
S9Ö'. E G E L RUPS: E G E L VR U CH T .
rdgs , is de Egel het eenigRe dat de natuurly-
ke deelen aan de lendenen vaRgehecht heeft
gelyk dervogelen. De mannetjes en- wyfjes
paaren overeindRaande om hunne Rekels:
men vind in de Memorïèh van de Franfe.be
Akademie der Wetenfcbappen en in andere
Natuurkundige werken , de ontleedkundige
befchryving van den Egel..
- De Egel is van een koude natuurgeRelt-
heit, hy werpt een menigte drek uit;., zyn
vleefch is zamentrekkende, moeijelyk om te
verteeren, en geeft weinig voedzel; maar in
Indië , alwaar zyn vleefch wit is , voeden-
’ er zich de Indianen mede.. Vermits deze.
dieren alleen op vruchten , mieren eyeren,
kruiden em wortelen aafen , zoo eeten de
Spanjaarden hen in de vallen.
Men vint in de vreemde landen verfcheide
foor ten van Land Egels;- te weeten de Afri~
hadnfche E g e l, die men, volgens Dapper,
in het land der Negers^vint, hy heeft de.
groote van een klein varken, zyn-Rekels zyn
zeer lang en hy zet ze op-wanneer hy ver-'
gramt is ;, hy dood de luipaarden-die hem
verflinden willen : . want de wonden die hy
Veroorzaakt zyn on geneesfelyk.,. ter oorzaake
van de lengte en dikte van zyne Rekels. De
kleine hebben niet meer als een voet hoogte
en hunne Rekels zyn veel zwakker.
De Amerikaanfcbe E g e l deze heeft, de.»
groote' van den onzen: zyne ooren zyn niet-
uitfpringende; het zyn een foort van gaaten.
Zyne Rekels zyn kort,, dik en hart, van een.
geelachtige 'afch kleur ;. het overige gelykt
naar dat van den gemeenen Egel..
De Egel van. M a la k k d deze heeft groote-
en blinkénde oogen'; zyne öören zyn glibberig;
zyne Rekels zeer dun, met zwartachtig
wit en rosachtig wit'gefchakéert, en.van,een.
tpt zes duimen lang.' De tufichen wydtens
tuflchen deze R e k e l s z y n >met fyne,..lange
en zyachtige hairen vervult.. Men vint deze
dieren op Java , Sumatra. en. vooral, te Ma--
lakka.
De Siberifcbe Egel ;- déze is zeer kléin r.
zyn fnuit ên ooreh zyn k o r t; zyn Rekels
d ik , fcherp, kort, en van een goud geel e
kleur., Zyn buik is met fyn , wolachtig, en,
goud kleurig afchverwig hair bezet..
De Jaagers bedienen, zich ,. in Indië-"en
Afrika., van verfcheide liRen om.de Egels,
te vangen,, en houden hunne honden te rug;,
want deze-dieren kwetzen dé ménfchen' en
honden met hunne Rekels die als Zöo veclö
ponjaarden zyn; Men heeft ’ e f w itte, zw ak te.
en, van. vexfchülende kleuren,.
E G Y P T IS CH E K A L F SV O E T . EL,
E G E L -RUP S: Dit is eén hairigè y o f '
een foort van ruige Rups', welkers hairen
kwaRen vormen. Zie op het artikel R up s.
E G E L V R U C PI T . Men gëèft dézen
naam aan een Ooft-Indifche vrucht, die de
gedaante'en gi-oote van een peer heeft, maar
welkers fchel aan alle zyden met dpornen
bezet is. Z y groeit trosgewys aan groote
boomen ; én haar vleefch. dat van. een zeer
goeden fmaak is , blyft zoo lang goed, dat
men ’er voorraad van op zee-tochten mede-
neemt.
E G L A N T I E R , zie onder het artikel
R o o z e b u o m ..
E G Y P T I S C H E B A L. S E M , zie
B ajlsem v an J u d a .
