
92 B E E N L Y M . B E E R '.
been,., het fcheepbeen , het vierkantbeèn >
en de drie grondbeenderen. De voorvoet
bedaat uit v y f beenen, en de vingers o f tooien
zyn v y f in getal, van welke de groots
ite. twee en de overige ieder drie.beentjes bevatten,
die kootjes genaamt worden. Men
.heeft noch verfcheide kleine, beentjes die
men gewoonelyk by de geraamtens niet-bé-
wa ar t; gelyk de gehoorbeentjes, het tong-
been , en die , welke men de zaadbeentjes
noemt.
: Men . kan lichtel-yk, het getal van alle de
beenderen optekenen uit welke gewoonelyk
het geraamte van een volwaffen menfch be-
ftaat, volgens de optelling welke w.y van
dezelve gedaan hebben; te.weten, vier en
vyftig in het h o o ft, vier en vyftig in den
romp, wanneer men het duitbeen vooreen,
en het borftbeen: voor twee Hukken telt, en
hondert vier en twintig in de ledematen.;
’ t geen een getal van twee hondert twee en
dertig uitmaakt, . welke , zoo men. ’er de
.acb.t beentjes van ’t gehoor byvoegt, en de
drié voornaam (te (tukken vaxr het tongbeen/,
.zoo 1 zal men- bevinden, dat het geheel twee I
hondert drie en ..veertig beenderen hedrao-en
z a l , zonder ’er. de zaadbeentjes- onder” te
tekenen,...
B E E N L Y M , W a l s t e t n , Lapis ojji-
fragus: dit is gewoonelyk een Zandige,
Bolle (teen , die de. gedaante, van een.
buis o f pyp.-heeft, en naar wortelen van
hoornen o f (lukken riet.gelykt, die als ver- -
;$eenmgynj; zy. zyn. ruuw ,. grysachtig o f
witachtig, van een mergelachtigc ze-lfïtan- -
d i g h e i t i n welke het.kalkachtige gedeelte
en het.zand dan ecns meerder, en dan weder
ïninder. heerfchen : zy, worden in alle
zandige.plaatzen gevormt, welke met planten
bezet zyn ,■ , - en door water, belproeit
worden, ’t welk. de (toffe met zich. voert
die dezelve zamenltellen , en die- hen door
nederltryking vórmt: zie S t a l a c t i i i s ,
en.de. Memorie v an,den Heer Guettard over
de vorming der Stala&iten , welke' men .in
4?' Memorie, van de ■ Kiminglyke Fran/cbe
Akademie der Wetenfcbappen_ van bet Jaar
vint. De Heer Herman maakt«rewaa'
■ van. een.,blauw.Beenlym van. Maffel, die
tans zeer gemeends om dat zy v y f en een
Balye oneen zilver, in, de . hondert .ponden
bevat.. ■ —
De Beenlym is van groot gebruik in de
Hoogduitfche Apotheken : men geeft -voor
oaLwanoeet dezelve inwendig.gebmikt wor-t,
z y de eigenfehap bezit om dé gebroken besn»-
dêren; weder- aan een te hechten; maar allé
deszelfs krachten beltaan in-weinig anders
als-in het vooroordeel...
B E E R , Urfiis, dit is een viervoetig wild
dier, dat van zich zei veil een lompe gedaante
heeft, en ons noch -plomper toefehynt, onr.
dat het met lange- hairen -bedekt is die den
omtrek- van alle de dcelen- van deszelfs lic- ■
haam. bedekken; zyn hooft heeft eenige
overcenkqmft -met dat van' den W o lf , ïir.
gedaante en in de fchuinfe gefteltheit der
oogen ; de voorde posten van den Beer
ruden op de aarde tot aan-de vuiden, en de
achterde pooten. tot aan--de helft van dé
voetzool; zyn rug fchynt zeer verheven-;
om dat hy met lang . en overeinde daande
haken bezet is 5 zyn itaart heeft weinig leng- •
te , en. zyn voorde pooten zyn eenigzins -
inwendig gedraai*:,;.. .
