
geweften ,' trekt mep door infnyding uit den
ftam van de grootfte Klimboómen een har f t ,
in traan en, dieoneigentlyk Veil-Gom, o f Gom
van Feil genoemt word. Dezen harft moet
geelachtig rood , en doorfchynende zyn en
een fcherpe en fpeceryachtige fmaak hebben:
z y heeft geen reuk, als wanneer men haar op
het vuur werpt, want zy geeft alsdan een aangename
reuk van z ich, welke naar die van den
vetten wierook gelykt. Z y word als een op-
loflent middel in eenige zalven gebruikt. Men
heeft ten onrechten gezecht dat zy goed is ,
om het hair té doen uitvallen. De Jrérziaa-
nen gebruiken haar in het zamenftel van eenige
Verniiïen.
K L I P K O U S , dezen naam geeft men aan
een foórt van eenfchelpige fchelp , van h e t.
geflacht der Porcelein-Hoorens. Zie dit woort♦
Z y heeft een langwerpige, fmalle, en getande
Opening ter wederzyden : men noemt haar
mede Kauris van de Maldivifehe Eilanden.
Men moet haar met de Jfemü-Kous, o fVenus-
fcbclp, in ’t Latyn Concba Veneris , niet verwarren
, ’t geen een tweefchelpige fchelp is,
Zie V e n u s -K o u s . "Wat de nuttigheit van
deze Klip-kóus betreft, zie achter het woort
S ch e l t» - d'i e r , op het einde van de befchry-
ving der Schelpen. De Heer Adanfon plaatft
de Klip-kouJJ'en onder de Porcelein-Horens niet.
Men kan de redenen hier van in de Rifiorie
der Schelpen van de Senegal van dezen Schry-
ver vinden.-
K L I S S E N K E R V É L , zie Gauca-
L I S .
K L I S S E N K R U I D ( G r 'o o t ) ,
K l i s s e n , Bardana, Jive Lappa major. Dit
is een plant welke n'atuurlyk in de velden, en
langs de wegen groeit, haaren wortel is inwendig
w it, en uitwendig zwart, zyne fmaak
is zoetachtig , aardachtig , en een weinig
wrèed : hy maakt het blaauwe papier eenig-
zins rood. De bladeren van het Groot Klis-
fenkruid zyn aan de boven-zyde groen, aan
de onderzyde witachtig, breed , en een voet
lang o f langer. Haare bloemen zyn uit verfcheide
halve bloempjes zamengeftelt, en in
een fchubachtigen kelk be v a t, die in een
klaauwtje eindigen , dat zich aan de kleede-
ren hecht wanneer mén haar nadert. Op de
bloemen volgt een gepluimt zaad.
De wortel van het'Groot-Kliffenkruid ,
word voor een uitmuntent zweetdry vent middel
gehouden ,' en welkers afkookzel hooger
als dat van den wortel van het Adders-kruid
QScborfoneraj, tegens de kwaadaardige koort-
fen te fchatten is : men wil dat deszelfs afkookzel
eenige lieden van de jicht geneézeiï
heeft. De bladeren van het Groot - Kliffen**
kruid zyn oploflende en wondhelende, en zyn
hunne krachten aan de Salpeter verfchuldigt
welke zy bevatten ; want zy fmelten op het
vuur wanneer zy gedroogt zyn. Het zaad van
deze plant is een krachtig pisdryvent middel:
men noemt haar in Vrankeryk Schorftkmid
om dat zy uitwendig gebruikt zynde , zeer
nuttig voor de fchorft is. Men bediende zich
voormaals van deze bladeren om zich het aangezicht
te vermommen , hier om heeft men
deze plant Perfonata , genoemt.
K L I S S E N K R U I D ( K l e in > ^ Xan-
tbium, Jive Bardana minor. Deze plant groeit
in vette gronden , tegens de muuren, langs
de beeken, tulïchen de vervallen gebouwen,
en in de flooten o f gragten , welkers water
uitgedroogt is. Haren wortel is vezelachtig,
w i t , en duurt maar een jaar : haaren fteel
heeft de hoogte van een en een half v o e t , is
hoekachtig, "wollig, vry getakt, en met roo-
deftippen gefpikkelt: haare bladeren zyn veel
kleinder als die van het Groot-KlilTenkruid,
en beurtelings geplaatft ,'hunne kleur is een
groen dat op het- geel trekf, zy zyn wollig,
eenigzins ingefneden , aan lange fteelën gehecht,
en van een eenigzins fcherpen en fpe-
ceryachtigen fmaak : haare bloemen koomen
in den fchoot der bladeren v o o r t : iedere
_ bloem is een trosje dat uit halve bloempjes is
zamen geftelt. welke naar kleine blaasjes ge-
lyken : deze bloemen vallen ligtelyk a f, en
laaten-geen zaden n a ; maar ’er koomt op den
zelven fteel , onder deze. man nelyke o f on-
vruchtbaare bloemen , andere vrouwelyke o f
vruchtbaare bloemen voort, op welke kleine
langwerpige vruchten volgen , die met een
foort van doornen bezet z yn , welke zich aan
de klederen der voorby gangeren hechten, en
in haare afdeelingen , langwerpige en roodachtige
zaaden bevatten. De bloemen van deze
plant komen in July v o o r t, en de 'zaden
werden in den herfft ryp.
Men bedient zich , in de Geneeftkonft ,
alleen van de bladeren en vruchten van deze
plant: men perft het fap uit de bladeren,, om
de kliergezwellen, drooge krauwagie, en andere
diergelyke- ongemakken te geneezen.
Haar zaad , in witte wyn afgetrokken zyn-
dè, is een goed middel om het graveel uit de
nieren te verdryven.
