyn byzonder. met langwerpige bruine
vlakken bedekt, èn het middelfte. gedeelte.
van den rug heeft een meenigte donkere.
groene vlakken.. Deze zelfde kleur, vertoont
zich mede op eenige. plaatzen van .de vleugelen
en den ftaart;, zynen bek. is. zwart e,
zeer lang, en aan het einde op de wyze van
een zeiifen gevormt. _ Zyn.beenen.en ppo—.
ten zyn van de zelfde kleur, en,van.een
aanmerkelyke. grpote.-
F A I S A N T , Phajianus. De Faifant haan
is; verwonderlyK. om de verfcheidenheit en.
luiïjer van zyne vederen:, hy gëlykt eenig-
zjns. naar den gemeenen haan,. Wanneer de
Faifant. de verliefde driften geyoelt is zynen.
kop by uitftek rood, en zyné. öogen fchit-
téren als vuur. De 'vederen van dezen, vo- .
géi hebben, drie kleuren, bruin, goud kleur
en groen ; het b'ovenfte gedeelte van den kop
is blinkent afchverwig. Op 'de plaats der
ooren verheffen zich- eenige vederen die lan- »
ger als de andere zyn.. De Faifant hen heeft
zulke lmfterryke kleuren niet als den haan-,
zy heeft ten naaften by de kleuren van den
k w a r t e ld e vederen der Faifanten werden
zomtyds: op de hoeden gelecht in plaats van
ftruis vederen..
E A I S A N T .
De Faifanten zyn uit de natuur niet zeer.
gemeenzaam, in onze.geweften; maar de zorgen
die de Grooten-tot derzelver vermeerdering
doen aanwenden, hebben het getal van
deze vogelen iff hunne diergaarden zeer ver—
meenigtvuldigt, De fmaak.van. dit wildbraad .
is zeer uitmuntent, wanneer het zorgvuldig,
geineft is: deszelfs vleefch is zeer voedzaam..
Om'de. vermeerdering van deze vogelen te
bevorderen ,, zoo voed men hen in. bemuur-
de plaatzen, op , welke men Faifanten-huizem'
noemt; dusdanige zyn,die van den Koning
van Vrankryk naby. het Kafteel Verfaillesé
(en vaniden Erins van Oranje, op het kleine.,
Lo o ).
Dit foort van k.weekeryen der. Faifanten»
en van de roode en graauwe Eatryfen, is het
befte middel om ’er. een land.weder mede te
bevolken, en de verwoeftingen te herftellen
die ’ er. de jacht onder aanrecht. Door deze
voorzorgen..,,beveiligt men- de eyeren en de
jonge vogels voor, een menigte vyanden,
gelyk de Bonfems, Fojfen enRoofvogels, die
de eyeren, o f jongen wanneer zy noch klein,
z y n , verflinden. De handel wyze die uien
in acht moet nemen om de Faifanten op te-,
voeden, is byna dezelve als die van de.r.00—-
de. o f graauwe Patryzen-
Wyze om de.Faifanten op te voeden. .
De plaats op welkè men een Faifanten—
huis aanlecht, moet dus' gefchikt zyn dat
het gras in het grootfte gedeelte vryelyk
groeijen kan,, en dat.men .’er. een. goed g e --
tal kleine, en dicht, b.ewaffen kreupelbosjes .
in heeft, in.welke iedere,troep jonge Fai—
fanten zich geduurende de brandende hitte .
afzöhderlyk verfchuilen kan.
Om . veel Faifanten..eyeren.te..bekoomen, ,
moet men Het geheele jaar door een zeker,’
getal wyfjès Faifanteil' voeden. Men fluit
deze zeven in getal met een haan, in kleine
aflchutzels ó p , in welke zy voor alle vernielende
dieren beveiligt zyn. Hét is medé
nodig dat deze affchutzels naauwkeurig van
elkanderen gefcheiden z y n , en dat de haa-
nen elkanderen .niet zien -kounen,-: want de-
Hiinnenyd zou hen verontruften en de voort_
teeling fchadclyk zyn. In het begin van,
Maart is het goed dat men hen een weinig;
boekweit geeft om.hen. te verhitten en.denj
tyd*.
F ALS ANT.
tyd der liefdensbedryven te verhaaften; het
is zeer gevaarlyk dat de wyfjes o f hennen te
-vet z yn , hier door leggen zy minder, en de
fchaalen der eyeren zyn- zoo zacht, dat zy
gevaar loopen- om by de broeding verplet te
worden.
. Het i-s omtrent het einde van de maand
April dat de hennen der Faifanten beginnen
te leggen. Men moet des avonds alle- de
eyeren wegnemen-; zoo men deze voorzorg
^iet gebruikt, zoo worden zy dikwyls ge-
brooken , en door de hennen zelfs opgégee-
ten. Men-laat deze eyeren door een gemee-
ne hen uitbroeden-, welke een goede broede
r is 5 dat is-te-zeggen-, die ftandvaftig op
de eyeren- blyft zitten.- Ten: einde van vier
o f v y f en, twintig daagen koömen de jónge
Faifanten uit.. Men fluit dezelve met de hen-
in een kuikenhok op in ’t welk de lucht een-
vryen invloed heeft, en welkers lengte men.
