
6?4 LFFOGLr LÏYRE ID R:' LO-DDÏ1R.. LOLIGO*,
zenden , en dat dit het cenigfte middel is ,
om hem zynen aangenamen reuk te gee-
ven.. ■ .
De plant * van welke men hem bekoomt %
verfchilt van het gemeene Lifch niet door
de gedaante der wortelen , o f der bladeren,
of-4 er bloemen , maar alleen door de.kleur;
want de bladeren van het Lifch van Florence
, trekken meer op het zee-groen: de bloemen
hebben weinig reuk , z y zyn melkachtig
w i t :.. men. noemt deze plant wit Lifeh.
L I T O G L Y P H I T E S , deezen naam
heeft men aan delfbaare zelfftandighedèn, die
werktuigelyk,. o f niet zyn , en die op een
lompe wys gegoote ftukken, o f die door een
beeldfhyder bearbeid z yn , verbeelden.
L I V R E I D R A G E R* Dezen naam
heeft-men aan een, foort van Huisjesflak ge~
geeven , Welkers fchelp o f rok , met ringen
o f ftreepen , van verfchillende bruinachti—
ge kleuren , op een geele grond , yerziert
zyn.M
en. geeft meede de naam van Livreidra—
ger, aan een foort van Rups , uit welke een
Nacht-Vlinder voortkoomt, die met zyne
éijeren , de fcheut van een Appel-, Peere--,
©f Pruimboom omringt^ Zie R u p Sv
L O D D E R , deezen naam geeven de
-Noorweegèrs aan een klein foort van Haring,,
die veel overeenkomfl met onze Spiering
heeft ,• en waar van de Groenl anders *s jaar—
lykfch een verbazende meenigte vangen; zy
droogen hen op de Rotzen , voor den winter
: deeze vangft gefchied, in, Mey ,. en. in
Juny.
L O G T , zie L ên x..
L O L I G O . Dit i j een- zeer zonderling
foort van v ifc li, welkers kop tufle-hen- zyne
pooten en buik fta at, en die men wi l , dat
het vermogen b e z it, om te konnen vliegen..
Hy behoortvolgens den- doorluchtigen Lin-
nteus , tot het geflaeht der Spaanfche Zee-
Katten, en tot het föort der Zöophyten. Zie
deze woorden♦
De Lo ligo, heeft inderdïiat, iets overeen-
komftig met den Pólypus, en byzonder met
de Spaanfche Zee-Kat; de pooten, de lange
beenen, de kop, de oogen, de bek, de tong,
en de geleibuis om het zwarte vocht uitte-
wergen,. en eenige inwendige deelen komenin
vorming met elkanderen overeen. Ihder-
daat, zy paaren op dezelve wys;. de wyfjes
ichieten haare kuit in Oétober, en altoos in
volle Zee. De Heer.iVÏÉ‘<È&«*».zecht datmeu,
een groot getal van deze viflehen op de kuit
van Portugal ziet. Zoo ’er. eenig onderfcheid
tuffehen de Loligo en Spaanfche Zee-Kat is,,
zoobeftaat dit hier in dat het lichaam van de"
Loligo lang en rond is en dat het in een
punt. eindigt; en dat van de Spaanfche Zeó-
Kat kort en breed i s , gelyk haar been ivryf-
baar en fponsachtig is- Dat van den Loligo,
is final, kraakbeenig en een.weinig doorfeby-
nende. Zyn rechter been is dikker ; zyne
vleugelen zyn-breeder en eindigen in punten ,
en omringen de geheele built niet, gelyk die-
van de Spaanfche Zee-Kat. De mamietjes-
der Loligoos hebben maar een geleibuis:, en
de wyfjes hebben ’er twee. Deze dieren
werpen meede noch een rood vocht uit; dat.
hen roodachtig maakt, gelyk de zachte v is -
fchen , wanneer zy gekookt worden*. Men*
merkt noch op, dat de Loligoos zaehter vleefch
als de Spaanfche Zee-Katten hebben. Z y
hebben acht vry korte baarden ;. een foort.
van zeer harden bek; hunne vinnen dienen.
hen om in het water te zwemmen, en, zook
men zecht, om op het land te vliegen. Wanneer
zy vliegen, zoo voorfpelt dit on weder r
zy zyn zomtyds in troepen by elkanderen.-
Dezen yifch is nooit zeer. hoog tót fpyze ge—
fchat; dit is het gevoelen van den Uitlegger'
Arifopbanes en dat van Suidas♦. Hy zecht
echter dat de Loligoos welke, in den Golf*
van Ambracia gevangen wierden, het hoog—
fte , in koude gerechten ,. te Rome gefchat.
wierden.
Men ' vint zomtyds meede'kleine foorten
van Loligoos, welke van de voörige door,
de mindere uitgebreidheit vcrfchillen, en om
dat hunne vleugelen veel fpitzer z yn , en een
weinig lager uit hun-lichaam voortkomen als.,
die van de groote Loligo.. De Zee-wolven
zoeken met gretigheit de jonge Loligoos onr
?èr hunnen prooi van te maken; maar zyont-
fnap'pen hen dikwyls, want de Loligoos bezitten
de eigenfebap om naar hunne begeerte ■
een zwart vocht uittegeven, ’t geen in twéé
bewaarplaatzen o f buizen, welke in den buik
geplaatft zyn-, beflooten is-, dit maakt het water
troebel , en verbergt hunnen weg; hierop,.
begeven zy. zich,, zoo men zecht, in de-
lucht, en ontfnappen door dit middel de ver—
flindzucht van hunnen vyand. De Loligo
leeft van kleine viflehen, kreeften, enz.
