
E Z E L . . s r r E E .-
"bedient ser zich alleen van om op te rydèn^-
men weet hen zoo a f te rechten dat zy dén
tel gaan: en men fhyd.hen de neusgaten open,
ö-m dat z y beeter zouden konnen$ademen;,
zy gaan zoo fnel dat men. hart moet loopen'.
om hen te konnen.volgen,. Dit foort is zoo,
fchoon , dat de Arabieren ’er het ras zoo
zorgvuldig van aankweeken als dat van-,
hunne paarden,. Z y zyn in groote achting
te Madura , alwaar een. Indiaanfche Ham
hen byzondcr aanbidden, om dat zy geloo--
ven dat de. zielen van alle de edelen in’ de.
lichamen-, van Ezels overgaan..
Den Ezel vermengt zich. met de - Merrie; :
en den Hengft zich met de. Ezellin: de Muil~-
egels koomen uit deze koppeling voort, en
vooral uit die van den Ezel met de Merrie-.
Zie Mü i l e z e ito...
Den Ezel vermengt zich, mede met de
K o e , en de Ezellin zich.met den Stier, en
zy brengen,, zoo.men zecht, de Muilpaarden
voorts Zie Mu i l p a a r d .
■ Men at voormaals het vleefch der Ezels,,
en vooral dat van het wilde Ezel-veulen; de
Borfiaanen hielden het- voor een zeer. wel—
finakent gerecht, zoo als ook de Romeiuen,
volgens het verhaal van Plintus?.hoe het ook.
zyn mag,. het is- zeker dat het vleefch der
tamme Ézelen noch fmakeloozer en onaangenamer
als dat der Paarden is._
‘ De Ezelinne.melk is lig t, geöiakkefyk.ter
verteeren, ^en bevat weinig boóter en kaas
deelen :.• zy verzacht de fcherpe en zoutach—
tige vochten: zy ftilt de. pyn der jichügen,
en geneeft zomtyds de teering,. Om haar
goed'te'hébben moet men een jonge en fter-
ke Ezellin kiezen., die eerft onlangs geworpen
h é é ft, en zedert niet gedekt is men
xhoet het. veulen weg doen dat zy zoogt;,,
haaf zinnelyk- houden ;: overvloedig; Van
h o o i, haver.,, garft en kruiden voorzien,
welkers heilzame hoedanigheden op de ziekte
invloed hébben konnen; zorg dragen
dat men de melk. niet koud laat worden, . en
haar zelfs voor de lucht niét bloot ftellen ,.
’t geen haar ih weinig tyd zou dóen bederven.
In alle dé Zhidelyke - Landen , vint men
groot er aantal van wilde. E z e ls . als wildé
Paarden : de Latynen hebben den wilden
Ezel Onager genoemt , die men , zecht de
Heer de Bufon met dé Zebra niet verwar-,
ren móet, gelyk zulks door eenige Natuur-
bëfchryvers en Reizigers gedaan i s ; de Zebra
is medé-onder den naam van Wilden
i i S ) de Kaap de Goede Hoop bekent,.
en geheet verïehiïlent van den gemeéftèiïj
E z e l; want, volgens den doorluchtigen :dcr
Bufon , zoo lang w y onkundig zyn o f de.
vreemde foorten met onze gemeene foorten-
niéuwe geïïaehten konnen vormen en voort--
brengen , zoo hebben w y redenen om hen
voor byzondere. foorten aan te..zien, tot dat.
het met'de daat beweezen-.is dat ieder dier
van deze byzondere foorten zich met de ge- -
meene foort vermengen konnen-, en andere,
vóórtbrengen, die zien weder onderling ver—
meenigviddigen konnen; dit kenmerk maakt
alleen de wez.entlykheit en eenbeit uit van.;
het geen men foort moet noemen,.,zoo wel
onder de dieren als onder de planten. De
Önaget" o f wilde Ezel. is niet geftreept gelyk.
de Zebra g- en zyne geftalte is-, op veel na,
zoo edel niet.. Zie Z e br a ..
De woeftenyen vanLybië en Numidië bevatten.:
veel wilde Ezels ::.zy zyn .graauw, eru
lóopen-zoo fnel dat de Barbar,yfche Paarden
alleen in ftaat zyn om hen in het loopen t e -
achterhaal en. Wanneer zy een menfeh zien, i
geven'Zy. een fchreeuw.,. maken, een gerin- -
nik, houden ftil, en nemen de vlucht niet .
voor dat men heji, nadert: zy zyn altóós in
troepen, by een. wan peer zy weiden o f gaan,
drinken... Mén heeft'geen. Ezels noch P a a i den
in Amerika gevonden;, fchoon de ge-
tempertheit der lucht, vooraf in Zuid Amerika
, hen zoo gunftig als eenige. andere is,.
Die geene welke ’ er de Spanjaarden .uit Eu- •
ropa, overgebracht hebben ,, zyn in de bos—
fêhën zeer vermenigtvuldigt, en-men ziet ’er -
tans geheelé troepen wilde Ezels..