Vergroot naar, mate 'dat z y grooter worden.
De jonge Faifanten vorderen veel zorgvuldigheden
in het uitkiezen van derzelvérvoed-
z e l ; het is nodig dat men ze geduurende de
t eerfte ;maand -voornamentlyk met wormen
van mieren voed , welke men oheigently-k
mieren eyeren noemt, gelyk men zulks op-het
woort M ie r zien kan.
f Zoo men deze niet bekomen kan-, zoovers
t men di.t gebrek met hen- gekapte harde
eyeren te,geven welke met kruim van brood
en een-weinig- latouw vermengt zyn ; naarmate
zy grooter worden geeft men hen graan.
Deze jonge vogelen zyn onderhevig om door
gen foort .van luizen aangetaft te- worden, ’ t-
gaen hen gemeen met het andere gevogelte
is , zy vermageren hier door en fterven zelfs
dikwyls. Het befte middel om.hen hier voor
te behoeden , ig- dat men ze zinnelylt houd.
Wanneer de jonge Faifanten- iets meer- als-
twee maanden oud zyn , zoo vallen de vederen
van,hunne ftaarten uit.en zy bekoomen-
Weder nieuwen. Dit tydftip is zeer gevaar-
lyk voor deze.vogelen, het gebruik van mieren
eyeren. maakt het gevaar minder. Een
der onvermydbaarfte zorgvuldigheden, is dat
men hen daagelyks verfch waater geeft pwan-
neer men dit verzuimt zoo zyn zy vcor-eén
Ziekte bloot geftelt die aan de hoenderen ge-
ineen is , welke men de pip noemt, en aan
een wit vliesje merkbaar is ’t geen- hunne
tong-bedekt: deze ziekte is byna altoos-ddo-
delyk in de jonge Faifanten...
• Men houd dezelve wyze in de aankweking
der Patryzen, men moet alleen aahmerken
W-de jonge roode Patryzen veel tederer als
FAISANT.
de jonge Faifanten zyn en de mieren eyeren
zyn hen noch noodzakelyker. Zoo ras-,
de jonge roode Patryzen zes weeken oud
zyn , zoo zou het gevaailyk-zyn hen langer'
opgeflooten te houden, zy worden hier door
aan een befmet-telyke ziekte onderworpen ,
welke men- alleen voorkoomt met hen de
vrye lucht te laaten- genieten. Deze ziekte
openbaart zich door een aanmerkelyk gezwel
aan den kop en pooten, en ’t geen van een
geweldige dorft vergezelt gaat die de doot
veroorzaakt , zoo men hen den zelve laat'
yoldöen._ Men- moet de Faifanten niet eer
in vryheit laaten’ voor dat zy twee en een
halve maand bereikt hebben.. De graauwe
Patryzen vorderen zoo veel zorgvuldigheden
niet, en men kan ze met meer gemak als de
roode Patryzen opvoeden.
De Faifanten zetten zich des nachts op de-
takken der hoogftatn boomen ; des daagsch
onthouden zy zich in het kaphout, de wyfjes-
ïïiaken haare nèften op de aarde in de dicht-
fte ftruiken; zy leggen ten minften. zoo veel
eyeren als de wyfjes-der Patryzen, De Èai—
fanten Haanen zyn zoo geil niet als onze ge—
meene Haanen ;. echter vechten zy zomtyds-
tot dan ’er- een-dood blyft ., om het genot vaneen
-wyfje-.
Men zecht dat de gemeene Hen die vaneen
Faifant Haan getreden i s , eyeren -voort—
brengt die met zwart gevlakt, en veel groo—
ter zyn als de eyeren van de gemeene Hennen
I en dat de jongen die ’er uit voorkoo—‘
men , zoo veel- övereenkomft met de waare •
jonge'Faifanten hebben , dat men ’er-door-
bedroogen zou konnen worden. Men wil
zelfs-dat de.wyfjes-die uit deze eyeren voort—
koomen , by de eerfte' o f tweede broeding ~
volmaakte Faifanten zullen voortbrengen,
zoo men ze met haaren-vader-paart. Men -
befpeurt een groote verfcheidenheit onder de
Faifanten , volgens de verfchillende landen ■
in welke zy voortkoomén. -
De fchoonfte van allo Faifanten t is zonder
tegenfpraak de roode Chineefche Faifant.
Deze vogel is gekuift, hy heeft goudkleurige
, fcharlakeverwige ,,citroenkleurige ,.he—
melsblaauwe , ftrraragdkleurige , bruine , en -■
geele vederen ; ' alle deeze kleuren die op
elkanderen- afftekén , maaken een zeer lui—
fterryke mengeling ; zyn ftaart is lang en-'
fchoon ; deze vogel , met alle mogelyke
konft:. bewaart zyride., doet zich. door den
rykdom van zyne kleuren onder die , welke.-
men iti het kabinet van den Tuin des Konïnvs -.
van \ rankryk. z ie tb y z o n d e r , aan merken’’;;
R-X. 3 jnena