
ao8
zyne vruchten, en men meft ’er de heeften
mede. Het is moeijelyk om hemjn noorder-
lyker landen aan te kweeken. Zyn hout is
hard, .en zeer goed tot gebruik.
C A S T I N E of E r b i n ï , dit is een
kalkachtige fteen, van een witachtige graau-
\ve kleur, van welke men zich in de fornuizen
bedient in welke men het yzer-erts fmelt,
om het zwavelachtige zuur naar zieh te trekken,
dat het yzer doet mineralifeeren, met
het fchraal en breukig te maken. Het is vry
moeijelyk om den aart van den beften Cafiine
te bepalen, iedere erts kan mogelyk een yer-
fchillent fmeltmiddel vorderen.
C A S U A R I S , dit is een Indiaanfche vogel
, die mede door de Indianen Emeu o f Emé
genoemt word. Dezen vogel is een dergroot-
ite , hy is aanmerkelyk om eenige zonderlingheden
die hem byzonder zyn.
Men heeft voor het jaar 1597. geen Cafua-
riflén in Europa gezien, en geen -Sehryvers
hadden ’er gewag van gemaakt. De Hollanders
brachten ’e r , by hunne wederkomft van
de eerfte tocht naar Indië, een mede die hen
als een zeldzame zaak, door een Vorft van
het Eiland Java, gegeven was. De Fran-
fche Gouverneur van Madagascar kocht ’er
oen in jaar 1671. van de 'Kooplieden die
uit Indië wederkeerden, en zond hem voor
de Diergaarde van Verfailles, in welke dezen
vogel vier jaaren leefden.
Men ziet in het Kabinet, van den Koning
van Vrankryk een Cafuaris die meer als v y f
voeten hoog is : zyn kop is met vederen be-
? e t, en hy heeft een roode kam in de. gedaante
van een helm; deze kam is niets anders als
een gedeelte van het bekkeneel.
De Cafuaris is vooral aanmerkelyk om zyne
vederen, die men by den eerften opilag
voor hairen zou aanzien. Deze vederen hebben
twee lange fchachten die uit een korte
buis voortkomen, welke aan het vel vaftge-
becht is: derzelyer baardjes zyn wreed, pun-
t i g , dun gefchikt, zw art, blinkende , en
fchynen , gelyk w y gezecht hebben , meer
naar paardehair als naar vederen te gelyken.
De vederen van den kop en hals zyn zoo dun,
dat men ’er de huit duidelyk door ziet fchynen
.M
en merkt aan het einde der vleugelen v y f
fcherpe pennen van een verfchillende lengte
aan, die boogswys naar het lichaam gekromt
zyn. Deze ftekels o f pennen zyn van een verfchillende
lengte, en hebben dezelve fchikking
en dezelve afmeting als onze v y f vingeren
der handen: zy zyn van een blinkent zwart.
Niets geeft te kennen dat de vleugelen van
den Cafuaris hem in het gaan behulpzaam
zyn.
C A S S U M M U N I A R . Dit is een wortel
die de Engelfchen uit Ooft-Indië brenen
, en welkers oorfprong men niet kent,
at is te zeggen, die der.plant tot welke hy
behoort: hy is knobbelachtig, knoeftig,-en
heeft de dikte van de galanga; is uitwendig
graauwachtig en inwendig geelachtig ; , van
een lichten fcherpen , bitteren en fpecery-
achtigen fmaak en aangènamen reuk. De Indianen
en de Engelfche Geneesheeren roemen
de krachten van den Cajfummuniar zeer
hoog: men wil dat dezen wortel de werking
van de kina-kina verbetert: hy verfterkt de
zenuwen, wekt de dierelyke geeften o p , en
herftelt dezelve, en verfterkt de .maag: hy is
mede windbrekent,
C A T E , zie I n d i a a n s c h e C a t e .
. _ C A T O P A , een plant die alzoo zonderling
als aanmerkenswaardig is , welke men
naby' het oude Fort der Portugeezen op Ter-
nate vint, en van. welke kleine bladeren af-
.vallen, die van een geringer groóte zyn als
de gemeene bladeren, zy zyn zoo ras niet
afgevallen , o f men ziet het hooft van een
worm o f vlinder uit de fteeltjes te voorfchyn
komen, welkers vezelen de pooten van het
infect uitmaken, en de dunfte veranderen'in
vleugelen; indieryoegen dat zy te gelyk vlinders
en bladeren fchynen.
Men leeft in de Hifloriefche -Befchryving
der Reizen, dat deze heefter ’s jaarlyks, op
nieuw uitfchiet, en lootjes voortbrengt die
naar die van den kaftanjeboom gelykt, uit
welke deze wormen te voorfchyn komen,
welke vervolgens langs de vezelen der groóte
bladeren kruipen. Dit.buitengewoon ver-
fchynfel moet -in den rang der twyfelachtige
zaken geplaatft worden , tot dat het door
Filofophifche Waarnemers beveiligt is.
C A U C A L l S , K l i s s e n - K e r v e l ,
Ciraea. Deszelfs wortel is lang, kruipende
en geknoopt; haare fteelen zyn dun, wollig
, mergachtig, en een voet hoog,; de bladeren
'aan de randen getant en fpits; haare
bloemen zyn lange airen. Op deze bloemen
volgen vruchten van; een langwerpige gedaante
, die met ftekels gewapent zyn, en langwcr
'werpige zaden behelzen. Deze plant groeit
op lchaduwryke en vochtige plaatzen: zy is
ontbindende en wondheelende. Men noemt
dezelve Graea, om dat zy zich zoo vaft aan
de kleederen hecht, dat zy de menfchen te
fug kan houden , zoo a ls ; de Grce van de
F abel Hiftorie hen door haare betoo veringen
tot zich trok,
C E B U S . Dezen naam geven de Natuurkundigen
aan de Staart Aapen o f Meerkatten
; Klein onderfcheid ’er zeftien foorten
van. Zie M e e r k a t en A ap.
