
van door de deelen uit welke zy te zaamen-
geftelt zyn. Het marmer is' een fteen die tot
kalk kan gebrand worden ,- in plaats dat de
Granit te zamen geftelt; is uit kleine harde
korlen , van een glasachtige ftoffe , en een
zamenvoegzel dat; met deeltjes van Mica vermengt
is , welke het vuur wederftaan , zonder
tot den Raat van glas over te gaan. Vermits
het zamenhechtzel, dat deze fteenen, welke
tot glas konnen gebracht worden, aan een
hecht * meer o f min aardachtig is , zoo moet
het door lengte van ty d , door den invloed
der lucht , verteert worden : dit gebeurt
ook wezentlyk. De Heer de la Condamine,
heeft opgemerkr., dat de zyden van den Naald
van Cleopatra , welke men thans noch te A -
lexandria ziet,en die hetmeefte aan,de vochtige
winden blootgeftelt zyn , door de lucht
indiervoegen verkalkt zyn , dat men thans
niets meer van de hiroglyphifche o f beeld-
fprakigefiguuren herkennen kan , met welke
z y bedekt zyn. Het is waar dat deze-vernie-
ling alleen door een zeer groote uitgeftrekt-
heit van tyd uitgewerkt is ; en mogèlyk is de
onmatige veêlheit van ftoffe de eenigfte oorzaak
, welke de kleine klompen heeft doen
barften en van elkanderen ftheiden : en door
dit middel is het zamenhechtzel voor den invloed
der lucht blootgeftelt geworden , en
het Granit heeft hier door zyne polyfting
verlooren ; maar behalven dit is de wezen t-
1-yke itofFe van dit Granit noch uitmuntent:
het is dus met de Granitlleene kolommen niet
gelegen , die men op de plaats van Sivilië
ziet , welke , fchoon zy eerft onlangs opgerecht
zyn , echter voor een groot gedeelte
verdorven zyn. Dit verfchil ontllaat uit den
aart der fteenen en van het zamenvoegzel.
De fteengroeven van Egypte hebben aan
de Egyptenaaren deze verbazende groote
ftukken granit verfchaft, van welke de Ko-
.ningen, als om ftryd , prachtige Gedenktee-
kenen hebben doen oprechten, welke, na den
ondergang van dit R y k , tot de verziering van
de machtigde hooftfteden verflrekt hebben
en nochverftrekken, en zoo wel van de Eu-
ropeaanfche als van de Egyptifche. De onmatige
groothéit.van deze fteenen , en het
verfchil van den aart van welke de onder-
fcheiden deelen van het Granit fchynen za-
mengeftelt te zyn, heeft eenige doen denken,
dat deze ftenen een werk der konft, en geenzins
van de Natuur zyn.
Men heeft zich ponder grond verbeeld, dat
Egypte alleen in ftaat is?, om Granitfteen
voorttebrengen ; maar de Fleer Guettard onderricht
ons , in zyne Memorie welke in die
van de Paryfche Akademie der Wetenfchap-
pen geplaatft is , dat 'eenige Landfchappeh
van Vrankryk, ontmeetbaare fteengroeven
van Granit behelzen , en dat eenige ftukken
uitleveren konnen , d i e , , noch in grootte
noch in hardheit voor die geene behoeven te
wyken ,• welke men voormaals in de Egyptifche
vond. W y hebben, in de Reizen welke
w y tot bevordering van deNatuurlyke H i-
ftorie iiT Vrankryk , onder befchertning , en
met goedkeuring van de Regeering gedaan
hebben , deze Granitgroeven bezichtigt; en
door de vergelyking die w y ’er met behulp
van den beitel, vuurftaal, en fcheikundige
proeven van gedaan hebben ., zoo heeft het
ons toegefcheenen dat die van de omleggende
ftreeken van Agey , naby den berg Sommer-
fet in Bourgogne , het fchoonfte Granit van
geheel Vrankryk bevatten, en dat het,, door
zyne hardheit, zwaarte , en aart, in alle opzichten
, het Egyptifche Gtanit kan opwee-
gen.M
en ontdekt dezelve order, in de delfftof*
fen, en de verfchillende gronden in Eg ypte,
Azia en Vrankryk. Het fchynt dat men hier;
geiyk in Vrankryk, een mergelachtige ftreek
heeft, welke alleen witte fteenen voortbrengt,
die tot bouwen bekwaam z yn , welke
door een fchistusachtige ftreek, omvat
word, die Marmer, Granit, en alle-foorten
van metaalswyze voortbrengzelen behelzen,
en die op haar beurt , door een zuivere zand-
ftreek"omvangen word.
