
gef én fmaller zyn. De Heel van deze plant
ichiet ter hoogte van twee voeten op, hy is
recht, niet geknoopt, driehoekig, met wit
merg vervult, aan zynen top met bladeren
bezet die fterswys gefchikt, en onder airen
van bloemen geplaatil zyn die zy in lengte
overtreffen. Deze troffen zyn groot en uit-
gefpreid, en fchynen los op de fteelen ge-
plaatft te z yn : z y zyn uit airen o f gefchubde
knoppen zamengeltelt. Uit den ichoot der
fchubben komen ftampertjes te voorfchyn,
die zich vervolgens in driehoekige zaden veranderen,
diehard, en met een zwarte-fchors
bedekt zyn. *
2. De R onde C y p e r u s u i t de L ev
a n t , Cyperus rotundus Orientalis , dit is
een wortel die de groote van een groote hazelnoot
heeft, hy is rauw, geftreept, uitwendig
graauwachtig', en inwendig witachtig
; verfcheide wortelen zyn aan een hooft
vaftgehecht, en hangen niet een foort van
draden aan h etzelve: hy heeft byna dezelve
reuk en fmaak als de lange Cyperus wortel,
De plant brengt bladeren, bloemen en zaden
voort die met de vórige overeenftemmen:
z y groeit in overvloed langs de N y l, en in
de moeraffen van Egypte : men, heeft haar
mede in Vrankryk.
3. De A me r i k a a n s c h e C y p e r u s ,
o f W o r t e l van Sr: H e l e n a , Cyperus
Americanus, is een vry lange wo'rtel, die de
dikte van een vuift heeft, hy is met knobbelen
bedekt, uitwendig zwart, inwendig w it,
van een fpeceryachtigen fmaak, doch zwakken
reuk: men brengt hem gedroogt uit de
Haven van St: Helena, die in het landfchap
Florida in Amerika is , alwaar hy groeit. In
vochtige plaatzen, fchiet hy takken uit die
zich over de aarde uitbreiden , en breede
groene bladeren voortbrengen.
De Spanjaarden fnydeh de knobbelen van
deze wortelen a f ; en na dat z y hen rond
gemaakt en doorboort hebben , ftellen zy
’ er roozekranfen van te zamen. Wanneer
deze knobbelen gedroogt z yn , werden zy
rimpelachtig en zoo hard dis hoorn. Deze
wortel is afdryvende en goed voor de maag—
pyn.
De wortelen van de lange en ronde Cyperus
verdunnen de taaije vochten en maken'
dezelve lo s , z y nemen de verftoppingen
weg, verwekken het wateren en de maand-
ftonden, verfterken op een wonderbare wys
de maag, wanneer die door het flap worden
der vezelen verzwakt i s , en is goed om de
waterzucht in haare beginfelen te geneezen.
C: Hofman pryft hen in de borftkwalen aan
welke van hoeft vergezelt zyn. Deze wortelen
, met lavendel bloemen tot een poeder
gebracht, en in gewicht van een vierendeel
. loots ingegeven, doen de vrucht en de nageboorte
uitkomen.
Deze wortelen hebben alleen een aangename
reuk wanneer zy droog zyn : de befte
komen uit E g yp te ; de Reukwerkers laaten
hen in azyn weeken, en doen hen weder
droogen om ze tot poeder te brengen, van ’t
welk-zy reukwerken zamenftellen: men mengt
’er in het zamenftel van het Londenfche honingwater
van.
— Het zaad van de lange Cyperus verwekt
dronkenfchap , gelyk dat der hadich, wanneer
men het met ryft e e t,. onder welke het
dikwyls in Italië gemengt is.
4. De Z oete C y p e r u s , Trafi Italo-
rum. Haare wortelen zyn dunne vezelen,
aan welke vleefige en ronde bollen vaftgehecht
z y n , die de groote. van de kleinfte
foort van nooten hebben , z y zyn met een
klein kroontje op de wyze der mispelen bez
e t , en met een .gerimpelde, vry rauwe,
geele o f röffe' fchors bedekt, derzelver
vleefch :is wit , vaft, en van een zoeten
fmaak. De bladeren van deze plant zyn gerond
, en gelyken naar -die van de andere
foorten van Cyperus; haare fteelen zyn een
en een half voet hoog en driehoekig; de
bloemen zyn als geele hoofdjes, tuftchen de
fchubachtige bladeren, ftarswys by een gefchikt
; haar zaad is driehoekig. Dit foort
van Cyperus groeit op vochtige plaatzen in
het Veroneefche, op Sicilië en in andere
warme landen : men fchat de wortel nuttig
voor de borft, verzachtende , oplöftende,
goed voor de roodeloop, en om de verhit-
tingen in het water te matigen. Lemery zecht
dat hy goed is om het zaad te verwekken,
wanneer hy gegeten o f in een afkookzel gebruikt
word.
.Wat de Indiaanfcbe Cyperus betreft, die
men Kurkuma noemt, zie dit woort.
C Y P R E S K R U I D , CamplSorata, een
plant die op de'zandige en warme plaatzen
groeit, gelyk in Languedoc naby Montpel-
lier. Haaren wortel is houtachtig: haare
fteelen zyn in groot getal., een weinig dikachtig,,
omtrent een voet hoog , getakt,
wollig en witachtig , en met knpopen bezet
. die
die beurtelings geplaatft zyn, uit ieder welker
een meenigte kleine bladeren voortkomen
die op een gehoopt, en middelmatig ftevig
zyn , van een fperyachtigen reuk, die eenige
overeenkomft met de Kamfer heeft wanneer
z y tuftchen de vingeren gewreven worden,
haaren fmaak is eenigzins fcherp. Deze plant
bloeit in Auguftus en September. Haare
bloem is een kleine groene beker, die geen
bladeren heeft: zy heeft vier helmftyltjes^die
rooskleurige hoofdjes hebben : de ftamper
verandert in een klein, zwart en rondachtig
zaad.
