658 LEGUAAN. LELIE.
van de keel tot op de bord hangt: dit is een
foort van krop die voor een gedeelte 'gctanc
en voor een gedeelte ongetant is : hy ipant
dezelve op en zet hem uit na zyne begeerte:
de kruin van zynen kop is loodkleurig: zyne
voorde pooten zyn veel dunner als de ach-
terde : zy hebben alle v y f klaauwen welke
met zeer fcherpe en kromme nagelen ge wapent
zyn.
Het lichaam van dit dier is vry mager,
maar zyne achtcrde pooten en zynen daarc
zyn zeer vleezig.
De holligheid van den buik der Leguaan is
groot, en net geheele inwendige gedeelte is
met twee reuze Is van een geelachtig vet bekleed,
dat zenuuwderkent gehouden word:
de mannetjes hebben een ltoute gedaante,
een verfchrikkelyk en afgryzelyk aanzien; zy
zyn een derde grooter ais de wyfjes, die geheel
groen zyn, en een zachtaardiger aanzien
hebben. Z y paaren in de maand Maart; het
is als dan gevaarlyk om hen te naderen. Het
mannetje valt op die geene aan welke zyn
wyfje naby komen, om haar te befchermen:
vermits z y niet vergiftigt z yn , zoo veroorzaakt
haare beeten geen gevaar, edoch zy-
laaten niet los het geene zy eens gevat hebben
, ten minden zoo men hen niet verworgt,
o f hen derk op de neus ilaat.
De Inwoonders van Brazil maken op deze
dieren in de Lente jacht, nadat zy veel bloemen
van mahot en bladerén van mapou ge-
geeten hebben welke langs de rivieren groei-
jen : zy zitten op de takken der boomen te
mden welke over het water uitdeken , en
haare botheit is zoo groot dat z y , fchóon zy
vlug zyn en fnel loopen konnen, echter het
gevaar zien naderen zonder het te ontwyken.
Deze dieren zyn bezwaarelyk door een fnap-
baanfehoot te dooden, men heeft ’er eenige
gezien welke drie fchooten ontvingen zonder
te vallen; maar men kan hen ras doen derven
, met een klein dokje op een yzere difc
in hunne neusgaten te deken: men kan hen
drie weeken in ’ t leven houden, zonder hen
eeten o f drinken te geeven.
Het is omtrent de maand Mey dat de w y fjes
van de bergen afkomen om haare eijeren
op den oever der zee te leggen , gelyk de
fchïldpadden; deze eijeren zyn altoos onee-
ven in getal, van dertien a f tot v y f err twintig
toe: zy leggen dezelve alle te gelyk: zy
zyn niet grooter als die der duiven , maar een
weinig langer; hunne fchaalen zyn wit en
buigzaam gelyk geweekt parkement: het inwendige
dt-r eijeren is witachtig, en zy hebben
noch wit noch doijer, zy worden niet
hard, fchoon men ze laat kooken: zy geven
een zeer goede fmaak aan alle foorcen van
lauden, en zyn, zoo men' zecht, beeter als
die der hoenderen.
Een van dit foort van Haagdiden is genoeg
om vier mannen te verzadigen ; de wyfjes
zyn altoos maller, vetter en welfmakender
als de mannetjes; maar het vleefch van deze
dieren is byzonder fchadelyk, voor die geene.
welke aan de venuskwaal onderhevig z yn ,
het wekt deze kwaal weder op al is zy langen
tyd- geft ik ge weeft.
Seba geefe de befchryving van zeeven foor-
ten van Leguaan,en , welke in kleuren ver-
fchillen: te weeten, de eerffe is de Anxeri-
kaanfche , de tweede de Surinaanifche , de
derde die van Cy lon , de vierde is het wyfje
van de voorgaande , de vyfde vint men op
het Eiland Formofa in de OoH-Indië, de zesde
is het kleine foort van de voorige, en de
zevende is die van Nieuw Spanje, alwaar zy
Tamacoïïn genoemt word. Men kan zich niet
oeg over de zonderlinge fchoonhei.t van
foort van HaagdifTen verwonderen , als
meede over de gedaante van haare kroppen ,
de fpikkeling van haare verfehillende fchub**
ben, enz.
L E L I E , Lilium. De witte Lelie is een
der planten welke men in de tuinen aankweekt,
en die ’er in de.maand Juny een derfchoonfle
fieraden van is , zoo wel door haare fclioon-
heit als door haaren Heffelyken reuk. Men
zecht dat deze bloem uit Syrië oorfpronke-
lyk is. Uit haaren Wortel, die een bol is ,
verheft zich .een ronde Heng , die .vry hoog
opfehiet, en verfcheide bloemen onderffeunt
welke een hcerlyke witte kleur hebben, welriekende
zyn , en uit zes bloembladen be-
Haan. Op deze bloemen volgen langwerpige
vruchten , welke drie hoeken hebben , en
met zaden vervult zyn: men gebruikt haare
bloemen erï bollen irrde Gene eskon ft.
Men heeft noch andere fobrten van Leliën
: te weeten, de Witte Leliën met dubbele
bloemen, deze zyn echter in zeekere opzichten
, minder als de' enkele Leliën , welkers
bloemen altoos volmaakt z yn ; in plaats dat
die geene der dubbele Leliën nooit meerder
als half tot volmaakthcit komen» De Witte
gèfchakeerde Lelie is een der fchoonfle, om
dat haar bloemen met ka'rmo'zyn op een bevallige
wys geboort zyn : zy bloeit in den
winter, en men heeft weinig bloemen welke
haar in fchoonheit overtreffen. De Oranjekleu
L E L I E V A N E E N DACII. L E N . 659
kleurige Lellen , welke met wit gefe hak eert
zyn , doen een bevallige uitwerking in de
tuinen. De LLoocle Lelie , anders St. jjfans
Lelie genaam t , is zeer bevallig om haafe fchoo-
ne vuur kleur.
