
twee vëffchillende foorten geoordeelt hebben
, als door de befchouwing en vergely-
king van deze twee dieren „die- wy levendig
gezien hebben.
Dit dier onthoud zieh in Barbaryën, Ara-
biën, en in alle Landen in welke men Leeuwen
, Panthers, en Oncaas heeft. Het leeft'
van den roof gelyk deze, maar vermits le t
veel zwakker en kleinder is , zoo is het dik-
wyls genoodzaakt om zich met het geen zy
©verlaten te vergenoegen. Het verwydert
zich van den Panther, vervolgt de Heer de
Buffon , om dat deze zyne wreedheit npch
oefent wanneer hy geheel verzadigt is ; maar
het volgt de L e euw , die, wanneer hy geen
fpyze meer begeert, niemand eenig leet doet.
De Caracal bevoordeelt zich van ’t geen hy
overig la at, en zomtyds vergezelt hy hem
van n ab y , vermits hy gemakkelyk in de
boomen klimt, zoo hoeft hy den toorn van
den Leeuw niet te duchten , die hem hier
niet volgen kan gelyk de Panther doet. -
Het is om alle deze redenen, dat verfcheide
Reizigers gezecht hebben dat de Caracal de
Leidsman en verfpieder van den Leeuw i s ;
dat deze , wiens reuk niet fyn is , zich van
hem bedient om van verre de dieren op te
fpooren welke hy vervolgens met hem deelt*
• Men heeft gezien dat een .Caracal een hond
van een groote foort aanviel, en hem in weinig
©ogenblikken ombracht en verfcheufden.
Hy word bezwaarlyk tam gemaakt: echter
wanneer hy jong gevangen is , en zorgvuldig
©pgevoed word, kan men hem tot de jacht
bekwaam maken, die hy natuurlyk bemint,
en waar- in hy vry wel Haagt, mits men de
voorzorg gebruikt om-hem nooit als op dieren
los te laten die he.m geen wederRand bie-
trcn kermen, anderztnts werd hy afgefehrikt,
en weigert dezen dienR zoo ras ’ er gevaar in
Reekt. Men bedient ’er zich in de Indiën
van om haazen, konynen , en zelfs groote
vogelen- te vangen, die hy met een byzon-
dere behendigheit verrafcht en overweldigt.
■ C A R A G U E , een viervoetig Brazili-
aarifch dier, dat naar een Vofch gelykt,
maar ’t geen veel kleinder is , en een veel
■ onaangenamer reuk heeft. De Caragüe is
bruin, hy heeft een zak onder den buik, in
welke. hy zyne jongen verbergen kan , die
zes'of-zeven in getal zyn ; zy voeden dezelve
tot dat zy konnen eeten en zich van voorraad
verzorgen: dit dier jaagt des nachts; het
i s den vyand der vogelen, en vooral der
hoenderen*
C A R A N C R O , een foort van Gier uit
Louiliana : hy gelykt in grootèp gedaante
van den kop, en in vederen naar een jonge
kalkoen; zyn’ bek is krom, en zyii pöoten
zyn met kleine klaauwen gewapent-; hy is
zeer langzaam in zynen loop, en veel ver-
woeder op doode dieren als een goedé roofvogel
op levendig wild. De Spanjaarden die
in dit geweft woenen, hebben door een Be-
velfchnft op lyfRraffe verboden om deze vogelen
te dooden, mét oogmerk om dezelve
te behouden, om de overblyfzelen der wilde1
offen te verteeren, van welke zy ’er een mee-
nigte ombrengen*
C A R A N G U E , dit is een witte platte
v ifch, die drie o f vier voeten lang is : hy is
een duim aan den buik breed, en heeft drie.
o f vier duimen dikte, zyn mond is wyd, en
met goede tanden gewapent; en zyne oogen
zyn rood en groot : gy heeft twee groote vinnen
aan het einde van den hals: de vinnen,
van den rug zyn ongdyk, die van de 'kieu^
wen zyn fpits: hy heeft een breeden Haart.
Dezen vifch, die zomtyds gemeen op Mar-
teniquè is , kan voor een der befte zeefprin-
gers gehouden worden, en een die het meeRe'
arbeid aan de VifTchers verfchaft, door dé
pogingen die- hy doet om zich te ontwarren,.
at zy van den angel, ’t zy uit de zegen: zomtyds
zyn twee o f drie mannen niet in Haat
om dezelve op het land te trekken; in vergelding
vinden z y in zyn vleefch een der aan-
genaamRe gerechten der zee ;- zyn vleefch is
w i t , v e t, malfch, welfmakende, voedzaaitf
en gezónd;;, de kop word gewoonelyk alleen
o f inLoep voorgedient: men trekt ’er een gelei
uit, die,zoo goed als die van kalfsvïeefch
o f een kapoen is , en volgens-den V a d e r t
Tertre^ vs, dezelve zoo. aangenaam dat men
haar nooit moede word. De Carangue koomc
des nachts in de rivieren.
C A R A N N A , , zie K a r a n n a *
■ C A R A P U L L O , men geeft dezen naam
aan een plant die in Peru groeit, zy gelykt
een bos kruiden , en brengt een air voort,,
welkers afkookzel die geene eenige dao-en
zinneloos maakt die *er van drinken. Men
leeH in de befchryving van Peru, die in de
HiRorie van de aardbevingen door Halei, in -
gevoegt i s , dat de Indianen zich van déze
plant bedienen om de natuuriyke- geneigthe*-
den van hunne kinderen- te leeren kenneh.