De Beer, zecht de Heer de' Bitfon, heeft
de zinnen van het gezicht, gehoor en gevóel
zeer goed, fchoon zyn oogen naar mate van
de uiigebreidheit van zyn-lichaam zeer klein
zyn , de.ooren.kort, de- huit zeer dik, en
dicht: zyn. reuk is uitmuntent, en-
zelfs, veel fynder als die. van eenig ander
dier.;, want. de inwendige oppervlakte van
dit zintuig- is. by uitdek uitgebreid men telt
vier reijen vlaktens van.béenachtige plaatjes
in het zelve , die van -eikanderen door drie
andere rechtfiandige, vlaktens- van-.een ge- -
fcheiden worden, wélke op een-verbazende-
wys de oppervlakten» venneenigvuldigen die
in. daat zyn. om de indrukzelen-van.den-reuk
te;..ontvangen-. Zyn. pootenr.zyn- met zeer :
vleezige fpieren gelyk de . armen en beenen
der menfehen bekleed; hy heeft v y f toonen-
aan de achterde pooten ; de grootde dezer -
vingers zyn.aan.de buite zyden van.dit foorï
van handen geplaatd, int plaats/dat zy- by de
menfehen aan- de binnen zyden- (taan ; zyn -
vingers z yn dik., kort en tegen- eikanderen
gefloten , . zoo wel aan de voerde-als achterde
«pooten;. de nagelen zyn zwart en zeer
hard. Hy (laat met zyn vuiden ,. gelyk de
menfehen met de hunne : maar deze move
overeenkomdens met de menfehen maken
hen alleen des té.wandalliger,. en-geven hen
geen meerderheit boven andere dieren.
’S r is geen dieiv, ten minden/, onder die -
geene die genoegzaam, algemeen bekent zyn-
over welke ,de Schryvers van.de Natu-urlyke
Hutorïe.zoo veel van eikanderen verfchiK-
len, als. over de. Beeren; .hunne onzekerheden^,
B E E R . B E E R '.
dén', en zelfs hunne tegendrydigheden fchy-
nen my-, zecht de Heer de Bujfon, hier uit
voorttekomen, dat zy-de foórtén niet onder-
fcheiden hebben, en dat zy zomtyds aan het
eene toefchryven ’t geen. aan- het andere behoort.
Voor -esrd moet men de Landbeeren van
de Zeebeéren onderfcheiden, welke laatlte
gcméeuelyk Witte Beeren, Tslandfcbe Beeren
o f Beeren van.de Tszee genaamt worden; dit
zyn.zeer onderfcheide, dieren-, zoo wél in
de gedaante van het lichaam als: in dé natuurlyke
gewoontenseindelyk moet men twee
foorten in de Landbeeren onderfcheiden ,
de bruine o f zwarte, welke dezelve .geneigdheden
, en dezelve natuurlyke begeertens
niet hebben, éh.derhalven niet.als verfchei-
denheden van een en het. zelfde foort können
befchouwt worden, maar als twee- onderfcheiden
- en. van eikanderen. verfchillendé
foorten.. Wat meer i s , men heeft noch
Landbeeren die natuurlyk w it zyn , niet door
de gedrengheit van de luchtdreek die hen in
den winter, wit doet worden.;.: gelyk de.heiv
melynen en de haazen., .
Schoon deze Beeren irr kleur naar de
Zéebeeren gelyken.,. zoo verfchillen zy in
het óverige gelyk alle ; ändere Beeren van
deze.. Men vint dit foort van Beeren in
Groot '1 artaryën , Rusland, Lithauwen. en
andere Noordfche landfehappen.. ..
