
Van alle de Duiven, hebben die van Loui-
Mana het fynfle en fmak.elykfle vleefch; deze
vogelen zyn , door geheel Amerika alwaar
men veele bolfchen heeft, vry goed, en zoo
vet dat zy in ’t nedervallen barden wanneer
men haar uit een boom fchiet.. Veel foorten
van Amerikaanfche Duiven hebben het hooft
o f gekuift, o f glad; de Negers zyn noch niet
bedacht geweeit om de Duiven tam te ma-';
ken , fchoon. de Hollanders 5er een groote
meenigte aankweeken. Aan de Kaap de Goede
Hoop, fchat men de berg Duiven en die
der kreupelbofïchen zeer hoog.
De Heer Linnceus geeft de befchryving van
de Groenlandfche D uif. Deze heeft de groots
van een kleine hen, en haaren bek flemt
mede met die van dezen vogel overeen; haare
pooten zyn met een vlies vereenigt. De
Heer Adanfon zecht dat de Yslandfche Duiven
naar de wilde Duiven gelyken, en dat
zy haare nellen in de_ipleeten der rotzen
bouwen die den oever der zee boorden, op
dat de jongen in het water zouden vallen zoo
xas zy zich buiten dezelve begeven : haare
vlucht gelykt naar die der Patryzen. Wat de
Tortelduiven betreft, dat mede een foort
van Duiven z yn , zie het woorr T o r t e l d
u if . '
D U I K E L A A R . Goedard geeft dezen
«aam aan een Rups die van de hyfïbp leeft l
■ men vint ’er,, zecht h y , op deze plant wanneer
z y bloeit; maar wanneer men een blad
-aanroert, laat deze rups zich vallen, en ver-
rbergt zich in de a a r d e z y verandert in een
vlieg.
D U I K E R , Mergus, dit is een, geflacht
-van vogelen die vier vingers aan de pooten
-hebben, van welke de drie voorfte gewebt
o f met een vlies vereenigt zyn , en de achter-
fte met deze niet verknocht is : hy blyft zoo
lang niet onder water als de Fuut. De Duikers
zyn halve Eendvogelen, maar z y ver-
fchillen geheel van de Eenden door den kop,
hals, bek en plaatzing der pooten: deze zyn-
-in de Duikers naby den aars geplaatfl, ’t geen.
veroorzaakt dat z y met moeite gaan, en dat
hun lichaam, gelyk dat der Eenden, waggelt
onder het voortgaan: hunnen' bek is- lang;
en fpits.. Zie hier de lyft der Duikers..
i. De Z ee -D u ik e r : men heeft van dit
foort groote en kleine. De eerfle is zeven,
en twintig duimen lang , van den punt van
den hek tot aan het einde der pooten : hy
heeft een vlucht van drie en een halve voet v.
zyn pogen zyn ro oda chtigzyn bek is byna
drie duimen lang, roodachtig, dun, en plataan
,de zyden: de vederen van zyn lichaam^
zyn kattoenachtig en zeer zacht; die v.an den
kop zyn bruinachtig; die van den buik flroef;.
de boril fchynt verzilvert; de vleugelen zyn
zwartachtig, en met witte vlakken geteekent :..
de klaauwen zyn zwartachtig, en' breed gelyk
de nagelen van een menfch: de beenen-
bree.d, plat en van achteren ruuw; de vinge-»
ren van gelyke breedte, en ter. wederzyden
met vliezen geboort..
s. Het K l e in e s o o r t van. Z ee-Dui-
kers is twee derde deelen kleinder als de.
vporige. Zyn bek is zwart en fpits gelyk die*
van . een lyfler: de vederen van zyn bef zyn
w it, de zyden van den hals eenigzins rood,
zoo als ook de vederen van de bouten: zyn
hals is zeer dun, de vleugelen klein en hoL
Deze Duiker heeft geen flaart, maar de klieren
van het j achteriyf zyn veel kleinder ais
naar gewoonte; uit dezelve koomt een bos^
vederen voort gelyk in de. andere'vogels; zyn
pooten zyn beter gefchikt om te zwemmen,
als om te gaan; de voetzoolen zyn.; zwart y.
zyne vingeren zyu.gewebt o f met elkanderen
door dubbele vliezen vereenigt: het overige
van zyne vederen is gelyk. aam die van den
grooten Duiker: zyn.gedaante en de fchik—
-king van zyne deelen veroorzaken dat hy zich
fneller op den grond van het water, als op
het land beweegt... Zoo-ras hy boven water
koomt, fleekt hy zyn kop op , ziet in het
ronde, en duikelt met‘een verbazende fnel-
heit weder onder. Hy is weinig in flaat om
zich uit het water op te heffen maar zoo. ras
hy zyn vlucht neemt, kan hy langen tyd vliegen:
hy heeft een zeer onaangenamen reuk
en fmaak..
.3. De G ro ot e Z e e - D u i k er v a n .
T erre N e u f , is een derde grooter als onze
groote Zee-Duiker: hy heeft een witte
ring om den hals: zyn vederen zyn zwart en
met wit gevlakt, deze vlakken zyn verwar-
delyk door elkanderen gemengeltzyne pooten
zyn bruin;. De Heer Linnaus; zecht, dat
dezen vogel mede in Noorwegen, Ysland en
Lapland gemeen is : men ziet dezelve dikwyls-
in Pruiflen-, zecht de Heer Klein. Het vel
van dezen Duiker is hard ;, de Laplanders
maken ’er een foort van mutzen- van.
