
der zee lag, wiert door een verfchrikkelyke
Aardbeving , den J9 Oótober 1682. ingezwolgen.
De geringfte uitwerkzelen der Aardbevingen
zyn de lichte fclruddingen , de opftop-
ping van eenige beeken, de verandering van
de gefteltheit der rivieren omtrent haare uitwateringen
, de -ontfpringing van nieuwe
bronnen, de verandering van kleur van zomp
ig e .wateren , 'de opzwelling van andere
door de opheffing van den gront, die hen tot
een bed ve»ftrekt. Wanneer de fchuddingen
geweldiger z yn , zoo doet de beweging
der aarde de gebouwen omftorten; de bergen
fcheuren met een verfchrikkelyk geraas
van een ; de brandende doffen komen met
woede uit dezelve te voorfchyn, en werpen
de rotzen., fteenen , metalen , en andere
lichaamen, die in hunne ingewanden befloo-
ten waren , verre weg ■: dus zyn , volgens
het verhaal van Bontius en Bouguer, zomtyds
by de vuurbrakingen der brandende Berfen
,7fteenen eenige uuren verre geworpen,
ie zoo groot waren, dat twintig mannen
dezelve met konden in beweging brengen.
Andet'fon zecht, dat een Berg op het eiland
Portland by Ysland, eensklaps in brand raakten
in ’t jaar 1721. en dat by deeze verfchrikkelyke
uitbarfting, een ftuk van een verbazende
zwaarte door de veerkracht der lucht
een uur van het ftrand geworpen wiert, en
door het gewelt van den flag, ver in zee ge-
voert. Zomtyds zwelgen deeze fchuddingen
geheele bergen in ; op andere tyden werden
groote vlaktens met rotzen bezet. Dezelve
Aardbeving, die in’ t jaar 1538. de Montedi-
cenere, by Pozzoli, voortbracht, vervulde
te gelyk het Meer Lucrino met fteenen, aarde
en aflchen , indiervoegen dat dit Meer
tegenwoordig een moerasfige grond is.
B y een Aardbeving, die in ’t jaar 1638.
op de Azorifche eilanden voorviel, heften
de onderaardfche vuuren rotzen uit de zee
o p , ter plaatze alwaar de Viflchers gewoo-
nelyk hondert en twintig vademen water gevonden
hadden. B y een andere noch ver-
fchrikkelyker Aardbeving , die in Kanada
in ’t jaar 1665. voorviel , zakte een keten
rotzen, ter lengte van hondert uuren weg,
indiervoegen dat het -e ene groote vlakte
wiert. Deeze landftreek ligt tuffchen de
Noordzee, en die welke men den ftillen
Oceaan noemt: zy wert noch door een mee-
nigtc Rivieren en Meeren doorfneden. Wanneer
deeze omkeeringen onder de zee gebeuren
, zoo zal men, zecht Thomas , nieuwe
eilanden uit den gront van den Oceaan zien
te voorfchyn komen, en andere weder ver-
dwyne-n. Wanneer de z e e , op deze plaat-,
zen , te diep i s , zoo doet de uitwerping,
die door de veerkracht der lucht veroorzaakt
w o r t, het water opryzen , en veroorzaakt
by het ftilfte weder, een van die hoozen,
die door de zeelieden zoo gevreeft worden,
Zomtyds doet zich de fchoK door het water
gevoelen, indiervoegen dat de zeelieden denken
dat z y op een rots geftooten hebben,
fchoon het Schip /op meer dan twee hondert
vademen water is.