Vermits het vebvan den Ezel zeer hart en ;
zeer veerkrachtig is , zoo gebruikt men het ■
met nut tot verfchillénde gebruiken : men*'
ftelt ’ér zeeven, trommels, en zeer goede
fchoenen van zaamen : men maakt ’ér grof ”
parkement van tot fchryftafeltjes in de zakboekjes,
die men met een dunne laag plaa—
fter belecht :-het is mede van het ezels leder -
dat de Oofterlingen het Sagri maken-, ’£ geen.i
w y Sagryn ofSagryn leder noemen»,
Dit leder is zeer vaft, zeer hart, .en met
kléine ronde korlen bedekt d ie ’êr de fchoon- -
heit van-uit maaken. Wanneer men de Ezels
vellen dé-eerfte bereidingen heeft doen ondergaan
en wanneer het de vereifchte zacht—
heit’ verkregen heeft', zoo beftrooit men het
met mostaart zaad', welkers zamentrekkende-'
kracht het doet korlen.. Wanneer het mos--
taart zaad niet wel geplaats is , zoo blyven
’ ér gladde plaatzeri over, dié men fpiegels--
noemt; een gebrek.'dat.den prys.van.het Sa--
grypa
E'ZELSDISTEL.
:gryn Vermindert. Voor ’t overige, men gebruikt
mede tot het vervaardigen van Sagryn
b e t léder dat .men van het achterfte gedeelte
van den rug der paarden en muilezels be-
köötnt.
Het Sagryn neemt alle foorten van kleuren
aan; het -roodë^ is het befte en koftbaar-
•fte, om het vermiljoen en c ar min met welke •
het gekleurf word. Men onderfcheid ligte-
lyk het Sagryn van het Marokein dat tot Sa-
gryn gebracht is , om dat het eerfte zoo ligt
■ h-iet anchilvert.
E Z E L (W ilde) Wöub E z e l . De
befchryvingen die men van de Wilde Ezels
gemaakt heeft zyn zoo onvolmaakt, dat men
niet naauwkeurig weet wat dit voor een dier
is . De Ouden hebben van de Wilde Ezels
een verfchillent foort met de Tamme Ezels
.gemaakt. Eenige Natuurkundigen zeggen dat ■
■ de Wilde Ezels menigvuldig in Syrië zyn;
•dat hunne vellen zeer hart zyn, en dat men
•dezelve in diervoegen bereid dat hunne bui-
tenfté -oppervlakte met kleine korlen bedekt
-is-: men bedient ’er zich van om fcheeden
tot zydgeweeren, meflekokers, enz. te maaken
; dit is het geen men Sagryn leder noemt.
Zie dit ivoor t.
Het is zeer waarfchynelyk dat dezen Wih
idën Ezel dikwyls met de Zebra verwart is-
fchoon hy zeer véél overeenfcomft met den
igemeenen Ezel heeft; ’t geen mede aan deze
-de naam van Gefireepten Ezel van de Kaap
de Goede Hoop heeft doen geeven: dit is een
der bevalligfte en Welgemaakfte dieren die
men zien kan. Zie Z e b r a .
E Z E L S D IS T E L , Cardaus vinearuM
repens. Dit is een foort van Cirfium die tus-
fenen de wyngaarden groeit; haaren wortel
is- zwartachtig en kruipende, zoo ook haaren
fteel die witachtig en een voet lang is. Haare
-bladeren welke naar die van de hazen diftel
jelyk en , zyn lang, zwartachtig groen aan
-de boven zyden , wit en wolachtig aan de
«ader zyde, ingefneden en ftekendè ; haare
takken brengen aan de uiteindens fchubach-
■ tige hoofdjes v o o r t, die grooter als-de ei-
EZELSKRUID. 315
kels zyn, zonder doornen, en met-een tros
bloempjes beladen die roodachtig en ia
riempjes ingefneden zyn ; op deze bloemea
volgen zaaoe-n die ieder met een pluim bezet
•zyn. Deze plant is afzettende : de ezels zyn
•zoo gretig naar deze diftel niet als naar de
gemeene foort; men wil dat deszelfs knoppen
gedroogt zynde en in de zak gedragen
de ambeijen geneeft, maar ’er zoude verbazende
uitvloeiingen vereifcht worden om
een zoo merkbaar uitwerkzel te veroorzaken.
De Water D i s t e l , Poliachantus,
die door' Gafabona, een Kruidkundige in
drenft van den Hertog van Florence , be-
fchreven i s , verfchilt van de Ezels Diftel
n ie t, als alleen door deszelfs bladeren'die
veel grooter en meer met geelachtige doornen
bézet z y n , die met tuflehen wydtens
twee aan twee-, o f drie aan dr ie , o f Vier
aan vier gefchikr zyn.
E Z E L S K R U i p , 'Oïvagra. Een
plant die tót ons uit Amerika is overgebracht,
en die men tot vermaak in zommi-
ge tuinen aankweekt : zy koomt van zaad’
voort', en fchiet haaren fteel niet voor her
•tweede jaar uit.
De wortel van deze.pltat ïs lang-, heeft
de dikte van een vinger, en is wit en vezelachtig.
Haaren fteêl is Hoog, een vinger
-dik, mergachtig-, aan den vöet rond-, -hoekig
en takkig aan het oppèrite gedeelte,
graauwachtig en met roode ftippen bezet;
haare bladeren zyn lang en final, kronkelig
en getant: haare bloemen zyn groot en be-
fïaan gewodnelyk uit vier géele ' blaadjes,
die rooswys in de uitfnydzeleii van een kelk
gefchikt z y n , van welke de eene helft hol
en de andere vaft is: deze bloem is welriekende
, maar van seringen duur, want z y
blyft maar eenen daeh ontloken zonder te
verwelken; ; wanneer zy verdweenen is verandert
het vafte gedeelte van de kelk in een
langWerpige vrucht, die zich aan de punt in
vier deelen fcheid , en vier zaadhuisjès bevat
welke met kleine hoekige ziaden vervult
zyn : deze plant is zamentrekkende ea
afveegende.
' . ;
Rï % P A ,