In het Alpifche gebergte, vint rn.cn-in vr.y
groot aantal Bruine Beeren., en zeldzaam
zwarte Beeren , welke men integendeel in
grooter meenigte in de Boffchen. van de
Noordelyke Landfehappen van Europa en
Amerika vint.. De Bruine zyn woelt en ver.-
fcheurent;. de zwarte zyn alleen w i ld , en
weigeren altoos, voldaadig vleefch te eeten,;
deze zyn zoo gretig naar melk.en honing,
dat wanneer zy dezelve bekomen; können,
zy zich liever zullen laten dooden., als hunnen
roof verlaten.. Volgens het getuigenis
van den Heer du Pratz, ziet meir.in Louifla-
na de Beeren-in troepen van. de hergen aftornen
wanneer die met fneeuw bedekt zyn.-;
zy zoeken.alleen,. door den honger geperlt,
vruchten en wortelen , welk. voedzel de
vleefcheetende.- dieren weigeren te ..eeteit
Men heeft in Savoye, als- medé in Kanada
roodachtige Beeren^.die alzoo vcrfchcurende
zyn, als de Wolven;
De zwarte Beeren-onthouden zich weinig
anders als in -koude Landen; maar de bruine
a f toffe Beeren vint men in de koude en gematigde.
ftreken en. zelfs in de Zuidelyke
93"
Landfehappen. Z y waarèn by de Grieken
gemeen; de Romeinen deden dezelve, voor
hunne fchouwfpelen, uit Lybie komen:
men vint Beeren in-alle w o ed e , berg en
hofchachtige Landen.; doch men vint ’er
geen in- wélbevolkte Landen,.Zoo het niet
eenige zyn die zich in weinig bezocht wordende
bergen onthouden.
_ D e Beer is , volgens den Heer de Bufon,
niet alleen w o ed , maar ook eenzaam: hy
ontwykt door een natuurlyke geneigtheit alle
m a a tfeh ap p y .h y verwydert zich van de
pla-atzen welke . door de menfehen bezocht
worden ; hy fchept alleen genoegen in die
geene in. welke de oude natuur heerfcht:
een oude fpèlonk, in onnaakbare rotzen, een
hol dat door den. tyd.in.de dam van een .ouden
boom, in ’t midden van een dicht bofch, is
uitgeholt, dienen hem tot een woonplaats;
hy onthout zich hier alleen , brengt ’ er een
gedeelte van den. winter zonder voedzel
door, zónder ’er. in verfcheide weken uit-
tekomen: echter is hy niet verdooft, noch
van gevoel ontbloot, gelyk de Bergrot- én
Marmot. Maar vermits hy namurlyk vet is ,
en. zelfs tot een groote’ trap op het einde
van den zomer; in welke tyd hy zig ver-
fchuilt, zoo doet deze. overmaat van vet
hem de onthouding wederdaan, ,en hykoomt
uit zyn fchnilplaats niet te voorfchyn, dan
wanneer hy zich uitgehongert bevint. ■
Men wil dat het omtrent het einde van
veertig, dagen.is dat de mannetjes uit hunne
hooien komenma a r. dat. de - wyfjes ’er vier
maanden, in blyven, om dat zy in. dezen tyd
hare jongen werpen.. Ik kan, nauwlyks ge-
laoven,. vervolgt de Heer de Bufj'on, niet
alleen, dat zy zouden konn-en bedaan, maar
zelfs, hunne, jongen, zuigen , zonder dat zy
zelve eenig voedzel gebruikten in een «zoo
groote uitgedrekthek van tyd.. Zoo het
waar is dat de mannetjes, door de.noodza-
kelykheit om. voedzel te zoeken ,„ten einde
van veertig dagen gedrongen- worden om uit
hunne hooien te konten; zoo is het natuur-
lyk te denken dat de wyfjes door dezelve
behoefte noch- derker zulten aangedreven
worden , vermits zy. door het zoogen harer
jongen dubbelt uitgeput worden; ten minden
zoo men niet voaronderdellen wil dat z-y ’ er
eenige verflinden -met derzelver.bakleedze-
ten,. en -alle de overtollige voortbrengzelen
van haare baaring; ’t geen. my niet waar- -
fchynelyk toefehynt, ondanks het voorbeelt.
der katten , die zomtyds haare jongen op—
eeten.. Voor - ’t . overige , w y fpreken hier
M 5, ’ alleen *.