Hier toe plaatzen z y voor de jongens en
meistoetsjes,
de verfchillende werktuigen der
handwerken die voor hunne fexe gefchikt
zyn; het werktuig dat het geval hen in hunne
zinneloosheit doet aanvatten , is voor hen
een teeken van hunne geneigtheit voor deze
o f die Haat. Verfcheide Reizigers zeggen
dat ,zy getuigen van deze byzonderheit ge-
weefl zyn.
i C A R C A J O U : een verfcheurent dier
van Noord-Amerika, van welke de Heer
Sarrajin de ontleedkundige befchryving aan
de Franfche Akademie der Wetenfchappen
-medegedeelt heeft. De kop van dat geen ’t
welk hy ontledigt.heeft was zeergroot, en
-zeer kort ten opzichten van deszelfs groote :
.hy woeg twee en dertig ponden, het uiteinde
van den fnuit was twee voeten van het
-eerfle wervelbeen van den hals verwyclert,.
•en de middellyn was tuflehen de ooren v y f
.duimen die recht, kort en aan de bovenzyde
rond waren; zyn borRen buik, die van een
•gelyke. groote waren, hadden een voet en
twee duimen middellyn ; zyne zeer korte
poöten hadden niet meer als negen duimen
-lengte, de klaauwen ’er onder begrepen, die
;vier duimen befloegen , en uit v y f teenen .
-zamengeHelt waren, die. ieder meer als een
-duim lang waren, en met kromme klaauwen
gewapent, die zeef fcfierp, en omtrent drie
•lynen breed aan hun boven gedeelte zyn.
De kleur der Carcajou is meer o f min
• zwart volgens de plaatzen die hy bewoont :
-hy is zeer. zeldzaam, en men dood ’ er wei-
,nig-; niemand heeft hem hooren fchreeu-
. w e n : hy lolt en blaaH als een kat wanneer
hy gekwetH en gevangen is; het wyfje
werpt maar een'jong: hy kruipt veel eer dan
idat hy gaat, en'het is .het traagHe van alle
:de verflindende dieren. Vermits hy alzoo
-traag als den Bever is , zoo is het vreemd
,.dat den Bever zyne prooi'word , zoo wel
. als den Orignac. Zie deze woorden. De
-Bever ontwykt hem lichtelyk op het ys.;
maar wanneer hy naar zyne hutten weder-
■ keert, wacht hem de Carcajou af, befpringt
• h em, en maakt hem tot zyn prooi. Ver-
- mits de Bever in de warme landen geen hut-
: ten bouwt, zoo heeft hy hier niets te vreezen,
vermits hy zyn hol diep in de aarde
,.op den oever, der meeren en rivieren maakt.
Wanneer de Carcajou op de Orignacs jacht
maakt, zoo zoekt hy alomme een landHreek
-die'veel Rinkent hout voortbrengt, met welk
hy we.et dat dit dier zich des winters voed,
st. geen den tyd is in welke de meeHe fneeuw
valt; en zoo ras dezelve ter hoogte van v y f
o f zes voeten le g t , zoo is het fpoor der
Orignacs wel ras zichtbaar ; deze fpooren
béflaan voor verfcheide Orignacs niet meer
als een half uur in uitgeRrektheit. Deze
dieren verlaten dezelve niet vry willig. Wanneer
de Carcajou een dezer plaatzen ontdekt "
h e e ft, zoo plaatR hy zich in hinderlaag op
een der boomen tegens welke de Orignacs
zich gemeenelyk wryven; en wanneer deze
dit koomt doen , werpt hy zich op hem,
grypt hem by de keel, en byt hem dezelve
in een ©ogenblik a f , in weerwil van de
fprongen en pogingen die de Orignac doet
met zich tegens de boomeh te wryven, waar
door hy zomtyds het vel van zynen vyand
verfcheurt; maar de Carcajou laat nooit lo s ,
hy is zeer verwoed op zynen roof, en het
RerkRe van alle dieren in evenredigheit van
zyne groote: men zocht dat het met gemak
eon vierde. gedeelte van een Orignac over de
fneeuw fleept. De Carcajou is zeer liRig:
hy verbreekt de knippen die men voor hem
Helt, maakt de Rrikkèn lo s , byt de koorden
der vuurroers aan Hukken welke men geRelt
heeft om hem te dooden, waar na hy zonder
gevaar het aas verflind dat men geplaatft
heeft ;om hem in den Hrik te lokken.
C A R C A P U L L I : dit is den boom die
de zelfRandigheit uitgeeft welke men in den
koophandel Gutte Gom noemt^
De Carcapulli is een groote dichte en zeer
takryke boom : zyn Ham is acht, tien o f
-twaalf voeten dik ;. zyn hout is witachtig
■ zyn bladeren zyn ter wederzyden- fpits, van
reen. dik zamenweefzel, de randen omgebogen
, met ribben bezet en donker groen; de
.bloemen roodachtig geel, en eenigzins zuur,
•op welke vruchten volgen , die de groote
»van een oranje appel nebben, met acht,
negen o f tien uitspringende hoeken, zy zyn
:in den beginne groen, wórden vervolgens
•geel, en zyn. witachtig wanneer zy ryp z y n ,
•naaren fmaak is rynsachtig, en zy bevatten
in haar vleefch groote langwerpige- zaden,
die- plat en van een blaauwe kleur zyn : deze
.vrucht werd Coddam -pulli genaamt.
- Dezen boom groeit in Cambaye, in China*
naby Siam, en op het -Eiland Cylon alwaar
hy Kanna- Gorcfka genoemt w o rd: men ge-
-3 ooft dat hy mede op het Eiland Caijenne
groeit.. - Men trekt uit deze boomen door
middel van een infnyding die men in den
.Ham maakt,.de Gutte Gom; dit vocht is in
den beginne melkachtig , het word vervoL-
C c 3 gens