Men
Men noemt het Klein Kliftenkruid, Plant
die geel maakt, om dat ’er de Ouden zich van
bediende om het hair geel o f blond te verwen;
het hair van deze kleur wierd voormaals hoop'
. gefchat. 6
K L I P V IS C H E N S T O K V I S CH ,
dus noemt men de gedroogde Kabeljaauw, zy
verftrekt tot fpyze aan een gedeelte van de
Invvoonders van de Noordelyke Europiiche
Landen. Zie K a b e l j a a u w .
K L O K S K E N S K R U I D , H a l s -
k r u id , Campanula.. Dit is één plant die
de fteelen ter hoogte van twee Voeten uit-
fchiet, en die klokswyze bloemen van een
blaauwe, violette o f witte kleur voörtbrengt,
en welkers bladeren , dié beurtelings aan de
fteelen geplaatft zyn ,-vry veel overeenkomft
met die der netelen hebben. Deze plantbevat
een melkachtig fap, dat haaf zamentrekkende'
en zuiverende- maakt. Een proefneeming van
de Heer Marcband, die men in de Memoriën-
van de Franfche ‘Akademie der Wetenfchap-
pen van Parys leeft, leert dat zoomen de wortelen
van het klókskenskruid in fchyven , ter
dikte van drie o f vier lynen fbyd , ieder van
deze ftukken, afzonderlyk in de aarde geplant
zynde , een plant van hetzelfde fobrt voort-
brengt. Zie Lètnery, Woordenboek der enkele
Droogereijen.
K L O O T . Dezen naam geeft men ,. ten
ifte , aan de geheele 'verzameling van water
en aarde, Globus terraqueus; ten nde, aan de
wyduitgeftrekte ruimte des Hamels : in diervoegen,
dat menzecht, Aardkloot en Hemeh
kloot. De Aarde is b o l , ten opzichten van
den Hemel: en de Hemelkloot, die de Aarde
bevat, is h o l, ten onzen opzichten, o f
liever zoo als het'ons toefchynt.
K L U I Z E N A A R o f E e n z a m e . De
Natuurkundigen geeven de naam van Eenzame
, aan verfcheide foorten van dieren ; dan
eeus aan een foort van wilde Kalkoen van het
Eiland Madagaskar, dan weder en wel voor-
tiamentlyk aan de Tcenia, een foort van worm
die in de ingewanden groeit, en altoos; de ee-
nigfte van zyn foort in dezelve is :• hy plaatft
zich in de- maag en derzelver uitgang , van
waar hy zich vervolgens door de geheele uit-
gebreidheit der ingewanden vérfpreit; hy be-
flaat derzelver geheele uitgeftrektheit door zy ne
lengte. Zie bet woort L in d w o r m . Ein-
delyk geeft Go&dard de naam van Kluizenaar
aan een vlieg, die van een rups voortkoomt, die
zich met de bladeren van den alfem voed wanneer
zy nog groen zyn. Wanneer deze rups
zich tot de gedaante verwifTeling gereed maakt,
knaagt zy de fteel van den Alzèm in het midden
, om haai' gemakkelyker te doen buigen,
en om zich dóór dit middel , een verblyf-
plaats te vormen, welke zy voor zich zelven
fpint.
K N A V E R O F K N A U E R . De
Myn werkers geeven dezen naam aan een foort
van rotsfteen, die uit witte Quartz, en talkachtige
o f fchistusachtige deelen, is te zamengeftelt:
wanneer deze rots o f rotsfteen, die
weerfpannig in het vuur i s , zwart is , en naar
dé leiftéen ge lykt, zonder dat zy echter ge-
bladert of'gemakkelyk te fcheiden i s , zoo
noemt men hem Kneifs : de Mynwerkers ontmoeten
de Kneifs altoos met weerzin; want
behalven dat hy hen van de ryke Erts verwy-
dert, zoo hebben zy noch de moeite om hem
’er van af te fcheiden; maar hy is te gelyk een
voorteken , dat men zeer goede Erts vinden
zal.:
K N O B B E L A C H T IG E -R U P S . . Dit:
is het fchoonfte foort der Rupzen: zy ontleent
haare fieraden van de geftarde knoppen , welke
men knobbels noemt , en waarmede haarlichaam
bezet is. Men ontmoet een van dit
foort van rupzen op de Peereboomen, zy is-
zomtyds drie duimen lang o f nog länger, haare
kleur is groen , dat eenigzins op het geel
trekt , en het opperfté van haare knobbels is-
turkois blaauw : men zou dezelve voorzoo
veel edele gefteentens iianzien , zy worden*
door v y f zeer korte hairen omringt , welke*
een ftrtr vormen , uit welkers midden zich
epn lang hair verheft, dat in een klein knopje-
eindigt, haaren aars word door een roodkapje
bedekt.
1 Deze rups fpint zich een groot tonnetje-,
dat aanmerkelyke byzonderheden vertoont
'gelyk wy op het einde van dit artikel zullen
aatTwyzen. Uit het popje dat in dit tonnetje
beflooten is , en ’er den winter in.dverbrengt,
ziet men in de maand Mey, een uitnemende
fchoone Vlinder, van het grootfte foort , te
voorfchyn koomen, en die de Gropte Paauw-
bog Vlinder, genoemt word. Men ziet hem
zeldzaam des daagfeh in de tuinen, om dat hy
een Nacht-vlinder is- Verfcheide fchakee-
ringen van bruin , graauw ,. en roodachtig ,
zyn op. een aangename wyze op zyne vleugelen
gemengek, welke zomtyds , .wanneer z y