De bloemen der Leliën hebben een verzachtende
kracht: men gebruikt haar uitwend
ig , en zeer zeldzaam -inwendig: men bedient
’er zich in verzachtende 'afkookzels
van. Men bereid een olie van Leliën, met
de bloemen in olie te laten aftrekken, men
laat ’er haar niet langer als twee o f drie dagen
in; vervolgens neemt men weder ander
e , want zoo men haar’er langer in lie t, zoo
zouden zy verrotten. Dézen o lie, dus in de
zon bereid zyndc, heeft een aangenaame reuk,
. en werd tegens de fmerten en gezwellen gebruikt:
hy is goed in gevallen in welke men
de gezwellen moet verzachten ofdoenrypen,
en hy kan mogelyk in de verzachtende enryp-
makende pappen geméngt worden.
Het welriekent water dat men uit de Leliebloemen
door middel van een waterbad trekt,
werd gebruikt om de kleur van de jonge'dochters
te doen ophelderen, en om de vlakken
uit het aangezicht te verdryven, vooral wanneer
men ’er een weinig zout van wyniteen
ondermengt.
De bollen der Leliën, uitwendigopgelecht
zynde, is een der voornaamfte middelen om
te verzachten , tot rypheit te brengen en de
ettennaking te bevorderen.
L E L I E V A N E E N D A C H , dit is
een plant welke een geele bloem heeft, en
die vry wel door haare bladeren en Heel naar
de Lelie gelykt: zy groeit zonder aankweè-
king, en behoud haare fchoonheit maar een
dacn. Men heeft een foort van deze bloemen
, welkers bloémen zeer veel verfcheiden-
heit bezitten. De Hollandfehe Bloemmiiten
maken veel werk van deze bloem.
L E L I E V A N D E N D A A L E N ,
Lil:urn Convalliiitn. Dit is een zeer bevallige
plant, die in de vallyen, in de heggen, in
de ftruiken , op fchaduuwryke pi aarzen en
onder de heefters in vochtige gronden groeit.;
haaren wortel is dun , vezelachtig en kruipende
: hy fchiet twee o f drie bladeren uit,
welke langwerpig, vry breed, groen, zacht
in ’t aanraken en blinkende zyn: uit h a raid--
den van deze bladeren verhefc zich een.Heel
die een half voet hoog, dun, hoekachtig en
naakt.is, aan dezelve komen tot aan den top
een raeénigtc kleine bloemen .op. zekere :v>-
L E L I E V A N D E N D A A
ftandizr\ voort, die byna altoos naar eene zyde
ge:keert zyn , zy zyn nedergeboog;en, hangen
has, en beftaan uit een enkel Stuk, dat
een klokswyzegedaante heeft, zy hebben een
Heffelyken en doordringende reuk; c>p dezelve
voIgen rondachtige beziën, wel!ve ro od,
en met vleefch vervult zyn , en zaaden bevatten
welke bitter en bynazoohard als hoorn
zyn.
Schoon deze bloempjes Heffelyk ruiken,
zoo wil Ettmuller echter dat men ’er geen.
wezentlyken olie uittrekken kan : wanneer
zy gedroogt z yn , en opgefnooven worden,
zoo verwekken zy fferk niezen; hierom be-
Üaan deze bloemen een aanmerkelyken rang
onder de hoofcverflerkende middelen, en die
voor de ze nuuwk waaien voorde fch re even
worden; zy zyn nuttig in de beroertens, en
alle foorten wan Huiptrekkende beweeging^
In eenige Landfchappen van Duitfchland
mengt men de bloemen van de Leliën vanden
daalen , welke men des 'zoomers heeft
lasten droogen, met de druiven , waar van
men een wyn bereid die men tegens alle de
ongemakken gebruikt, waar tegen de geeft -
en het water van deze bloemen nuttig zyn«~
Men heeft noch andere foorten van Leliën
van den daal en , waar van de eene groote
bloemen heeft; en een andere welkers bloemen
een vleefch kleur hebben. Men noemt mede
het Walßroo , Kleins Lelie van den daalen ,
edoch dit is onéïgëntlyk , want de rechte
Kleine Lelie van den daalen is de volgende.
B osch L e l i e v a n den d a a l e o f
K l e in e L elie van den d a a l e , O nzer
V r o uwe n b ed s t roo of W i e g -
s t r o o , Aiperula. Deze geheele p lant, die
op de bergachtige plaatzen in de boüchen
groeit, geeft een zachten en aangename reuk
van zich: haare Heden zyn dun , vierkant,
knoopachrig, en tien duimen hoog: haare
bladeren hebben veel overeenkomft met die
der gemeene küßen : zy komen ten getale
van zes o f acht om iedere kuoop voort, en
zyn Hars wys gefchikc. Haare bloemen komen
aan de.'toppen der fteelen voort; zy be-
Haan uit een klófeswys gevorm: Huk, dat in
v y f deden ingefneeden is , zy zyn wit en
hebben een Heffelvken reuk: op dezelve volgen
drooge vruchten, welke ieder twee kleine
zaaden bevatten die aan een gekleeft zyn.
Dit foort van Lelie van den daa’ e is zeer
nuttig in alle eeritbeginner.de vertlopplngen:
zy is vvondheelende en zamencrekkenie: men
confyt de vrachten om ’er zich tegens de val-
O 0 0 0 1 Jecde