
E E N Z A M E , zie K l u i z e n a a r .
E E R E N P R Y S , Veronica , een plant
van welke men een groot getal Poorten on*
derfcheid. W y zullen alleen de hiftorie van
die geene befchryven welke in de Genees*
konft gebruikt worden.
E e r e n p r y s d e r B ö s s c h e n o f H eg*
g e n , Veronica rotundifolia, deze groeit mee*
nigvuldig in de weiden, langs de heggen,
en in de boffchen: haaren wortel is dun, ve*
zeiachtig en kruipende; hy fchiet verfcheide
fteelen uit die een voet o f daar omtrent hoog
zyn, zy zya dun, rond, wo llig, met bladeren
bezet die tegen elkanderen o verdaan,
deze zyn aan hunne randen getant, groen,
gerimpelt, rondachtig, en gelyken naar die
van het oprechte Manderkruid. Uit den
fchoot der bladeren komen in April o f M e y ,
bloemen van een duk të voorfchyn, die op
de wyze van een d a f gefchikt zyn en een
blaauwe kleur hebben: op deze volgen platachtige
zaadhuisjes , die in twee celletjes
verdeelt z yn , en kleine ronde zaadjes bevatten.
De geheele plant is van een bittere
'fmaak, en heeft geen reuk; de bladeren aan
het opperde gedeelte van den d e e l, hebben,
tegen den gemeenen regel, langer fteelen als
de onderde.
E e r e n p r y s m e t " a i r s w y z e b l o e m
e n , Veronica fpicata , deze groeit in de
boffchen en dorre en zandachtige weiden:
haaren wortel is vezelachtig, krom en hart-
levende, haaren deel is een half voet hoog
en zelfs meer, beurtelings met fmalle bladeren
bezet die fpits , getant en- wollig zyn.
Dezen deel eindigt in een air van blaauwe
bloemen, welke langzamerhand van onderen
naar boven in Tuly en Augudus begint te
bloeijen: de zaden, welke op deze bloemen
volgen, zyn in zaadhuisjes beflooten die platachtig
z yn , en de gedaante van een hart hebben.
E e r e n p r y s w y f j e , zie dit woort.
E e r e n p r y s m a n n e t j e , o f E u ro-
Pi s c s e T h e e , Veronica mas, deze groeit
gemeenelyk op onbebouwde en deenachtige
plaatzen, in de heiden, zelfs langs de heggen
, en op de heuvelen die voor de zon
bloot gedelt zyn : haaren wortel is hartle-
vende; hy fchiet dunne, lange, ronde, geknoopte
, en wollige deelen u it , die langs
de aarde kruipen.; haare bladeren daan tegeft
elkanderen over en gelyken naar die van den
pruimboom, zy zyn wollig, getant, en van
een bitteren en fcherpen fmaak-: haare bloemen
die in de lente en zomer te voorfchyn
komen, zyn airswys gefchikt, en gemeenelyk
blaauw ; ieder derzelver is een vierbla-
dig roosje: op deze bloemen volgt een harts-
wyze vrucht, die in twee holletjes verdeelt
is , welke zaaden bevatten, die rond en-zwart-
achtig zyn.
E e r e n p r y s d e r w e i d e n , o f B a s t
a a r t MANDER K .RU ID, Veronica Pratenfis,
deze.groeit overvloedig in de weiden,
en langs de ftroomende wateren, doch zeldzaam
in de boffchen t haaren wortel is kruipende
en hartlevende ; haare deelen liggen
gewoonelyk op de aarde neder, en zyn zom-
tyds wollig en houtachtig; haare bladeren
zyn getant; de bloemen komen in Juny, aan
het uiteinde der deelen v o o r t, welke zich
in twee o f drie takken verdeelen; de bloemen
zyn in airen gefchikt, en van een vry
aangename blaauwe kleur; op dezelve volgen
zaadhuisjes , die zaden bevatten welke
naar die van de mannetjes Eerenprys gelyken.
De geheele plant van de mannetjes Eerenprys
is van een beroemt gebruik in de Ge-
neeskond; maar men kied die, als de bede,
welke aan den voet der Eikeboomen groeit:
z y blyft het geheele jaar door groen; men
fchat dezelve , wanneer men ze bekoomen
kan, boven alle andere foorten: haare bladeren
zyn bitter, zweetdryvende, wondhee-
lende , waterdryvent, en nuttig öm de long
van de dymachtige eü etterachtige doffen te
ontladen. Men maakt ’er een droop van. die
zeer hoog te achten is tegen den droogen
h o ed , kortademigheit, bloedfpuwingen en
verzweeringen der long. Derzelver afltook-
zels werden met vrucht tegen de geelzucht,
verftoppingen , graveel , en nierenwee gebruikt.
Veele lieden maken van haare gedroogde
bladeren, op de wyze van thee, in
vleefchnat, dat van vet ontbloot is , voor
de hooftkwaalen en bezwymingen gebruik:
w y pryzen dezelve, volgens onze eigen ondervinding,
mede, aan die geene aan, welke
genoodzaakt zyn veel te zitten, en die
hunnen tyd met de boekoefening doorbrengen.
Deze thee maakt het hooft veel vryer
en beter gefchikt tot oefeningen, en matigt
de driftigheit des bloeds. Om de paaien niet
te overtreden welke w y ons in dit Woordenboek
voorgefchreven hebben , zoo wyeen
w y , om haare overige krachten te lee-
ren kennen, tot de Geneeskundige werken,
en byzonder tot de hiftorie van de Eerenprys,
die te Parys onder den naam van Thee
van Europa in ’t licht gegeven is.