L-OM^
LOMBAARDSCH LINSENB OOMPJE.
L O M B A A R D S C H L I N S E N -
B O O M P J E , Colutea* Dit is een heefter
welkers bloemen geel zyn en naar die der peulvruchten
gelyken. De bladeren zyn eirond en
Haan tegens elkanderen over. Op -de bloem
volgt een peul die de gedaante van een vry
groote blaas h e e ft, en byna ledig is , men
vind in dezelve verfcheide zaadeh welke de
gedaante van een nier hebben. Dezen heester
bloeit in M e y , en is gefchikt om de lente
luflbofchjes te verfieren. Hy vermeerdert
gemakkelyk. De bladeren en peulen van dez
e heefter zyn ten opzichten van 'het Lom-
èaardfche Linfenboompje, het geen de bladeren
van de Scneplant en kleine blaadjes ten
opzichten van de plant zyn welke men Sene-
èladen noemt : zy zyn oven gelyk buikzuive-
‘rende; maar men móet ’ er een grooter gifte
van gebruiken als van de Senebladen : men
■ bedient ’er zich -zeldzaam in de Geneeskonft
L O N G E K R U I D , L i eb en arborem,
<eiut Palmonaria arborea* Men vint deze plant,
•die van een verfchillent geflaeht is van die
ge ene welke men Onze Lieve Vrouwen Melk-
>kruid en meede Longekruid noemt , aan de
oude Eiken, Beuken, P yn , en andere hoornen
in de dichtbewafïè bolïchen vaftge-
hecht, en zomtyds op dé mosachtige fteenen:
z y gelykt. naar het Leverkruid der fonteinen;
maar zy is in alle opzichten grooter : zy is
drooger en ruuwer: haare bladeren zyn zeer
door een gevlochten., en op elkanderen gelyk
fchübben geplaatft: haare infnydingen
zyn by uitftek verfcheide, en veel dieper als
'clie van het gemeene Leverkruid♦ Deze plant
is zamengepakt, en^zoo buigzaam als zeemleder
, en zy vertoont inzekervoegen door
haare gedaante een gedroogde long: zy is witachtig
aan de zyde met welke zy aan defchors
'van den boom vaftgehecht is , aan de andere
zyde is zy groen, zy heeft een bitterefmaak,
die eenige zamentrekking heeft: men vint
haar meede in de fchaduuwe op de Rotzen.
•Men verzamelt gewoonelyk die geené welke
•op de Eikenboomen groeit, fchöon men liefden
heeft welke die geene- van de oude Pyn-
‘boomen hooger fchatten , om eenige harft-
‘achtige deèlen welke men wil dat zy uit deze
%oomen trekt;
Het Longekruid der Eikenboomen is nuttig
jo o r de hardnekkige geelzucht en ingewor-
tèlden hoeft : hét flopt de uitvloeijing van 1
het bloed, fluit de verfche wonden , flopt
LONGEKRUID. LOOD. 67$
de buikloop, en doet de maandftonden ophouden*
Dodoneus zecht dat de Herders cn
Hoeffmits met vrucht aan hun ve e , wanneer
•zy. hoeften en met moeite ademhalen , het
poeder van deze plant met zout gaaven; en
dat.men by gevolg gedacht heeft dat zy mee-
de nuttig voor de menfehen zyn kon, en dé
ondervinding heeft geleert dat zy zeer goed
voor de verzweeringen der long en hetbloed-
fpuuwen is. Rui ze ch t, dat de Engel-
feben haar met een goeden uitflag tegens de
longeziektens en de teering gebruiken.
L O N G E K R U I D , men noemt dus mede
een plant die, onder de naam van Onze
Lieve Vróuwe Melk bekent is. Zie dit artikel.
L O O D , Plumbum* Dit is een zacht Metaal
dat gemakkelyk gefmolten kan worden ;
het-is zeer buigzaam, zeer taai, en na het
Kwikzilver het zachtfte der metalen en halvp
metalen; men kan het zonder moeite fliyden,
'pletten en buigen: het is mede het minft ge-
luitgeevende, en het minft veerkrachtige 'van
alle metalen. Het Lood heeft, tot in des-
zelfs minfte gedeeltens, een kantzuilige .gedaante;
zyne kleur is witachtig blaauvy, en
in den beginne blinkende, maar het befmet
lichtelyk in de lucht, in het water en in het
vuur: deszelfs zwaarte is zoo groot, dat eèn
vierkante voet van dit metaal 828 ponden
weegt* Het begint veel fchielyker op het
vuur te fmelten als een Luk boter o f wafcti
van geiyke groote : het verkalkt ligtelykj,
gaat in glas over, en bevordert de fmelting
van de aarde of. hardnekkige fteenen» Het
•bezit mede de eigenfehap om de andere metalen
tot glas o f ilakken te brengen , uitge-
sondert het goud en het zilver. Het verkalkt
zich veel gemakkelyker met Kwikzilver als
niet het T in , en vermengt zich met alle Metalen,
uitgezonden met het yzer. Men wil
dat alle de foorten van Lood-Ertzen, en by*
• zonder die welkers cubeh zeer kleine greinen
zyn , zilver in grooter o f kleinder hoeveelheit
bevatten.
Men vind het Lood in zeer veel Landen ,
en vooral in Engeland, Vrankeryk en Duitfch-
land ; men vint het in allerlei foorten van
matricen van yzer vergezelt, zomtyds mede
van koper, zilver o f pyriten. Deszelfs ens
legt altoos zeer diep , en deszelfs verfchei-
denheden zyn talryk* W y zullen hier- de
voornaamfte en meeft bekende aanhaaien.
Qqqq a i. Het