C E D E RB.O-0 M o f P y n b o om van
d en L i b a n o n , Cedrus. Dit is een boom
die in alle tyden beroemt geweeft is , en
voormaals alléén op den Berg Libanon groeiden
; men onderfcheid ’er verfcheide foorten
van. De befchryvingen die men zedert twee
■ eeuwen van den waren Cederboom in ’ t licht
.gegeven heeft, fchynen -niet nauwkeurig te
zyn; het is genoeg dat,men de befchryvingen
van dezen beroemden boom, in de verhalen
van, de voornaamftc , Reisbefchryvers , met
-elkasderes vergelykt, welke den Berg Libanon
bezocht hebben ; te weten Ratiwolf in
’ t Jaar 1575., de Monconys in 1647, de Ridder
d'Arvieux in 1666, Franc , Fredr: de
Trolle in 1667, Corneüs de Bruyn in 1682,'
de la Rotjue in 168.9, en Nlauudrcll in .1696.
Men vint noch een befchryving van een bekwaam
man, die zeer geloofwaardig is , die
- ’ er de voornaamfte deelen met de grootfte
naauwkeurigheit van afgetéekent, e n ’er een
nauwkeurige en wydloopige befchryving by-
.gcvoegt heeft in de eerfte Verzameling van
de Keizerfyke Akademie der Natuuronderzoekers.
De befchryving is van den Heer Trew,
en zyne waarnemingen zyn zamengeilelt volgens
de Cederen die in Engeland in den Tuin
der Apothekers te Chelfea geplant zyn. Deze
Cederen zyn -vooïtgekómen van de Ccder-
,noten die van den Berg I Jbanpn in Engeland
overgebracht z yn : men nam ’er de zaden
o f pitten met veel voorzorgen (door.behulp
der zon neftr alen, die de halten doet ontflui-
ten) uit; in ’t Jaar 1755, hadden deze Ce-
.-deren reets de hoogte van 80 voeten bereikt,
•de middellyn van den circel der takken ter
. hoogte van tien voeten van den grond, was
72 voeten. Men heeft opgemerkt dat dezel-
. ve {teel van den ceder niet alleen mannelyke
.bloemen voortbrengt, die op de wyze van
katjes zyn, maar ook vrouwelyke bloemen,
op welke, na verloop van tien jaren. na dat
I. D eel,
zy geplant zyn, vruchten volgen die de gedaante
van pynappelen hebben. De bladeren
van het grootfte gedeelte van deze Cederen
zyn klein, fmal, fpits, overeenkomftig
die vam den geneverboom, en met elkande-
ren als geledigt, gelyk die der cypreflen.
Dezen boom heeft een pyramidale gedaante
, hy behoud zyne bladeren geduurende den
winter, zyne takken zyn altoos groen, zy
zyn naar de aarde gebogen , en veroorzaken
een bekoorlyke fchaduwe; dezen boom
groeit het befte wanneer het veel fneeuwt en
in de ftrengfte winters. Men z ie t’er die hom*
dert en dertig voeten ho og, en dik naar
evenredigheit zyn : men kweekt dezelve in.
fteenachtige en onvruchtbare gronden aan.
Het cederhout is roodachtig en welriekende:
’•er vloeit natuurlyk geduurende de groote
zomerhitte een harft uit die hard word, en
die men Ceder Hat'ft noemt, zie dit *woorU
In landen in welke dit hout gemeen is*
maakt men ’er uitmuntent timmerwerk van
dat byna onverderfelyk is : het overtreft allo
de foorten van hout die men tot bouwftoffen:
gebruikt: dit hout is lig t, men gebruikt het
mede. tot fraije werken van S'chrynwerk*
De Engelfchen maken een foort van kleine
tonnetjes, van welke de eene helft der duigen
van cederhout eri de andere helft van wit
■ hout is; zy laten hier punch o f andere fter-
ke dranken eenigen tyd in ftaan, waar door
zy een reuk en fmaak verkrygen die voor
hen aangenaam is. De Heer Lawrence, een
geleerde Engelfchman, verwyt aan de Europeanen,
in een leerhandeling over de aankweking
der hoornen, hunne onachtzaamheit in
het verwaarloozen van het aankweken van
een boom die zoo nuttig en zoo fchoon is ,
■ en zoo welig .wafcht. Hy haalt tot een
voorheeft een wandellaan van Cederboomen
-aan die door een gemeen man in Engeland,
geplant is , en die in weinig tyd zeer fchoon
zyn geworden. Volgens de waarnemingen
die hy gedaan h e e ft,. groeit dezen boom zoo
wel natuurlyk in de Nieuwe als Oude We-
relt. In de Nieuwe Werelt, vint men Cederen
op de hoogfte bergen, in lage landen,
in zeerheeteLandfchappen, en in andere die
zeer koud zyn. Wanneer Amerika eerft ontdekt
wierd ,. gebruikten de Spanjaarden dit
hout met veel voordeel om fchepen te bouwen.
Men heeft foorten van Cederen die
natuurlyk in Italië, Spanje, Languedoc en
Provence groeijen, dus i s , by voorbeeft
de K L E I N E C E D E R B O O M , Cedrus
heccifera. Zyne ftam en takken zyn krom
D d cq