In verfcheide Landfchappen van Vrankryk
bouwt men de huizen , en plavyt de ftraaten
met Granit, ’ t geen tot de koftbaartfte werken
bekwaam zyn.zou. De fchoonfte Fran-
fche Granitfteen is die van de omleggende
ftreeken van A g e y , Mont-Dauphin, Limo-
ges en Nantes. Men vint mede vry fchoone
na by den oorfprong van de Dordogne. Noch
heeft men fraaije Granit in de omleggende
ftreeken van Saint-Sever in Neder Norman-
dy ë ; men noemt het in dit %^Vloerfteen van
Saint~Sever , o f van Gafi , pin dat men wezentlyk
in het bofch van Gaft een foort vind'
dat men gemakkelyk met een beitel in tafels,
fcheid. Zie de Hiftorie van de Koninglyke
Franfche Akademie der Wetenschappen , van
Parys , voor het jaar .1751.
G R A V E E L H O U T , N i e r h o u t ,
Lignum Nepbreticum. Dit hout heeft een
hleeke geelè kleur, het. is zwaar,.' en heeft'
een fcherpe fmaak , die eenjgzins bitter, is ,
des*
deszelfs fchors is zwartachtig, en het hart
van het hout is rood bruin. D it hout heeft
een aamnerkelyke. .byzonderheid: wanneer
men het rechte Graveelhout in water aftrekt,'
en men dit water’ in een doórfchynent vat
plaatft, zoo fphynt het een. fraaije,geele kleur
te hebben, wanneer men'het'vat tuiïchen zyn
oog en het licht plaatft ; maar zoo men den
rug naar het licht keert, zo o :zal het vvater
zich blaauw yertoonen: èen uitwerkzel*, dat
men waarfchynelyk aan de kleurende'deelen
moet toefchryven, welke in diervoegen ge-
fchikt z y n , dat zy de geelè lichtftralen gélyk
een zeef doorlaten, en de blaauwe ftraalen te
rug kaatzen , welke het oog niet gewaar kan
worden , dan wanner het tuiïchen het vat en
het licht geplaatft is. Wanneer men een zuur
vocht in het vocht mengt, zoo- verdwynt de
blaauwe kleur, en op wat wyze men dan het
water befchpuwt, zoo heeft het altoos een
goudkleur ; maar zoo ras men. ’er weder een
loogzout ondermengt, zoo heeft het zyne
blaauwe kleur weder gekreegen; dit zyn alle
uitwerkzelen van de verfchillende deelen ,
welke de tegenwoordigheid van deze zoute
ftoffen veroorzaaken.
De boom Welke dit hout verfchaft,. groeit
in Amerika, in het landfchap Nieuw Spanje.
Deszelfs bladeren gelyken. naar die van de Ci-
cers. Het aftrekzel van dit hout is afzetten-
de ,_en , zoo men ze ch t, nuttig tegens het
graveel en de fteen , waar van. deszelfs naatn
voortgekomen is ,. fchoon veele lieden het
afcrekzel van dit hout hoog roemen om den
fteen te ontbinden, zoo twyffelen echter dó
Schryvers van de Matiere Medicale zeer aan
déze kracht. Zoo ’er eenig wezentlyk fchei-
vocht van den graveelfteeh in weezen is, zoo
zouden dit de Zeepen moeten z yn , welke van
olie en zoüt-dëelen zamengeftelt zyndc , ge-
fchikt zyn om die deelen óp te loiïen , welke
den fteen uitmaakèn*
Vermits dit hout weinig gebruikt word ,
zoo vint men het zelden-in den'koophandel:
eenige bedrieggelyke kooplieden verkoópen
in deszelfs pla'ats het fpint van het Europe-
.aanfch pokhout.
