
244 D EL FBtPUR PERSL: DELFBs SCH:
De Hinkende reuk en kleverigheit die deze
twee foorten van bitumen bezitten, heeft dezelve
door de Duitférs Teuffel-dreck, dóór
de1 Hollanders Duivelsdrek| en door de La-
tynen Stercus diaboli m'memlis doeanoemen.
In landen in welke men Veel Mal tha vind r
bedient men ’er zich van om de raderen der
rytuigen te fmeeren : men mengt dezelve
mede in de door kond: gemaakte Spalmes,
die in veel gelegenthcden dient om de lichaa-
xnen te beftryken,. en te lymen welke men
voor de vochtigheit- bewaaren wil. Eenige
Schryvers willen dat het met een diergelyk
leem was dat de muuren van Babylon en de
toorerrs * van Egypte gebouwt z y n : men
bekwam toen de Maltha uit een plaats die
niet verre, van het oude Babylon verwydert
\vas, uit de omliggende ftreken van Ragufa
in Griekenland', en uit een zekere Vyyer van
Sarmofate, een Stad van Comagene in Syrië.
De Natuurkundige Schryvers verhalen, dat
'deze bitumen de inwoonders v.an Sarmofate
van groot nut was , wanneer Lucutlus. deze
Stad belegerden ; want wanneer deze ,’flym
brandende op de krygskn echten gehort wierd.,
zoo brande zy hen ondanks de dikte van hum
ne wapenen. In veel Ooftcrfche landen bedient
men zich met voordeel van het Delf-
. baar Pik om de icheepen en fchuiten te pikken
: men moet deze- bitumen als een fóort
v an .-verdikte Peterolie, en als een ongedroogde
Jfodenlym befchouwen. Zie deze 'morden.
D E L F B A R E P U R P E R S L A K -
K E N . Dit zyn de Purperflakken die men
in de-aarde vind: zie haar.e kenmerken op Pet
‘-woord _ P u k p e r s l a k ,.
D E L F B A R E S C H E L P E N , zie op
Pet -woord S c h e l p e n . Men vind ’’er in de
aarde welker gedaante ' overeenkomftig met
die Her zee is.- Hierom.geeft men haarden
bynaain D e lf bare.
D E L F B A A R Y V O I R , Ebur fo file ,
deze naam geeft men aan de Delfbare 'Eenhoorn
o f Momotovakoft der Ruften. . Deze
zelfliandigheit is- doorgaans een der maal- o f
■ fnytanden' van een Oliphant; die men ge-
woönelyk meer' of'min verdorven , en op
verfchillende dieptens in de aarde vind: men
vind dezelve het meenigvuldigfte langs., d'e
oevers van eenige rivieren in Siberië -.-'men
D E L F B A A R Y VO IR . DELFSTOFFEN?,
vind. ze-mede in herCanton Ba zel; in het
Markgraaffchap Bareith, en in de Pyrcncen,
Het Delfbaar Yvoir is dikwyls niets anders,
als. hukken van hoornen of- beenderen van
land o f zeedieren, De inwendige kleur van
dit delfbaar lichaam is niet altoos het -zelve1;
men heeft ’er dat geel, ander dat groen, bruin
o f 'zwartachtig i s ; doch het is echter altoos
inwendig vry witachtig; het heeft eemkryt-
fmaak en amandel reuk; het verdeelt zich in
plaatjes die meer- o f min dik , en zeldzaam
regelmatig zyn : het kleeft aan de tong gelyle
de mergels: men maakt, ’er gebruik in de
Geneeskonh vaiit- zie D e l f b a r e E k s ,-
h o o r n ,
D E L F B A A R Z O U T : zie S t e e n --
z o u t op het woort Z e e z o u t . •
D E L F S T O F F E N , FoJJilia. Dit zyn--
de zelfhandigheden die uit den fchoot. der
aarde gegraven worden,. en. die tot het Ry&
der mineralen belmoren. Zie dit. woort:
Echter word de naam van. Delfltoffen vo'or-
jnamentlyk aan de . aarde en. aan de heenen
gegeven.,. en noch meer byzonder aan dé
fchelpen en alle voortbrengzelen der zee po-
lypen, die.men in de ingewanden der aarde
,vindt onder dit gezichtpunt, befchouwen da
Natuurkenners de delfhoffèn als delEtoffen
die eigen aan de aarde, en delfftoffen die.
vreemd aan de aarde zyn.