E E R E N P R Y S W Y F J E , Elatine ,een
p]ant die meenigvuldig in de bolichen en velden,
tuffchen het koórn groeit; haaren wor-
tel is w it, enkelvoudig, dun, eenigzins vezelachtig,
en rechtlynig in de aarde gedrukt:
haaren ftéel is dun , rondachtig , een voet
hoog, en verfpreid aan.alle zyden takken
over de aarde.nit: haare bladeren zyn bleek
groen, wollig, en zacht, .doorgaans geheel,
zomtyds gekant aan hunne randen, en van
een bittere en -zamentrekkeilde fmaak : uit
den fchoot van ieder blad verheft zich een
lang dun fteeltje, dat een bloem voortbrengt
welke naar die van het wilde vlas gelykt; zy
is klein, beftaat uit een ftuk, is onregelmatig
, in een omkleedzel beflooten, met een
klein fpoortje bezet, en van een gedachtige
groene kleur: op deze bloem volgt een vljes-
achtige dop, die rond is ,' door een middel-
fchot in twee deelen gefcheiden w o rd , en
met verfcheide kleine zaaden vervult is.
- Deze plant is by uitftek wondheelende,
matigent, zuiverent, openent, en oploffen-
de; men gebruikt derzelver afkookzel om de
fchurft, waterzucht, kliergezwellen, kanker
en jicht te geneezen : dit afkookzel als
een klifteer gebruikt, is nuttig voor den buikloop
en roooeloop.
E G E L , zie Z e e - E g e l ._
E G E L , o f L a n d - Ë g e l , Ecbinus ter-
rejtns. Dit is een klein land dier, dat de
groote van een middelmatige konyn heeft,
en gewóohelyk zich in de boflchen ont-
houd. Het is acht o f negen duimen lang:
zyne oogen zyn klein en ftaau midden in
het hooft: zyne ooren breed, lang en ver-
heven, zyne neusgaten getant; hy heeft aan
iedere poot vier vingeren die met nagelen
gewapent z yn , den duim is veel korter als
de andere. Het opperfte gedeelte van zyn
lichaam, te weten, den rug, de zyden en
het opperfte van den kop, zyn met harde en
gekende doornen, gelyk de haften der ka-
ftanjes gewapent; deze doornen o f ftekels
zyn met bruin en wit gefchakcert: de groot-
fte hebben omtrent een en een halven duim
lengte. De Egel verheft deze ftekels o f lecht
dezelve na zynen wil neder, ’t geen zoo veel
1. D e e l .
natUurlyke wapenen zyn. Zyn kop, zoo men
er de kruin van uitzondert, zyn keel, buik,
pooten en ftaart zyn met bruin en witachtig
hair bedekt; hy heeft in iedere kaak tw e l
lange fnytanden; de bovenfte zyn van elkanderen
verwydert: en de onderfte ftaan byna
tegen elkanderen; en beh.alven deze heeft
hy aan iedere zyde van de bovenkaak vier
Kleine hondstanden die in paaren van elkan—
deren verwydert z y n , en v y f maaltanden
waar van de eerfte en laatfte veel kleinder
zyn als de drie middelfte ; aan iedere zyde
van de onderkaak heeft hy drie kleine hondstanden
die tegen elkanderen liaan en fchuins
voorwaarts overgeboogen zyn , en vier maaltanden
waar van^ de laatfte veel kleinder als
de drie anderen is : in ’t geheel zes en dertig
tailden. Het wyfje heeft acht tepels.
* Men moet dit fbort van Egel met het fte-
kel-varken niet verwarren: deze dieren ver-
lchillen van elkanderen in groote, gedaante
yan het lichaam, en die der ftekels, en in
de landen die zy bewoonen. Zie S t e k e l v
a r k e n .
Men onderfcheid verfcheide foorten van
Land Egels, welkers kenmerken zyn, twee
fnytanden in iedere kaak te hebben, als mede
hondstanden, de vingers der pooten mee
nagels bezet, en het lichaam met ftekels
bedekt. Men heeft Egels die een lan^e en
fpitze fnuit hebben, gelykvormig aan dia
der varkens ; in andere is hy veel korter»
platter, en gelykt naar den bek der honden.
. Wanneer den Egel beangft is , 'rolt hy ziek1
in t ronde in een, en door dit middel verbergt
hy zyn kop en pooten, en neemt da
gedaante van een ronde met doornen gewapende
bal aan. In dezen ftaat verdedigt hy
zich zeer wel tegens de honden en andere
dieren ; zoo men hem met water begiet buigen
zich zyne ftekels aanftonds naar het
lichaam. Dit dier gaat alleen des nachts
uit: het voed zich met vruchten; en breekt
met zyne pooten de druiven trollen af: niets
is vreemder als om te zien hoe dit dier zich
over de troffen rolt die'gelyks de aarde hangen,
o f over de vruchten die door den wint
afgeworpen zyn. Zoo ras het gevoelt dat de
vruchten aan zyne doornen gehecht zyn , zoo
begeeft het zich met zynen laft naar zyne
fchuilplaats, die in een holle boom, o f in
een grot o f oud vervallen gebouw is. Dit
dier brengt het grootfte gedeelte 'van den
winter met flapen door.
Onder, de viervoetige dieren, zecht Ma-
thiolus in zyne aanteekeningen over Diofcorï-
•p P d e s ,