
090 K 0 K 0 S B 0 0 M.
maken: in ’t algemeen is het zeer aangenaam
voor den fmaak. De Malabaren noemen haar
als dan Elevi; maar wanneer de vrucht vol-
waflchen is , zoo heeft het merg' dat in de
fchors bevat is zelfftandigheit verkregen, is
goed om te eeten , en verkrygt een fmaak
welke die der amandelen evenaart. Men kan
een melk uit deze pit bekomen door haar te
ftampen. De Indianen trekken uit deze pit
noch een olie wanneer de nooten nochverfch
z y n , die men niet alleen in de lampen brand,
maar zelfs' tot de fpyze gebruikt. _ De fchors •
die de kokosnooten omvat;, is dik, glad en
uitwendig graauw , maar inwendig met een
foort van roodachtige en vlasachtige vlokken
bekleed , van welke de Indianen kabels en
ander touwwerk vervaardigen. De Malabaren
noemen deze ftoffe Cayro: zy is hooger
als het werk van de hennip te fchatten om de
fchepen te kalafaten, om dat zy zoo fchielyk
niet verrot.
De Kokosnooten groeijen op een foort van
Palmboom van een middelmatige dikte, maar
die zeer hoog ©pfchiet, en langzamerhand
naar boven dunner word: zyn hooft eindigt
-in zeer lange bladeren, deze zyn breed naar
evehredigheit en dik; zyne bloemen gelyken
naar die der andere palmböomen. D e In-
woonders bedienen zich van deze bladeren
onder den naam van Ola, om hunne huizen
te bedekken, en zeilen voor hunne vaartui-
-gen zamen te Hellen; men zecht zelfs dat zy
•hen tot papier o f parkement verftrekken, om
gedenkwaardige zaken , en openbaare ver-
dragfchriften op, te fchryven ; de Reizigers
•zeggen dat het affchaafzel der takken dienen
-kan om inkt te vervaardigen. De Indianen
klimmen langs de Hammen der Kokosboo-
men op, door middel van kleine ladders welke
van riet gemaakt zyn; zy trekken door in-
fnyding, uit de Hammen der jonge boomen,
een wynachtig fap , dat men tot een drank
onder den naam van Sura gebruikt, en dat,
wanneer het eenigen tyd voor de zonneftra-
len blootgeHelt is , zoet word en den naam.
van Oraeea verkrygt: ditfapovergehaaltzyn-
de , verfchaft een. zeer goede brandewyn.
Wanneer men dit eerfte fap vergadert heeft,
bekoomt men noch een tweede , edoch dit
is zoo geeflig niet, maar dat door uitdamping
een fuiker verfchaft, die de Inwoonders Ja-
gra noemen. Men gebruikt het hout van dén
Kokosboom om huizen en fchepen te bouwen.
Men heeft, volgens het verhaal van Leme-
ry, een foort van kokosnooten van de Mal-
divifche Eilanden: deze worden door de baa-
K O L F -O O G E . K O L I B R I E T J E *
ren op de zeekuften geworpen, men vint ’er
groote en klein?. Dit,zyn, zecht men, kokosnooten
welke met de boomen in zee ge-
fpoelt z y n , wanneer zy de Maldivifche
Eilanden overstroomden , welke men wil dat
voormaals met het vafte land van Indië ver-
eenigt waaren. De Indiaanen befchouwen
deze kokosnooten als een algemeen geneesmiddel,
’ c geen hen zeer zeldzaam doet zyn.
In Peru groeit een foort van Kokosnoot
die de gedaante van een klok heeft, en welkers
kruin met een foort van paddeftoelenbezet
is ; hy bevat een groot getal amandelen
welke in zeer harde fchorfen befloten zyn.
De Palmboom die deze vruchten voortbrengt,
groeit op de bergen van Andos, waar van zy
de naam van Amandelen van Andos verkregen
hebben; deze vrucht en alle de voortbrengzelen
van dezen boom zyn van dezelve nut-
tigheit als die yan den Indiaanfchen Kokosboom.
K O L F - O O G E , Jaculus. Dit is een
kleine riviervifch, die de lengte van een'haring
heeft en zeer fnel zwemt: het fchynt dat
hy als een pyl voortfehiet. Deze yifch behoort
onder het foort derwitviffehén: hy is
negen vinger breedten lang, zyn lichaam is
•breed en zynen bek fpits; hy is met .middelmatige
fchubben en kleine ftrepen bedekt.
De aarsvin is uit tien Hralen zamëh geitel t :
zyn kleur is tuïfchen het bruin, groen en geel.
Hy heeft een kleine maag en een witte lever,
aan welke de galblaas vaftgehecht is : deze
vifch word zeer vet. Zyn vleefch is zacht,
maar goed en van een aan ge dame fmaak, en
beter als dat van alle foorten van Harders,
tot welkers geflachthy behoort.. Dit vleefch
is zeer gezond.
K O L I B R I E T J E. Dit vogeltje kan om
deszelfs fchoonheit, levenswys en kleinheit,
voor een meefterftuk der Natuur gehouden
worden. Men vint hen zeer meenigvuldig
in verfcheide landfehappen van Amerika, en
in de Ooft-Indië.
Men heeft verfcheide foorten van ko li-
brietjes, welke zeer veel in kleuren en groote
verfchillen ; men heeft ’ er die zoo klein
zyn dat men hen de naam van VIiegen-viogeitjes
gegeven heeft. Men ziet een van deze vo-
.geitjes in het Kabinet van den Koning van
Vrankeryk, in zyn neftjedat van katoen is te
zamengeftelt: zynen bek is zeer kort: dit is
het eenigfte onderfcheid dat men tuffehen dit
en het gemeene Kolibrietje befpeurt.
Men
k o l i b r i e t j e .
