
ASTROITES. ATA, ATOCALT. ATTAGEN. ATTILUS. 7 *
waarfchynelyk dat veele edele gefteentens
eigenfchappen bezitten van welke wy onkundig
zyn.
A S S IU S L A P I S * z ie L apis A ssius.
A S T R O I T E S , S TERRESTEENEN.
De Aftroites zyn fteenachtige lichamen,
meer o f min groot, regelmatig, gevormt,
wit van kleur, en die door verfcheide toevallen
bruinachtig w o r t: men vint dezelve
in de zee. Vermits de oppervlakte van deze
lichamen met figuüren bedekt z yn , voor een
gedeelte ingedrukt 5 en voor een gedeelte
verheven, zoo heeft men zich verheelt ge-
daantens van fterren ’er in te ontdekken,
’ t geen hen Aftroites en Sterrefteenen heeft
doen noemen, wanneer men geloofden dat
het fteenen waren : vervolgens heeft men
hen als fteenachtige zee-planten befchouwt;
eindelyk is het door de Waarnemingen van
den Heer Peyftonel bewezen, dat de Aftroites
, gelyk 'verfcheide andere Iteenaehtige
zee-planten, tot het ryk der dieren behoo-
ren,.die infeéten in plaats van bloemen in
deze zee-lichamen gevonden heeft, gelyk
men zulks op hetWoört K o r a a l en K or
a a l g e w a s s e n zien kan. -
Men heeft verfcheide foorten van Aftroite
s , die in de groote van de figuuren ver-
fchillen met welke. z y bezaait zyn. De
Aftroiten zyn uitwendig met ronde figuuren
bedekt, en . eindigen met ,een uitfpringende
rand; en het inwendig gedeelte beftaat uit
zoo veel cylinders., als ’er kringen op de
oppervlakte zyn. Daar is noch een ander
foort van Aftroites , van welke de oppervlakte
met golvende vooren gegroeft i s , die
men met de kronkelingen van de harfenen
vergeleken h e e ft; waarom men dezelve de
naam van Zee-brein gegeven heeft. Men kan
een fraije van dit foort in het Kabinet van
den Tuin des Konings van Vrankryk zien,
onder den naam van Brein Aftroites.
Men vint mede Gegraven Aftroites. De
Graaf de Treftan heeft verfteende ontdekt in
het Barroifche en Touloifche. De Aftröi-
ten die tot marmer, edele fteeneri, en vooral
tot een agaatachtige- zelfftandigheit ver-
fteent z yn , werden de zeldzaamfte gefchat.
Deze laatfte konnen zeer fraai gepolyft worden
; en de figuuren die men op dezelve ziet.,,
doen een bevallige uitwerking: hierom gebruikt
men dezelve om fnuifdoozen en dier-
g.elyke zaken zamenteftellen: men vint deze
tot agaat. verfteende Aftroiten in Engeland;
en veele Kooplieden in edele gefteentens
noemen dezelve oneigentlyk Engelfèhe Kei-
fteenen. Men vint mede diergelyke fteenen
by Toque in Normandyën.
A T A , een vrucht die in Siam, op eenen
zeer fraijen boom waft. Z y heeft byna de
gedaante van een pyn-appel, doch is veel
grooter; derzelver fchel is dik en haar
vleefch zacht: zy heeft den fmaak van ge-
fuikerde room. Natuurlyke Hiftorie van
Siam.
A T O C A L T , deze naam geeft men aan
een Mexikaanfche Spin-, die zich aan het
water onthoud en niet vergiftig is. Dit is
een der infeéten in welkers voprtbrengzels
de grootfte verfcheidenheit van kleuren
heerlcht. Deze fpin weeft een web , dat
z y met roode, geele en zwarte draden, zoo
kunftig fchakeert, dat het oog zich niet.
verzadigen kan om zich over deszelfs fchoon-
heit te verwonderen.
A T O M E N , zie O n d e e l e n .
A T T A G E N , een vogel die door de
Ouden als een der; aangenaamfte gerechten,
geroemt is ; doch men weet noch niet wat
foort van vogel men hier door verftaan
moet, o f het Hazelhoen o f wel het Korhoen.
A T T I L U S , een der grootfte viflehen
die men in de Rivieren vint; hy is byzon-
der aan de P ó , en wert in zee niet gevonden
: men noemt hem in Italië Adem en
Adello, en in ’t Latyn Attilus. Dezen vifch
heeft v y f ryen groote rauwe en ftekende
fchubben o f doornen , twee aan iedere zy-
de van het lichaam en een op den rugs. Zyne
groote fchubben geven hem veel overeenkomft
met de Steur; maar hy verheft dezelve
door den tyd, in plaats dat de Steur
de zyne nooit verheft. Deze vifch heeft
twee zachte vleefige baarden: hy heeft geen
tanden ; voed zich met viflehen; des win-?
ters^ verbergt hy zich in de kolken'der Po.
De Attilus is zomtyds zoo groot en dik dat
hy duizent ponden weegt. Men vangt hem
met aas dat aan een yzere keten is vaftge-
hecht: twee oflen werden vereifcht om hem
uit het water te trekken. Plet vleefch van
den Attilus is zacht, en van een vry goeden
fmaak , doch zoo aangenaam niet als
dat van de Steur.
AURA
&URA. AURORUS, AVENTURINE.