Het Cypreskruid is wondheelende, zamen-
trekkende, zweetdryvend, goed voor de gebreken
des hoofds, en om de maandftonden
te' verwekken ; men gebruikt het, te Mont-
pellier veel voor de waterzucht; men trekt
het op de wyze van thee, doch men moet
de aftrekking met omzichtigheit verrichten.
Men kan de Averuit in deszelfs plaats gebruiken.
C Y P R E S S E N B O O M , CupreffusDit
is een groote altoos groene boom, van welke
men verfcheide foorten heeft ; het eene
foort groeit by wyze van pyramiden, en worden
oneigentlyk voyfjes Cyprejfenboomen ge-
naamt; het andere foort, dat zyne takken
aan allezyden uitfpreid, noemt men mannetjes
Cyprejfenboomen." De mannelyke en vrouwe-
lyke bloemen van den Cypreflenboom groei-
jen op denzelven boom,, doch op verfchil-
lende plaatzen. De mannelyke bloemen zyn
kleine eironde katjes, uit welke helmftyltjes
voortkomen, die, op zekere dagen van de
lente, een zoo groote hoeveelheit bevruch-
tent fto f o f meel uitgeven , dat men zich
verbeelden zou een rook van de groote Cy-
preftenböomen te zien opgaan. Dit fto f bevrucht
de vrouwelyke bloemen die uit een
kleine gefchubde kegel voortkomen.
De bladeren van den Cypreftenboom zyn
altoos groen, van een doordringende en vry
aangenamen reuk wanneer men dezelve tus-
fchen de vingeren verplet, zy zyn even als
aan elkanderen met leedjes vaft, en taks wys
gefchikt, die geheel met zeer fyne fchubben
bedekt fchynen. Op de bloemen volgen rónde,
ruuwe vruchten, welkers fmaak wrang
is , en die Cypresnooten , Nuces CupreJJi, ge-
naamt worden. Wanneer deze. vruchten ryp,
worden, barften zy open, en laten platte en
hoekige zaden vallen, nsiar welke de mieren
zeer gretig zyn. Wanneer men dit zaad met
■ een goed gevolg wil zaaijen, moet men, in
I. D e e l .
de maanden Maart en April, deze vruchten inzamelen,
die als dan beginnen te Iplyten , men
plaatft haar in een doos die men voor de
zonneftralen blootftelt, en men zaait alleen
het zaad dat op den bodem van de doos
nedervalt. Dit zaad behoeft alleen luchtig,
met aarde bedekt te worden. Vermits dezen
boom *uit de Oofterfclie. landen oorfpronke-
lyk i s , zoo is het beter dat men het zaad
neemt van boomen die in de zuidelyke lan-1
den van Europa groeijen. Het hout van
dezen boom, welkers ftam recht op groeit,
is hard, bleek, o f van een roodachtige geele
kleur, met donkere aderen doorftreept, en
van een aangename reuk : het verderft niet
ligtelyk. Dit hout kan in plaats van het Cederhout
gebruikt worden: het wederftaat de
lucht beter als het Eikehout: men kan het
met veel voordeel tot paaien, latten en traliewerken
gebruiken. Het was. te wenfchen,
zecht den Heer Duhamef dat men ’er mee-*
nigvuldige kweekeryen van aanlag: de jonge
Cyprefienboomen zyn eenigzins teeder, maar
wanneer zy wel gewortelt zyn, zoo zyn zy
vry, beftant .tegen de geftrengheden van de
winters. De Cyprefienboomen leveren een
.harft uit', wanneer men ’er, in warme landen
, infnydingen in maakt; maar in noorde-
lyke landen verfchaffen zy dezelve niet: men
ziet alleen door de fchors van de jonge Cy-
■ preficn, een witte ftoffe doordringen die naar
:Vgom adragant gelykt. De Heer Duhamel
heeft byën gezien, die zich veel moeite gaven
om dezelve los te maken; waarfchynelyk
dat zy deeze ftofle tot haare Fborwafcb gebruiken.
De vruchten van den Cypreftenboom
worden voor zamentrekkende en worm-
doodende gehouden, de gifte is een dragma,
C Y T I S U S. Men heeft verfcheide foorten
van dit gewafch. Eenige zyn zeer fraije
heefters, die in de tuinen door de Bloemisten
aan gekweekt worden; en andere groote
boomen, die natuurlyk op de Alpifche bergen
groeijen. De Cytifus brengt bloemen
gelyk de peulvruchten voort , op welke
vruchten volgen, die uit twee gladde fchellcn
zamengeftelt zyn , zy zyn platachtig, ten
minften twee duimen lang, drie lynen breed,
en bevatten hartswyze zaaden. De bladeren
van alle de foorten der Cytifus, zyn op de
wys van die der klavers gefchikt-, o f uit drie
blaadjes zamengeftelt, die door een zelfde
fteeltje onderfteunt worden, en beurtelings
aan de takken gefchikt zyn ; de groote en
gedaante is zeer verfcheiden , volgens de
G g foor