G R A V E E L S T E E IsT,, Calculus. Te-
genwoordig verftaat men door dit woort, alle
de fteenen welke zeer veel overeenkomft N
met de fteenen der dieren, o f Bezoards hebben;
Zie dit woort.
Het woort Calculus•, Graveeljleen, is zelfs
een. g^flacht.naanx, van alle. de fteenen. welkemen
in de verfchillende foorten van dieren
vint; - geiyk de Paarlen, Kreefte -fieenen , o f
Kreeft-oogen ; die der Halfllacbtige dieren ,
Vogelen, Vijfchen en Viervoetige dieren*. Zie
ieder dezer; woorden.
Volgens de Steenkenners QLithotomifies') , is
het woord Graveeljleen f Calculus byzonder
aan de fteenen toegepaft, welke men in de by-
: zondere deelen van het menfchelyk lichaam
vind, en voornamentlyk in de blaas, nieren en
galblaas* Men noemt deze fteenen Menschen
S teen en, G ra v e e l s te en e n , o f G rav
e e l , Calculus humanus: zyzyn o f zandachtig
o f kalkachtig., en uit lagen, zamengeftelt,
welke óm een middelpunót loopen , gelyk.de
Bezoar, en zomtyds glad, en fomtyds ruuw,
dié der blaas, zyn byna glad en rondachtig, o f :
langwerpig, en van een graauwe o f rósachtige
kleur: die der nieren zyn knobbelachtig geiyk
de moerbeziën; hier om noemt men z e Moer-
beswyze fieenen. Z y zyn roodachtig; en die
der galblaas van een faflraanverwig geel-
W y zullen ons met de oorzaken niet ophouden
welke deze fteenen doen voortkoo-
men : zy zyn ons mogelyk geheel onbekent*.
Ontleenen zy hunne oorfprong uit het bloedr
en uit de verfchillende vochten welke het te
zaamenftellenf dit is geheel onzeker; en men
kan van de nafpooringen zeggen, welke mèn.
tot heden over de vorming vaiT de fteenen en
graveèlachtige zamenpakkingen in het menfchelyk.
lichaam gedaan h e e ft,: dat zy veel
minder een naauwkeurige befpiegeling zyn ,
als eenige waarnemingen die by toéval, over
deze voortbrengzelen gemaakt zyn. Het was
echter te wenfchen dat de een e o f andere ver-
ftandige man, die in de Geneeskbnft ervaren
is-, de middelen.uit kón denken, om het
menfcudöm voor deze fmërtelyke ,. en vrees—
felyke kwaal te befchutten.. De middelen
die mén tot heden aan de hand gegeeven heeft
om derzelver grondbeginfel te vernietigen,
fchynen ons alle ([ uitgezonden dë Zeepachtige])
meer gefchikt om hetzelve te vermeerderen,
en te onderhouden , als öm-.h.et weg te
neemen.. W y denken echter, dat w y van
een nieuwe gëneeswys moeten fpreeken, oni'
den fteen te'ontbinden. Dezelve beftaat in:
eén infpuiting in de blaas van kalk water, dat
uit verkalkte oefterfchelpen getrokken is ;
door dit middel werd dit kalkwater niet verzwakt
: het werkt onmiddelyk op den fteen,
met alle zyne krachten; De Fleer Roux verklaart
de uitkomft van deze werking,, met te:-
zeggen , ; dat het. alleen, door. de ontbinding-
•vam