
zie dit woord. Deze vogel heeft een geele
vlak naby de oogen , en zyn borft is loodkleurig.
Zynen hals, rug en Haart zyn
bruin, zynen bek is zwart, en zyne pooten
.zyn rood.
• L O O F ,'z ie B l a b .
L O O K , K n u t F l o o k ., K n o p l o o k ,
AUium. Dit is een moeskruid, welks bloem
naar die der Lelie gelykt: men onderfcheid
•’ er twee foorten van, welke beide in de vrye
aarde met gemak voortkomen , en welkers
.ainkweeking geen o f zeer weinig zorgen ver-
•eifcht.
Het eerfte foort o f de gemeens Look, welke
een ieder bekent is , brengt rondachtig en
■ zwartachtig zaad voort, dat men in de Lente
zaait. Dit zaad fchiet een fteel u it, en brengt
in de aarde een kleine bol voort, die, wanneer
hy in de maand Maart van het volgende
3aai verplant w o rd, aanmerkelyk in groote
toeneemt; hy bekoomt als dan1 de naam van
Knop- o f Knuifloolt: h et’is dit gedeelte van
deze plant dat men gewoonelyk in de keukens
gebruikt. Dus moet men twee jaaren wachten
om Knoplook-van zaden te winnen; maar
vermits iedere bol van twaftf ofvyft-ienknob-
'bels vergezelt is , zoo is het genoeg dat men
deze knobbels in de maand Maart plant; men
bekoomt als dan zulke fchoone bollen als o f
men ze' twee jaaren van zaden aangekweekt
■ had. Deze knobbels werden op ’een afftand
van vier duimen van elkanderen en ter diepte
van drie .duimen geplant. De eeniglte oplet-
tenheit die men gebruiken moet, is dat men
het uitfpmitzel tiaar bóven plant: dituitipruit-
■ zel ontwind zich binnen weinig dagen, en
•men neemt de bollen op wanneer de bladeren
verdord zyn.
Het tweede fo o r t, die Spaanfcbe Chalotte
genoemt word, brengt veel groöter zaden als
de voorige voort, en is mede onder den naam
Rakombols bekent. Deze -foort werd op dezelve
wyze als de voorige vermeenigtvuldigt :
en zy heeft het voordeel dat men zich van
haare zaden en bollen bedienen kan.
De Look bevat een meenigte fyne en zeer
vlugge deeleri , ’t geen haaren reuk zoo ftei k
maakt: haar gebruik herftelt den verlooren
’ eetluft.
. . L O . O T S M A N N E T J E. Volgens
Koibe, geeft mefi dezen naam aan een vifch
die men aan de Kaap de Goede Hoop ziet.
Hy is v y f duimen lang : zyne kleur is donker
broin , dat met blaauwe vlakken gemengt is,
Hy heeft over het middelfte gedeelte van den
rug, een zwarte ftreep , uit welke ter weder-
zyden , andere kleine ftreepen uitgaan, welke
elkanderen onder den buik ontmoeten
zyn rug is even als gevoort ; om de oogen ik
hy goudkleurig ; zyn onderkaak gelykt byna
naar een zaag, en men zecbt, dat hyr’-er zich
zoo vaft meede. aan het lichaam van i e Groote
Baai vafthecht, dat deze vifch , hoe veï-
fchrikkelyk hy ook zyn mag., zich ’er echter
niet van ontdaan kan. Zoo ras de Haai gevangen
is , laat hem het Lootsmannetje lo s ,
en neemt de v lu g t, niet naar het land , maar
naar de volle zee , deze vifch is zeer mOeije-
lyk om te vangen : men ziet hem zomtyds
mede voor de Heven van de fchepen zwemmen.
Men leeft in de. Hïftorifche Befchrj-
ving der Reizen , dat men dezen vifch medé
aan de Goudkuil ontmoet. Hy zwemt ge-
woonelyk meede voor de Haaf u i t , zonder
’er door azngetaft te worden.
L O R K E N B O O M , . Larix. De Lpr-
kenbdomen verichillen van de Dehneboomen
niet : men zou zelfs deze twee gedachten van
Eoomen met elkanderen verwarren kannen;
maar wanneer men. hen onderfcheiden wil ,
zoomoet men zynen toevlucht tot de bladeren
neemen , welke, in. de Lorkenboomen,
-in groot getal, en troswys uit één foort vaii
knobbel te voorfchyn koomen. Deze hoornen
brengen, mannelyke en vrouwelyke bloemen
voort , maar zy zyn op verfchillende
plaatzen van den boom geplaatft. De manne-
lyke. bloemen zyn kleine gefdmbde katjes ,
die een fchoone purpeve violette kleur hebben
, emdie de zaaden onder hunne fchubben
bevatten.
Men onderfcheid twee voorname foörten
van Lorkenboomen ; te we eten , deLorken-
boomen welke des winters hunne bladeren-afleggen
, en die .men meede Roode Epinette
aan Kanada noemt; en de Levantfche Lor-
ksnboomen, met groote ronde en ftompe vruchten
, o f Cederen, van den Libanon , van welke
w y op het woord Cederboom gefproken hebben.
Zie dit woort.
De Lorkenboomen , welke des winters
hunne bladeren laaten vallen , zyn boomen
die zeer groot worden , en zeer fchoon zyn;
■ wanneer zyzich inde lente methetbevalligfte
groen verzieren. Hunne bladeren zyn zagt;
en hebben geen doornen- In Dauphin é , en
in ’t algemeen in alle de Alpen van Vrankc-
ryk,.Savoye ,-en. Graauwbunderland , heeft
men
ffen wyduitgeftrékte' boflehen van Lorkcii-
600men. De Lorkenboomen beminnen vooral
de koude landen , in wélke zy op de ruggen
der bergen , naar. de, nöordzyde groeijên.