Men heeft eenige foorten van Kolibrietjes
welke alle de kleuren der edele gefteentenS
hebben : het is beter darmen de Leezers nodigt
om hen in de Kabinetten van de Bemin-
naaren der Natuurlyke HiHorie te befchouwen
, als pogingen aan te wenden óm hen te
befchryven*; het tafereel dat de konft ’er van
zou trachten te fchetzen , zou altoos verre
beneden het wezentlyke zyn. Deze vogeltjes
bezitten, zelfs wanneer zy gedroogt zyn , een
zoo grooten luifter ,, dat de vrouwen van dit
land dezelve in de ooren dragen , gelyk de
Europeaanfehe vrouwen de diamanten. Hunne
vederen zyn zoo fchoon , dat men dezelve
tot tapyten , en zelfs tot fchildereijen gebruikt.
De lengte van den bek verfchilt in de verfcheide
foorten van Kolibrietjes; eenige hebben
denzelven recht, en andere krom* De
bek van deze vogeltjes is zeldzaam dikker als
een naald , en echter weten zy hem in diervoegen
te gebruiken , dat hy zeer te duchten
is voor een vogel, die mén Dikbek noemt,
en die geftadig. tracht om de jonge Koiibrid-
jes in hunne neftjes te verraffchen. Zoo ras de
oude Zich vertoont, zoo neemt de Dikbek de
vlucht, uit al zyne macht fchreeuwende, om
dat hy weet met welk een vyand hy te doen
heeft. Het Kolibrietje vervolgt hem; en zoo
het hém achterhaalen kan, zoo hecht het zich
met-zyne klaauwtjes onder de vleugelen van
den Dikbek, en fteekc hem zoo lang met zynen
puntigen bek, tot dat hy afgemat is. De
oogen van het Kolibrietje zyn klein en zwarte
Deze kleine vogeltjes vliegen met zoo veel
•fnelheit, dat men hen veel eerder hoort, als
z ie t ; onder het vliegen maken zy een foort
van gehommel; dit heeft hen meede de naam
van Rommelaars , doen verkrygen : zy hou-
_den zich een geruime tyd in de lucht op, en
fchynen onbeweeglyk in dezelve të .hangen.
Z y voeden zich alleen met het fap der bloemen;
zeldzaam zetten zy zich op dezelve neder
; zy vliegen op de wys der 'Vlinders om
de bloemen , en zuigen ’er het fap en den
daauw met de tong u i t , die lang, fy n , en
dun is: hierom geeft men hen meede de naam
van Bloemzuigertjes, o f Beijen-vogeltjes; Msl-
lifuga aut MeUivöfa avis. Men ze ch t, dat
wanneer den tyd der bloemen voorby is , deze
vogeltjes in een Haat van verdooving , o f
gevoelloosheit zyn , waarom men hen op de
Antillifche Eilanden. Renati noemt , maar
te Suriname en op Jamaika alwaar men het
geheele jaar door bloemen heeft , werd men
K O L O T E S . 59*
geftadig een groote meenigte van deze vogeltjes
gewaar. Eenige Schryyers zeggen , dat
men de mannetjes van deze vogeltjes aan een
pluim herkent, die uit zeer fchoone vederen
is te zamen geftelt, en als een kroon gevormt
is., die hun hoofd, verziert.
Deze vogeltjes maken neftjes , welke een
bevallige gedaante hebben; zy bekleeden hen
met een foort van zeer fchoon katoen o f zy-
de, die zeer zacht is , en een verwonderenswaardige
zuiverheit en netheit heeft. Z y leggen
nooit meerder als twee eijeren , die de-
groote van gemeene erweeten hebben , deze
zyn wit, en met eenige geele vlakken gefpik-
kelt. De "mannetjes en wyfjes bebroeden dezelve
beurtelings. Wanneer de jongen uit-
gekoomen zyn , zoo, zyn zy niet veel grooter
als vliegen ; zy worden langzamerhand met
een fyn dons bedekt, waar op hunne fchoone
vederen volgen.
Men kan in Amerika gemakkelyk het vermaak
genieten van deze bekoorlyke Vogeltjes
op te voeden. Volgens het verhaal van La-
bat , plaatfte zynen medebroeder Mondidiery
een van deze neftjes met jongen , dat hy gevonden
had, in een kooitje aan zyn vengfter ;
en men za-ch dat de kinderliefde , de vrees in
deze vogeltjes overwon , want de vader en
moederkwamen hunne jongen geftadig aafen >
en wierden eindelyk zoo tam , dat zy niet
meer uit de kamer kwamen, in welke z y , zonder
eenigen dwang, by hunne jongen, aaten en
fliepen. Deze Geeftelyke voede hen met een
dunne pap , zamengeftelt van befchuit , zui-
ker en fpaanfche wyn. Deze kleine vogeltjes
Haken ’er hunne tong in , en wanneer zy verzadigt
waaren , vlogen zy al zingende in het
ronde. Hun gezang is een foort van aangenaam
gehommel; het is helder en zwak , en
evenredig aan het werktuig , dat het voort-
brengt. Men kon geen bevalliger vertooning
zien , als deze vier vogeltjes , die alomme,
binnen en buiten het huis vlogen , en op de
item van hunnen meefter te rug kwaamen ,
om hem vloogen, en op zynen vingerkwamen
zitten. Hy behielt hen dus v y f o f zes maanden
, tot dat hy hen by toeval verloor, want
zy wierden door een rot verflonden.
K O L O Q U I N T , zie C o l o q ü in t . .
K O L Q T E S . Deze naamgeeven de Grieken
aan de blaauwe Haagdis, van het Eiland
Cy.lon , die een dubbele rei tanden , in de
gedaante van een kam heeft.
K G -