- E G Y P T I S C H E - K A L F S V O E T o f
E g y p t i s c h e . B o o n e n , Colocafia. Deze
plant behoort niét tot hét gefiacht der koo-^
len, zy gelykt naar de Kalfsvoet: haare bladeren
zyn -zoo groot en breed als die der
kool , alzoo zeniiuwachtig-emmet een lyme—
rig vocht vervult ; haaren Reel.is drie o f vier
voeten hoog;. hy brengt purperachtige bloemen
v o o r t: uit derzelver. kelk. koomt eem
Ramper voort die. een vrucht word welke-,
naar die van de Kalfsvoet ge lykt; deszelfs>
zaad koomt zeldzaam to't rypheit; haaren:
wortel is dik* _ vleezig,; goed. om te; eeten;.
van een kaftanje fmaak; haare vrucht is za--
mentrekkende , nuttig voor de roodeloop
men-eet haare bladeren in vleefchnat. Deze
plant groeit op de vochtige plaatzen v an
Egypten naby Alexandrië, en op Candia.,
E G Y P T I S C H E V Y G E B O O M ,
achter het woort B o o g h q u t . .
E I ; , Ovum.. Dezen naam geeft men aan-
de zelfRandigheit die de wyfjes der vogelen*.,
die van het grootRe gedeelte der vifïchen,
die der-dieren van beiderlei, léven-, en die
der, infë&en, leggen: men zecht gemeenelyk
hoender, eyeren , fchildpad eyeren, eyeren-
M g kuit} van dé karpers,, mieren eyeren
enz. Alle de eyerbaarènde dieren- brengen-
een diergelyke zelfRandigheit v o o r t: maar,
de eene bebroeden de eyeren, en doen hen-,
door de hitte der.broeding uitkoomen; dusdanige
zyn de vogelen:. andere plaatzen dezelve
onder het water, om vervolgens door
dé. mannetjes levendig gemaakt ,, en in de-~
zelvc.
E L EIKE.
zelve hooftRof tot volmaaktheït gebracht te
worden; dit zyn de eyerbaarende viflchen;
andere eindelyk leggen hunne éyeren op een
plaats, alwaar zy weeten dat de jongen, na
dat z y door de warmte van den dampkring
zullen uitgekomen zyn-, het hoodige voedzel
vinden konnen;. dusdanige zyn het -grootRe
gedeelte der infeéten dat kruipende dieren
zyn wanneer zy gebooren worden, en in
den Raat der vliegende Rerven.
• A lle de eyerbarende dieren konnen leggen,
kuitfchieten en broeden; maar derzel-
ver eyeren konnen niets voortbrengen, zoo
z y niet door de mannetjes vruchtbaar gemaakt
worden. Het is om deze reden dat dé
hennen dikwyls onvruchtbaare eyeren leggen;
en dat zy ’er kleine voortbrengen dié
geen doijer hebben, en dié het bygelovige
gemeen valfchelyk aan den haan toefchryft.
Deze Eyeren werden klaare eyeren genóemt;
wanneer z y bebroed worden brengen zy niets
voort. Zie -op het woort H a a n het uittrek-
zel van een Memorie van den Heer de la Pey-
ronie 5< die in de Hifiorie van de Koninglyke
Franfcbe Akddemie der Wetenfcbappen van
bet jfaar 1710. gedrukt is , onder de titel van
v) aar nemingen over de eyeren zonder doijer,
die men gemeenelyk baane-eyeren noemt.
Men heeft hoenderen die zomtyds eyeren
zonder fchaalen leggen; dit werd waarfchy-
nelyk', o f door een ziekte o f door een groó-
te vruchtbaarheit veroorzaakt: dezelve reden
kan in de eyeren met twee doijers plaats hebben
: men. noemt de eyeren zonder fchaal,
wind eyeren.