4ï- De K le i n e D u i k e r of K w a k e r
E e n d -,
E e n d , Clangula; dezen vogel is gemeen in
I ta lië : men vangt dezelve mede zomtyds op
de Franfche en Engelfche zeekuften : zyn
vleefch is van een grondige en onaangename
fmaak, gelyk dat van den kleinen Zee-Duiker
: hy is een en een half voet lang, en heeft
twee en een half voet vlucht: zyn lichaam is
dik en kort, zoo ook zynen hals: zyn bek is
'eenigzins breed, en; geheel zwart: zyn kop
is van een veranderlyke en blinkende kleur,
die uit purper, groen en zwart is te zamen-
geflelt: aan iederen hoek van den bek heeft
hy een witte en ronde vlak: zyn oogen zyn
fchoon geel ; de hals , borfl, en buik zyn
w i t : het begin van de fchouderen en het ach^
terfle van den rug zyn zwart: de vleugelen
zyn met wit en zwart gemengelt; de Haart
is geheel zwart : de pooten kort en geelachtig
rood, zoo als ook de voeten: de klaauwen
zyn lang, en de vliezen zwart; de ach-
terfle vinger is méde gepalmt o f gewebt.
- 5. De G r o o t e g e v l a k t e D u i k e r :
h y is' een weinig grooter als onzen grooten
Zee-Duiker: de kleur'der vederen van zynen
hals, fchouderen, het opperlle der vleuge-,
ie n , en van den geheelen rug , zyn bruinachtig,
met witte vlakken gefpikkelt en gevlakt:
het onderfte gedeelte van zynen hals,
van de borfl en buik , zyn wit : de groote
pennen van zyn vleugelen zyn kort en zwart:
zyn bek is recht en fpits gelyk die van het
water-hoen. Men ziet eénige van deze Duikers
die ringen van witte vederen, om den
hals hebben; de hals-J rug en kop zyn zwart,
en met kleine witte flrepen gefpikkelt.
6. De G e k u i f d e D u i k e r , Chara-
■ drius : hy is een weinig kleinder als onze
groote Zee-duiker: hy heeft -een zwarte kuif
op den kop'; het onderfle van den hals is
met een kring van zwartachtige witte vederen
verfiert; de borfl en het onderfle van
den buik zyn witachtig ros. Deze Duiker
heeft geen flaart: zyn pooten zyn breed en
plat; zyn vingeren zyn met vliezen gebo'ort
die niet met elkanderen verknocht zyn.
' Seba geeft de befchryving van een Amerikaanfche
Duiker, welkers rug met'geelachtige
flraalen geflreept is. Men noemt de
Duiker van Louifiana ' o m dat hy
Hraks in het water duikt zoo ras hy het licht
der vuurroers ziet.
D U I N K E V E R o f B o n t e k e v e r ,
'Putto,. Dit is een vliegenr infeél, van het
getal der fchildvleugelige, en dat de wortelen
der boomen knaagt: dit infeót is zeer gemeen.
Het mannetje heeft fprieten die bla-
derig en langwerpig zyn: de wyfjes hebben
dezelve rond ; hunne dekfchilden zyn met
wit gefpikkelt. Deze gevlakte Tor koomt
Van een witte worm vo o r t, die onder het
groeijeri bruine vlakken op den rug krygt,
en vervolgens in een Duinkever verandert.
•D U T R O A . Eenige Schfyverén roemen
zeer onder dezen naam een foort van Ameri-
kaanfch kruid, welkers zaad naar dat der
meloenen gelykt. Men wil dat wanneer men
hét met eenig vocht vermengt, het een zin-
helooze vreugd veroorzaakt, die het gebruik
Van de rede en het geheugen verdooft. Men
Wil dat de Dutroa het zelfde gewas is dat
men Datura noemt. Zie dit woort.
D U I T S C H B E E R E N K L A U , zie
B e e r e n k l a u .
D U I V E L S D R E K , Affa-Foetida. Die
is een harftachtige gom , die zamengepakt,
zacht,.voor een gedeelte geel en ros is; en
■ een zeer onaangenamen reuk heeft, hiervan
is haaren naam van Duivelsdrek , Stercus
Diaboli voortgekomen.
Schoon dezen reuk ons Zoo affchuuwelyk
toefchynt, zóo werden ’er de Perfianen èn
alle Aziatifche Volken op dezelve wyze niet
door aangedaan ; want zy noemen haar Go-
den fpys' De Indianen eeten dezelve zeer
gemeenzaam, en vinden ’er een goeden reuk
en uitmuntende fmaak in :. zoo veel onder-
fcheid is ’ er mogelyk tuflchen het zamenflel
der zintuigen van de bewoonders der ver-
fchillende landen , en zelfs tuflchen die der
inwóonders van dezelve landflreek. Ziet men
niet dagelyks lieden die zoo veel afkeer van
look hebben, dat zy zelfs den adem van die
'geene niet verdragen kpnnen welke dezelve
gegeeten hebben ; • veel min dat zy dezelve
houden eeten. In tegendeel befchouwen andere
haar als zoo aangenaam, dat zy ze met
overvloed in alle gerechten mengen. Onze
eeuw heeft dezelve onflandvafligheit ten opzichten
van de geuren gezien. De reukwerken
die nien voor vyrtig jaaren met muskus
te zamehfleldenén voor zoo aangenaam gehouden
wierden, ■ zyri dus in vergetelheit geraakt,
dat de ïiakomelingfchap niet zal wee-
ten wat dit geweefl is'; want het zal haar
Zeer moeijelyk zyn om met derzelver oude
ïieffèlykheit, de flank o f fchadelyken reuk
M n u over