De aerhe. worden in het latyh FoJJilia ge-
naamt,. en begrypen de aardens, i é fteenen,
de zouten, de zwave/s. en. bitumen, de halve
metalen en. metalen , zelfs de Jleenen die in
het water o f in het vuur gev.órmt worden.
Zie ieder dezer woorden,
De Delfhoffen'die: vreemd aan de. aarde
zyn-, Heieromorpha., bevatten de voortbrengzelen
van het Ryk der dieren, o f planten : zie
deze woorden. Deze werktuige-lyke Delfhoffen
zyn in de aarde op verfchillende diep-
tens door een foort van plaatzelykë omwentelingen
bedolven; en volgens de omhandig-
heden, zyn deze delfhoffen meer o f min be-
fchadigt; men viht ’er . die noch. in haaren
eerhen haat.zyn; andere zyn aardachtig,; o f
zoo hard' als heen geworden; andere weder
zyn door de zouten geminiralifeert o f in de
bitumen gebalfemt, ó f in de gedaante van
■ een noot o f indrukzel. afgeknot... Zie deze
verfchillende. woorden-, en het artikel V er-
.s t e e .-
* la Ejanfch lïaat tours r doch de Sdiryver meent ’er waarfehynelyk de Pyramiden mede,.
D E N N E B O O M . D E N N E B O O M .
St è e n in g e n : als mede de.'woorden Aftroit,
. Hyfterolyt, Belemniten, GlofJbpetra, Delfbare
. Schelpen-, i'enz. en een meenigte andere artikelen
van dit foort, die door dit-Weorden-
-boek verfpreit zyn: men kan mede de-tiende
rang yan de Nieime Mineraalkunde hier over
iraadplégen.: , i
D E -N N E B O O M , M a s t b o o m , 'Aires.
De Denneboomen hebben wit en harhachtig
hout , het .zyn boomen die hoog en recht op-
•fchieüen; die de-b.erg.achtige, en koude landen
.beminnen: :zy zyn van een-groote nuttigheit.
- Men kan de Denneboomen in !t algemeen
in .twee rangen verdeden, te weren; de e:-
igendyke Denneboomen , en de Piceas, o f
Epicias. - -,-
De Denneboomen brengen op den zelven
boom manneiyke . en vrouwelyke - bloemen
voort. De manneiyke bloemen zyn geheel
uit helmftyltjes \ zamengehelt, die op een
Loutaehtig riempje by een gefchikt zyn, en
haare by een fchikking vormt fchubachtige
-katjes." De vrouwelyke bloemen, die uit
hampers, zamengehelt zyn , aan welke de
yruchtbeginfels ;zyn > vaftgehecht, verwonen
zich onder de gedaante van. een fchubachtige
kegel-: wanneer deze vruchten ryp zyn , vind
men onder iedere fchub twee eironde- zaden,
.die ieder met een vliesachtig vleugeltje bezet
z yn :, het is voornamentlyle door de fchikking
van deze kegels ,. en door de bladeren dat
jnen de Denneboomen van de Piceas onder-
Iclieid. ■
ï De punten der vruchten van den eigently-
ken Denneboom zyn. naar den hemel gekeert;
zync bladeren zyn langwerpig., afgeknot,
aan de einden uitgeholt, en ten naahen by
.volgens een ontwerp ter wederzyden van een
houtachtig riempje gefchikt, op: dezelve wy-
zc als de tanden van een kam: zy verfchaffen
Vloeibaare terpentyn , o-f witte Canadiaan-
fchen balfetn,- o f die geen welke men in Engeland
de getneene balfem van Gilead noemt.