Om de hiRorie van de Eyeren in haar geheel
te befchouwen , zoo ziet de woorden
I n.Se c t , V i s -ch en V o g e l . Men zal in
dit laatRe zien wat zy bevatten, uit welke
Roffe het jong ge vormt word en op wat wy-
zè het ’eruit voortkoomt. Onder de viflchen
heeft men ’er welkers eyeren (kuit} vergiftig
is , o f die ten minden op een geweldige
wys den buik zuiveren: diergelyke zyn die
van dén fnoek, barbeel, enz. Men kan zeer
lang een vogel Ei goed houden wanneer het
•noch niet bebroed is , wanneer men het met
olie , vet o f vernis beRrykt. D e eyeren van
de eerRe legging zyn zoo groot niet als die.
van de tweede o f derde;
Onder de eyerbaarende dieren heeft meu
’er die, wanneer zy uit het ei koqnien, hun-:
ne volmaakte gedaante hebben: zy verlaten
dezelve niet zoo.lang zy leven: tot deze be-
hooren het grootRe gedeelte der visfehen en
!halfïlachtige ‘dieren die met eën fchild bedekt
£99
z yn , de huisjes Rakken die uit het ei met
een klein huis op den rug te voorfchyn koo-
men , de fpinnen die van vel verwiflelen,
zoo wel als de fchaal-vïflchen en halfslachtige
dieren, o f dieren van beiderlei leeven.
anderen ondergaan verfcheide gedaante ver-
wiiïelingèir,' gelyk de infeden; de kikvorfch
die eerR een Raart en geen pooten heeft, eir
vervolgens pooten en geen Raart. De vogelen
koomen uit de eyeren met een foort
van dons voort; maar zy verkrygen wel ras
vederen, die hen tegen de koude en voch-
tigheit befchermen y en hen dienen om te
vliegen.
De Eyeren verfchillen onderling in groote,
hardheit der fchaal, en kleuren van dit om-
kleedzel, welkers grodnkleür wit o f groenachtig
blaauw is; de vlakken zyn o f zwartachtig
o f roodachtig: zy verfchillen mede in
gedaante, en in fmaak van derzelver inwendige
zelfRandigheit. De eyeren der Hangen1
zyn rond; die der Rruisvogels zyn langwerpig,
en van een gelykvörmige o f pyramidale
gedaante aan derzelver uiteindens ; die def
hoenderen zyn kegelvormiger aan het eene
einde als aan.het-andere; eindelyk men heeft
’ér die lang en rond gelyk een pylaar zyn.
E IK E o f E I K E N B O O M , Qpercus.
Dit is den grootRen en nuttigRe van alle
boomen die in de bottehen groeijen. Dezen
boom is algemeen door de gematigde lucht-
Rreken verlpreid, hy koomt in de twee andere
luchtRreken niet voort. Hy doet. zich
door zyne vorRelyke gedaante kennen: want
wanneer hy zynen vollen wasdom verkregen
heeft, overtreft hy alle andere boomen in
groote en hoogte; hy fpreid zyne takken in
’ t ronde uit, zynen Ram is met een dikke?
ruuwe, gefcheurde en knobbelachtige fchors
bedekt, die inwendig rood is. Zyne bladeren
zyn fchoon groen , aan hunne randén,
met ronde kronkelige bochten ingefneden,
en aan korte Reeltjes vaRgehecht; hy brengt
op den zelven Reel, maar op afgezonderde
plaatzen , mannelyke en vrouwelyke bloemen
voort. De eerRe hebben helmRyltjes ;
zy zyn aan de lengte van een draadje vaRgehecht
en vormen een katje; derzelver gebruik
is om de vrouwelyke bloemen te bevruchten
die uit een dikke en vleezige kelk
beRaan, in welkers midden een Ramper ge-
plaatR is ; deze laatRe zyn zomtyds mede
aan een draadje o f vezeltje vaRgehecht: op
deze bloemen volgen vruchten die men eikels
noemt, en die voor een gedeelte met eert
P p 2 foort