
wys afgebeelt in de verzameling van de Nar
tuurlyke Hiftorie , die in het Kabinet der
•Prentkonft van de Bibliotheek van dezen
Vorft bewaart wort. Deze Geiten, *zoo wel
als byna alle de dieren van Syrië , hebberi
zeer w i t , lang , dicht, en zoo fyn hair
dat men ’er Honen van maakt die-zoo fchooh
en zoo glansryk zyn als onze zyde ftoffen.-
Volgens het geene w y gezecht hebben, zou
het fchynen dat de Geiten van Heraclea veel
overeenkomft met die van Angora hebben.
: Het zyn de Geiten van Barbaryen, Klein
A z ië en Indiën die het grootfte gedeelte vaii
dat fchoone Geitenhair verPchaffen , van ’t
welk men ftoffen weeft. Deze koopwaar wert
dikwyls met wol vervalfcht. v
De Geit is een dier, dat, voor het minfte,
alzoo nuttig als het fchaap is ; hierom, zecht
de Heer de Buffon , kan men de Geiten en
£zel^ , in zekervoegen , als behulp Poorten
.aanzien, die in veel opzichten het gebrek
van Paarden en Schapen vervullen konnen,
vermits z y tot dezelve gebruiken zouden
konnen dienen, zoo deze twee dierbare
Poorten van dieren kwamen -te ontbreken.'
Deze twee behulp Poorten zyn zelfs fterker,
en beter tegens ongemakken beftant als de
hooft Poorten.
- Hoe veel voordeelen weet men niet van
deze tamme dieren te trekken! De Geit ver-
fchaft ons een melk die een middel Poort is
tuftchen de Koeije en Ezellinne melk : zy
is zoo ,dik niet als deeerfte, en zoo waterig
niet als de tweede; ’t geen haar zeer gePchikt
doet zyn voor temperamenten, voor welke
de koeije melk te zwaar, én de ezellinne
melk te dun is. Haar gebruik is zeer heilzaam
voor kinderen welke aan teringachtige
kwalen kwynen, én om perzoonen die zeer
mager zyn meer lyvigheit te verPchaffen,
zonder dat zy ’er eenigzins door bezwaart
worden. De Geiten melk heeft zomtyds een
lichte zamentrekkende kracht, om dat deze
dieren zeer gretig zyn naar de botten-van ei-
kenboomen en andere zamentrekkende planten
’t geen aan haare melk deze eigénfcbap
yerfchaft: zy is mede nuttig in teringkwalen
die van een waterachtigen buikloop vergezelt
zyn. Deze eigenfchappen der planten met
welke het dier zich voed, deelen zich opeene
zoo verbazende wyze aan de melk mede dat,
ondanks alle de doorzygvaten en zeefwyze
doorgangen door welke zy gaan /moet, de
melk van een Geit.aan welke men buikzuiverende
middelen ingcgeven h e e ft, en die
door de minnemoeders gedronken wort , de
kinderen welke zy zoogen tot een zacht eft
genoegzaam buikzuiverent middel vertrekken.
Het is dus van groot aanbelang dat
men, wanneer men Geitenmelk drinkt; acht
geeft dat z y geen kruiden eeten , dan zulke
welker zappen heilzaam en niet geweldig"
zyn ; want deze dieren zyn zeer begéerlg
naar Wolfsmelk, welkers zap fcherp en brandende
is. Men maakt'van de Geitenmelk
uitmuntende kaazen.
De baarden der Bokken groeijen tot eene
.zoo groote lengte, dat men van dezelve pa-
ruiken maakt, na dat men ’er menfchen hair
onder gemengt heeft. De Kaarfenmakers
gebruiken in veele landen een • groote méev
nigte Bokken vet. jMeh bereid de Bokken
en Geiten vellen op verPcheiderlei wyzen:
men maakt dezelve alzoo zacht als die der
Damharten, en zy zyn van alzoo goede hoe-
danigheit. Men bereid dezelve mede ‘ tot
rood en zwart turksleder o f maroquyn. Het
befte en fchoonfte rood maroquyn koomt
uit de Levant: men maakt het met gomlak
en andere drogeryen. rood. Het fchoonfte'
zwart maroquyn koomt uit Barbaryen. , Dezer
maroquynen zyn des te beter , hoe hooger
zy in kleur, en hoe fynder en zachter zy in -
het aanraken z yn , zy moeten geen onaangenamen
reuk hebben. Men vervaardigt mede
maroquynen in verfcheide EuropeaanPche
fteden, doch deze hebben noch,de fchoon-
heit noch de duürzaamheit van die van de
Levant o f Barbaryen niet.
Men zecht dat de Bokken zich gewillig
met de Schapen vermengen, en de Rammen
zich met de Geiten; en dat uit deze- vermengingen
zomtyds jongen te voorfchyn komen.
Echter ziet men niet dat de voortbrengzelen
van deze vermengingen bekent z yn ; wy hebben
mede zeer onvpldoende berichten van
de Muilpaarden, - dat is te zeggen, het voort-
brengzel van de koe en den ezel % of'van de
merrie en den ftiet\
B O K £ Wilde} S t e e n b o k ; een Poort
van wilde Bok, aie de*“ Zwitzerfche en Sa-
voifche Alpen bewoont: hy overtreft de
grootfte Bok in groote. Zyne hoornen zyn
bruin, zwart, lang, een weinig'boogswys
omgekromt, zeer fterk , en over derzel ver
geheefe lengte mét knobbels bezet. Zyne
beeneh zyn dun; en zyn hair is rosachtig.