Deze boomen fchieten ter hoogte van vier en
twintig voeten op- Om deze boomen doop
zaden aan té kweeken , moet men acht -gce-
ven , om hen voor de fterke hitte der zon. te
befchutten.
Het hout der Lorkénboomen is zeer goed.
Het hart van dit hout is zomtyds roodachtig-,
dit hangt van den. ouderdom af, De Schryn-
werkers fchatten het hooger als dat van de
Denneboomen én Pynboomen: men gebruikt
het met nut tot de zeefcheepeir.
Men trekt in het gebied vàn Briançon , en
in Valais , wanneer de Lorkenboomen inde
kracht van hunne ouderdom zyn , een harft
uit dezelve ; welke" men door kleine houte
gootjes laat vloeijen , die in gaten geftoken
worden , welke men in de (lammen van. deze
boomen , omtrent twee voeten boven de aarde
, boort. Dezen terpentyn van den Lorkenboom
, vloeit niet alleen, uit de fchors,
maar hy is dóór het geheeie houtachtige zanten
weéfzel-van den boom verfpreid , en in
een foort van bewaarplaatzen bevat, welke
zomtyds een duim dikte in de oude Lorkenboomen
hebben: in de jonge , is het geheeie
hout vet, en-harftachtig. Het is van het einde
van Juny , tot het begin; van September
dat men den terpentyn. des morgens , en des
avonds , by een vergadert, welke in de bakken
zamengevlaeit is. Een 'krachtige Lorkenboom
, kan alle jaaren., zeven o f acht ponden
terpentyn , geduurende veertig o f vyftig
jaaren , verfchaffen. Deze terpentyn blyft
altoos vloeiblaar , en heeft de zelfftandigheit
van wel gekookte Siroop. Men bekoomt,
door overhaling van den terpentyn der Lorkenboomen,
een wezentlyke o lie, die tot-de-
zelve gebruiken dient, als die geene , welke
men van den terpentyn der Denneboomen Bekoomt;
maar men fchat hem echter zoo hoog
niet. Op de grond van het difteleervat blyft
een dikke ham overig, welke men als teer
gebruiken kan.
De Heer Duhamel denkt, dat men uit de-
Lorkenboomen , zeer vette teer zou konnen
trekken-, wanneer mén de handelwyze volgt,
die wy op het woord. E-y n b .oom , befchry-
"ven zullen,
In het gebied van Briançon , alwaar mem
dit hout tot timmerhout gebruikt, zyn de huizen,
welke ’ér. van.gebouwt worden, in den; .
beginne wit ; maar ten einde van twee o f drie
jaaren -, werden zy zwart, en alle de zamen-
voegzclen zyn geüooten door den harft , die
de , hitte der zon , uit de poriën van het hout
getrokken heeft. Dezen harft , die door de-
lucht hart word , vormt een blinkent en glad.
vernis, dat zeer zinnelyk is. Dit vernis maakt
de hiiizen voor den regen en wind, ondoordringbaar
; maar te gelyk zeer vatbaar , voor
het vuur; dit heeft de Regering genoodzaakt
om doof een Keur te beveelen, dat zy op zekeren
afftand van elkanderen moeten gebouwt
worden. Mén gebruikt geen andere boomen
tot timmerhout, als die geene , uit welke
men den terpentyn getrokken heeft.
De terpentyn van den Lorkenboom, is r
zoo ik geloof, Zeelieden Heer Duhamel, die'
'geene , welke men in Parys Feneetfcbe Terpentyn
noemt, hymoet, om goed te zyn,klaar
zyn , de zelfftandigbeit van dikke firoop, een;
bittere fmaak, en een- fterke en vry onaange—
naame reuk hebben. Men gebruikt hem, ge—
lyk die van den Dcmieboom, die men Heldere
Terpentyn noemt r tegens de gebreken van-
de nieren, en van de blaas, en om de inwendige
verzweeringên te zuiveren ; maar hy is-
veel fcherper , en aanprikkel ent : hy koomt
in het zamcnftel van vccle plaafters, en in dat.
van verfcheide verniflen.
Van alle de foorten van terpentyn , is die-
'geene , welke men uit Noord-Amerika be—
kuoint, en* Witte Karmdiaanfehe Balfenv
noemt, de zagefte. Zie Kanadiaanfobe Bal—
'feut.
Na dezen, volgt de klare terpentyn vair.
den Denneboom , vervolgens die van ,‘deiie
Lorkenboom; en.de fcherpfte , is die geener
welke men van de Pynboomen' bekoomt. De
fchorien der jonge Lorkenboomen , dienen-,
gelyk die der Eikenboomen, om het leder te
'loven, De vruchten en- bladeren, van deir
Lorkenboom, zyn-zamentrekkende,
De Lorkenboomen-, van her Alpifche gebergte,
brengen omtrent het einde van Mey
wanneer de boomen in de kracht van hun fap-
zyn , kléine witte kernen voort , welke de-
' groote van-koriander zaad hebben ; dit is her
geene men Manna van Briançon noemt. Zoo*
men hen niet voor den opgang der zon inzamelt
, zoo doet zy dezelve wel ras verdwenen.
Zie M a n n a v a n B r i a n ç o n , op
het artikel M a n n a .
Het is meede op de Lorkenboomen-, dat
men de befte Agarik vind ; men maakt vair
het hout van. deze.boomen.meede boskoolen,