A U R A , een foort van Raven die men
in het landfehap Mexico vint, hy heeft de
groote van een Arent, en is voor een gedeelte
zwart: zyn bek, die na die van een
Papegaai gelykt, is aan het einde rood: zyn
oogleden zyn mede rood ; het voorfte gedeelte
van zynen kop is met rimpels bezet,
die hy zamentrekt o f ontfronft, op de wyze
van de Kalkoenen, en met een weinig gekroeft
hair b e z e t, gelyk dat der Negers. Deze
vogelen voeden zich met rotten, hagediflen
en Hangen : zy vliegen by troepen , en
fchreeuwen noch zingen niet. Zoo men hen
vervolgt, zoo ontlaften zy hunne ingewanden
al vliegende, en geven door den bek de
fpyze uit die z y gegeten hebben.
A U R O R U S , deze naam geeft men aaneen
fchoone vlinder, dio in de omleggende
landftreek van Upfal zeer gemeen is; Het
mannetje heeft een 'fraije faftraankleurige
vlak, op de opperfte vleugelen, waarom hy
door de Liefhebbers Aurorus genoemt is.
A V E N T U R I N E . tóen verftaat ge-
meenelyk door dit woort, een groenachtig
o f rosachtig mengzel van glas-; dat met fchit-
tereode goudgeele flippen doorzaait is. De
uitvinding van dit fraije-mengzel, is men aan
’ t geval verfchuldigt. Een Glasblazer liet ,
zonder- ’er acht óp te 'geven, in zyn fornuis
in ’t welk glas te fmelten ftond , afvylzel
van .geel koper vallen, dat hy vylde: wanneer
het koud geworden wa s , wiert hy in
het zelve fchitterende, goudkleurige flippen
gewaar, en die aan het mengzel de gedaante
van zekere door konft gemaakte Topaazen gaf.
Dit verfchynzel deet dit mengzel de naam
van Aventurine verkrygen * als o f menzeide,
een fteen door toéval ontdekt.
Zoo ’er -eenige natuurlyke fteenen zyn die
na dit mengzel gelyken, en die men Natuurlyke
Aventurine -zou kunnen noemen , zoo
moet men dezelve onder die zoeken welke
men 9s Werelds oog o f Kittelende fteen noemt.
Een heeft men ’er van dit fo o r t , welkers
kleur veel overeenkomft met die van den
Aventurine h e e ftd e z e lv e is met zeer fchitterende
en aangename flippen . doorzaaiti
Zie ’s W e r e l d s oog.
A Y E R U I T , Abroiamm, dit is een plant
van welke men twee foorten heeft, het
mannetje, en wyfje., doch deze naamen zyn
oneigentlyk; want de bloemen van de beide
foörten zvn tweeflachtig. Het laatfte . is
l . D e e l .
A V E R U IT ; A V ÏL A . A V O C A T . T&
mede bekent onder den naam van Zeverzaad,
klein cypreflen o f tóottekruid , vermits
men dacht dat het goed was-om de klee-
deren voor de kleerwormen te bewaaren;
maar de proeven van den Heer de Reaumut
hebben.hem geleert dat derzelver krachten,
niets hier toe vermogen , en dat alleen de
wezentlyke olie van Terpentyn in ftaat is
om de kleerwormen te dooden. Deze planten
hebben ten naaften by dezelve eigen-,
fchappen als de Alzem.
De Tuinlieden verkoopen onder den naam
van groot en klein citroenkraid twee foorten
van Averuit; het eene heeft fmallc én
het andere breede bladeren. Vermits deze
kleine heefters haar groen niet verliezen,
kan men dezelve gebruiken om de winte^-
luftbofchjes te verfieren.
A V I L A , een Indiaanfche vracht: zy is
een foort van Vleefige ap p el, grooter als
een oranje-appel , die aan een kruipende
plant groeit welke, zich om de boomen
flingert, men vint dezelve in Spaanfch
Amerika. De pit van.de kernen van deze
vracht is bitter, en werd voor een krachtig
tegengift geh o u d ena ls mede voor een-
uitmuntent middel tegen de kwaadaardige
vochten , wanneer men ’er een o f twee
kernen van inneemt,
A V O C A T . Dit is een vracht die op
St: Domingo gro eit, en in gedaante en
groote veel overeenkomft heeft met de peer
die men Bon-Chretien o f Goedchriften-peer
.noemt. De fmaak van deze vracht, wanneer
zy volkomen ryp is •, gelykt naar die
van een taartgvan ofte -merg : wanneer zy
niet ryp zyn , eet men dezelve op de wys
van Artichokken met zout en peper. Deze-
vracht is: zeer heilzaam tegen den buikloop.
De boom die dezelve voortbrengt, is zeer
fchoon: zyn bloemen zyn troswys.
Deze boom, gelyk mede de Abrikoos«
boom van St: Domingo, is zeer gemeen in
de velden der Spanjaarden; want zeldzaam
eet een Spanjaard een vracht in een bofch^
o f hy fleekt de pit o f de kernen in den.
grond; de vruchtboomen zyn zoo meenig-
vuldig in de Franfche bezittingen niet, om
dat zy deze voorzorgen niet gebruiken.. D e
yrilde varkens , die men Marrons varkens
noemt , aazen op deze vruchten, waar door
zy vet worden, en hun vleefch verkrygt ’er
een aangenaame- fmaak d o o r , zie A b r i k
o o sb o om v a n S t : D om in g o .
i A V O