Men wil dat de verandering van de uitwendige
lucht een gevolg is van de onderaardfche
uitwerping der dampen en uitwaze-
mingen : men voegt ’er by , dat de vuurige
verheve'lingen die zich des nachts vertoo-
nen, de fchrikbarende vuurklooten, de orkanen,
onweders, de meenigvuldige regens,
en de overftroommgen van dezelve mede afhangen:
men wil noch* dat, by diergelyke
gelegentheden, de vorft gering is ; men heeft
ook weinig vorft in de jaaren 1755. en 1756,
door geheel Europa gehad. De buitenge-
woone veranderingen van den barometer,
die in dien tyd opgemerkt wierden, moeten
geen' verwondering verwekken. Kan men
mede de onregelmatigheit der afwykingen
van de kompasnaald, die men van tyd tot
tyd opmerkt, aan déze geweldige onderaardfche
bewegingen niet toefchryven, dievoor-
namentlyk veroorzaakt worden op plaatzen
alwaar zich lichamen bevinden die ^eilfleen-
krachtige hoedanigheden bezitten?
Het zal zoo moeijelyk niet zyn om'te be-
grypen , hoe dat de fchuddingen yan een
Aardbeving zich ter zelfder tyd in een groote
uitgeftrektheit van land hebben konnen
doen gevoelen, wanneer men weet, dat, in
den omtrek van de plaatzen , in welke dit.
foort van fchrikkelyke gebeurteniflen voorvallen
, de gront inwendig met doorgangen,
oyereenkomftig de buizen der fonteinen,
vervult is , die zich verdeden en naar ver-
fcheide zyden loopen. Plet grootfte gedeelte
van deze onderaardfche holligheden, die
met elkanderen gemeenfchap hebben, door
zich in’ een gemeen middelpunt te vereeni-
gen, o f uit het zelve te vertrekken, konnen
alle in een oogenblik, zelfs op een grooten
afftand, aandoening krygen van de beweging
die in het:middelpunt voorvalt: dit gebeurde
inderdaat den eerften November 1755,
de fchuddingen der Aardbeving deden zich
op dezelve dach op de weftkuft van Afrika.
vooral
vooral te Marokko , op de zeekuften van
Spanje-en Portugal, en in de G o lf van Both-
nie tot aan de, uiterfte grenzen, van Finland
gevoelen. Het is noch nuttig aantemerken,
dat deze geheele uitgeftrektheit van land, in
welke dezelve gevoelt is , door de zee be-
fpo’elt wo rt, en. dat. de fchuddingen.een zekere
ftreek fchynen- ter houden,. die do or de
ketenen der bergen befchreven wort.
De verklaring die een hedendaagfeh Nar
tuurkundige aan de fchuddingen die- Liffabon
verwoeften,, heeft trachten te geven, is vry
gelukkig, hy fchryft dezelve toe aan de aan-
eenfchakeling der ketenen bergen die. zich
in verfcheide zylingfche takken uitbreiden,
ten. naaften by als de ftam van een boom.
Hy doet opmerken dat alle de plaatzen, op
welke de fchuddingen. het hevigfte gevoelt
zyn , aan het uiteinde van. een. der takken
van een lange.keten.bergen gelegen zyn , van
welke Liflabonr zoo veel als het middelpunt
is.. Men heeft hier uit willen, afleiden ,, dat
de beweging, van, een keten bergen,, in een
) van deszelfs voornaamfte deelen;., to t aan.het
'—' uiteinde van zyne takken moeft overgaan,,
fchoon het middelfte gedeelte hier van weinig
aandoening heeft;, op dezelve wyze. als
een flag die aan . het eene einde van-de balk
gegeven wort,, zeer merkbaar aan het andere
einde ontdekt wo r t,, en zelfs aan de- uitein-
dens der. zytakken, zoo het een boom i s o f
gelyk de. beweging van een-bal die tegen een
r y andere ballen gebotftwort , tot de laatfte
van de ry overgaat, zonder dat de middelfte
fchynen. aangedaan te worden.. Maar deze
wyze om de uitgeftrektheit der fchuddingen.
en de gelyktydigheit der beweging te verklaren,
veronderftelt,. zecht Thomas, dat
het geheele lichaam, der bergen in.zyne gant-
fch.e uitgeftrektheit van dezelfde natuur is ,
en* zonder eenige afbrekingen ; want zoo
men tuflehenruimtens heeft die minder vaft--
heit hebben , zanden , o f leemaarde , zoo
zou den indruk der beweging, om niet te
zeggen dèn voortgang, ’ér door verzwakt of.
afgebroken worden..