De Steenbokken zyn zoo vlug in ’t loo-
pen, dat zy gemakkelyk over de fteilfte rot-
zen fnellcn. Zoo zy in het Ppringen van
boven- nederftorten 5 komen z y op hunne
hoorhoornen
neder, waar door zy geen hét minfte
fetzel bekomen. Wanneer men deze dieren
pp de bergen-jaagt-, en zy ruimte hebben,
vallen zy Op.de jagers aan; maar men zecht
dat wanneer zy geen plaats hebben om zich
te keeren, zy de moed laatën vallen , en zich
vangen laaten.
■ De Zwitzèrfche Boeren bedienen zich van
het bloed der‘Steenbokken in hunne ziektèns
als een uitmuntent zweetdryvent middel': zy
laaten dit bloéd zelfs droogen, doen het in
blazen , en yerkoopen het vry duur. Dit
bloed is des te fpoediger in ’t werken, om
dat het dier zich met Kruiden voed die een
grooten overvloed van vlugge deelen behelzen.
Men maakten ’ er voormaals . meer gebruik
in, de genezingen van het pleuris van;
maar tans wert het alleen door de landlieden
gebruikt welke voor het aderlaten vreezen,
én die het met een go'eden uitflag gebruiken
.M
en .vint in de Wilde Bokken, wanneer
z y oud beginnen te worden , een- Poort van
Bezoard: men zecht $ dat wanneer men niet
ftraks na dat het dier gedood is , dézen fteen
uit b et zelve haalt, ’ hy door een fchielyke
ontbinding verdwynt. Schoon deze Bezoard
zeer zacht is wanneer hy uit het dierkoomt,
zoo wert hy echter in de lucht zeer hard.
Zie B e z o a r d .
B O K S B A A R T , J o s e e h s e l ö e m ,
Tragopogon, een plant van welke men verfcheide
Poorten onderfcheid. W y zullen hier
van de twee voorriaamfte fpreken: wat de
zwarte o f Ppaanfche betreft, zie op het woort
A d d e r s k r u id .
i . De W i t t e B ok s B a a r t , Tragopo-
gon' hortenfe. Haare wortel heeft de dikte
van de kleinfte vinger,, is re ch t, zacht,
melkachtig , zoet van Pmaak, en uit en inwendig
wif.-hy fchiet een fteel uit die omtrent
de hoogte van twee voeten heeft, hy is
rond, hol, getakt, en met verfcheide bladeren
bezet die na dié van de Beet geljken:
de bloemen komen in dén zomer op de toppen
der takken te voorfchyn: ieder derzelve
is een tros van halve bloempjes van een purperachtige
kleur: op dezelve volgen langwerpige,
ronde, gegroefde, en met een pluim
van dons bezette zaaden. De geheele plant
geeft in groótè meenigte een melkachtig,1
lyraachtig' en zoet . zap u i t , dat in den beginne
wit is , en vervolgens geel wort: men
kweekt dezelve in de tuinen gelyk het Adderskruid
aan, om dat haare wortelen inde
Ppyze gebruikt worden.' •
2. De W ilde B oks b a a r t , Gemée-
ne B oksbaa-r t , Tragopogon p re ten fe lu -
teum majus. Deze plant groeit byna overal,
in de weiden en velden die eenigzins vochtig
en vet zyn : haaren wortel gelykt naar die
V-an het Adderskruid: haaren fteel is een en
een half voet hoog : haare bladeren gelyken
naar die van de faffraan: haare bloemen, die
in Mey o f Juny te voorfchyn komen, zyn
geelachtig en gelyken naar die van de leeuwentand:
haare zaaden-zyn afchverwig; en
heffen zich door middel van haar dons in de
lucht o p, hier na fchiet de plant weder uit,
en bloeit op nieuw in July en Auguftus.
fo h a n B a h u in melkt aan, dat alle de bloemen
van deze plant zich' naar het Ooften
keeren.
D e : wortelen van deze plant zyn afdryven-
de en borftzuiverende : zy geven een zacht
voedzel en.goed zap: de bladeren zyn wond-
heelende en verzachtende.
B O K S B O O N E N , Wa t e r k l a v e -
r e n ,-Menianthes paluftre; ■ dit is een plant
die in de moeraffen, en andere waterryke
plaatzen, en in dorre landen groeit. Haaren
wortel is knobbelig, lang; wit en vezelachtig;
haare bladeren zyn drie by elkanderen,
aan .lange en breede ftelen vaftgehècht, zy
gelyken eenigzins in gedaante en groote naar
die'der boonén ; zomtyds rondadhtig, en
zomtyds Ppits. Tuffchen dezelve fchiet een
fteel uit, deze is een en een half voet lang,
glad, dun en groen, hy onderfteunt een tros
trechterwyze bloemen , die een witachtige
purpere kleur . hebben. Op deze bloemen
volgen vruchten die gemeenelyk langwerpig,
zyn, deze befluiten eironde, geele o f rofle
zaden, die een bittere Pmaak hebben. Deze
plant duurt, buiten het water , niet lang:
zy bloeit in Mey.. en Juny ; zy verfchilt in
groote , volgens de plaatzen op welke zy
groeit. Het afkookzel van deze plant is
onaangenaam , maar zeer nuttig tegen het
fcorbut, jicht en waterzucht. De Boksboo-
nen zyn in Duitfchland in hoogachting, zelfs,
tegen het graveel en bloedfpuwen.
B O K - T O R , Ccrambyx, dit geflachtvan
Torren is een dier geene welke de fchoonfte.
infeden verPchaffen. Hy heeft byzohdere
kenmerken die hem lichtelyk doen herkennen.
Her. eerfte van deze kenmerken beftaat in de
R 3