. De bladeren van de Piceas o f Epiceas zyn
fmal, vry hard, h y f , hekende, en om een
gemeen.riempje gefchikt, indiervoegen dat
zy met elkanderen een foort van ronde zuil
vormen: hunne kegelwyze- vruchten zyn met
de punten nederwaarts gekeert. Deze boomen
geven geen terpentyn-uit, maar uit hunr
ne fchors vloeit een dik fap o f harft, dat zich
verdikt, zamenhremt, en' naar de korlen- van
gemeene wierook gelykt: het is met dezen
harft dat men het zoogenaamde Bourgondiefsb Pik te zamenftelt.
Vermits men de boffehen van Denne en
Epiciasboomcn gcmeenclyk in bergachtige
landen, vint, zoo-gebeurt het dikwyls dat de
■ ftqrmwinden de boomen die dertig ó f veertig
akkeren gronds beflaan, omwerpt en ontwortelt,;
.men haalt deze boomen, tot de-,verfchillende
gebruiken waar toe zy nuttig zyn-,
weg; maar in dez,e gevallen heeft het-bofch
veel werk om weder mee boomen aangevült
,te worden. Zoo men het vee op deze plaat-
zen laat weiden, zoo zal men v y f en twintig
o f dertig jaaren zien vporby. gaan zonder
een boom voort té zien komen die de hoogte
van een voet heeft; maar zoo men ’er het
vee niet- laat komen , ziet men reeds'jonge
Denneboomen, ten einde van drie o f vier jaaren
verfchynen : ’t geen bewyft dat deze
boomen, wanneer zy beginnen uit te fprui-
ten ,; voor de zonneftraalen willen bedekt
zyn : men mérkt noch mede óp dat ’er -een
boomkweekery van Denneboomen voort-
kgoïnt op de plaats daar een groote Denne-
-boom omgevallen is , wanneer de jonge plan-
•ten doorde nabuurigeboomenovcrfchaduuwt
worden;; integendeel, zoo men zoo veel
boomen omkapt dat de zon de plaats befchy-
nen, kaft, ziet men ’er geen, o f ten minften
zeer weinig uitfpruiten.. De Denneboomen
groeijen zeer langzaam: een uitfpruitzel van
de vrucht van dezen boom onderfcheid zich
niet voor . het vyfde. o f zesde jaar van de om-
ftaande, kroiden,. ,Wannéér een gedeelte der
boomen zich begint te kropn-en , dat is te
zeggen, in de toppen .te fterven, zoo is het
tyd om het bofch a f te kappen; doch het is
van veel gewicht dat‘men de afkapping. aan
die zyde begint van welke de wind .met het
minfte geVeld . blaaft ( ’t geen -gewoonelyk
de Ooftzyde isj), op dat de boomen die het
bofch aan de Weft en Noordweftzyde omvangen
, de ftammen befchutten zouden, die
zonder dit gevaar zouden loopen van omgeworpen
te wórden. '
W y zullen , volgens de bcfchryving van
den Héér Dubamel, een denkbeeld geven
van- de wyze op welke men. den terpentyn
der Denneboomen en den harft van. welke
men de Pik- der Picias 'maakt, uit deze boomen
trekt:- deze onderwerpen van welke wy
noch nader in de artikelen Pynboom en Ve-
. neetfebe Terpentyn-fpreken zullen, zyn van
zoo 'veel gewicht dat z y 'hier mede noch
plaats mogen vinden, niet alleen om hunne
nuttigheit, maar noch om. dat de Denneboomen
deze verfchillende ftoffen op een eenig-
zins verfchillende wyze voortbrengen ; ten
H h 3 I min