- Verfcheidè hedendaagfche Natuurkundigen
hebben getracht om de oorzaken der Aardbevingen
van dè yerfchynfelen der Elektriciteit
afteleiden : - maar wanneer men zekere
oipftandigheden van de Elektriciteit onderzoekt,
zoo zal men genegen zyn om te ge—
löoven, dat ’êr geen' overeenkomft tuflehen
dezelve is.v By voorbeeIt,.,de ondervinding-;
l e e r t d a t de vochtigheit de uitwerkingen ;
der. Elektriciteit. verhindert;, in plaats ..dat de.
Aardbevingen zich. langs de wateren- en by
vochtig weder doen gevoelen. Noch meer,
volgens de herhaalde proeven van den Abt
NoÏÏet, zyn de uitwerkzelen van de Elektriciteit
des t-e fterker, hoe meer de lucht verdunt
is,, gelyk men zulks door de luchtpompen
ontdekt; by gevolg.kan.de Elektriciteit
inwendig in de aarde, alwaar de lucht zeer
verdikt is , geen aamnerkelyke uitwerkzelen
veroorzaken
Dewyl het nuttig is om de Natuur in haar
verfchrikkelykfte fchnilplaatzen natefporen ,
zoo was het te wenfehen dat men de Aardbevingen
voorzien kon , ten einde om dezelve
te konnen voorkomen , en; zich aan
het gevaar te ontrekken; maar by ongeluk
zyn. dezelve aan geen vafte omwentelingen
bepaalt, en men heeft geen;zekere voortee—
kenen van derzelver nabyheit: de Hiftorien-
maken echter gewag van twee Filofbfen.
(:.Anaximander en Piierécides'), die de konft
bezaten om de Aardbevingen te voorzeggen :J.
men verzekert dat die van Taurus, .in Perfie
voorzecht zyn. De voorzeggende Starre—
kunde. , die in alle tyden-aanhangers heeft
g eh ad h e e ft, in Peru.ondernomen om dezel-
ven te voorzeggen,,zoo wel als den brand«.
Bouguer■ zecht ,r dat de zucht voor deze yde—
le wetenfehappen zich in die landen gehand--
haaft heeft,, in welke de waare wetenfehap—
pen geen o f weinig; voortgang gemaakt hebben.
De bewoonders der Z.eekuften;, nab’y welke
men brandende bergen heeft, zouden zich
gelukkig achten, zoo zy een middel konden
vinden om hunne wooningen voor* de ver--
woeftingen. de® Aardbevingen te beveiligen*
Noch de verandering van den dampkring,
noch de beangftheit der dieren , noch den
fmaak van het water,, zyn geen ftandvaftige
voorteekéns: van deze rampen... Voorlang
heeft men bezocht om een. meenigte. diepe
putten te graven, om doortocht aan de on--
deraardfche dampen.te geven. Plinius keurt
dezelve nuttig, en raad ’ér het gebruik van
aan. Hét lyd geen twyffel dat diepgegra—
ven putten de fchuddingen der Aardbevingen
matigen konnen; .om dat deze openin--
gen den dóortocht bevorderen, en bygevolg
het gewelt der uitgezette lucht en der dam- -
pen vermindert,. die de fchuddingen yeroor- -
zaken.. Men heeft, zelfs op-> het eiland St.
ChriftoffeT, .’t welk meenigmaal aan Aard—
bevingen onderworpen ■ is , opgemerkt, -dat
wanneer ’ér een nieuwe vuurbrakende kolk
ontftaat ,^d.é fchuddingen. der aarde. ophou—