
SÏo DWAALSTAR. d w a a l s t a r ;
tyd van vier en twintig uuren, en zy heeft
een jJar noodig tot haaren loop om de Zon,
"dit gefchied in een byna ronde loopkring die
w y de taankring o f ecliptica noemen.
Men kan niet, zonder door verwondering
'weggerukt te worden , aanmerken dat een
groot gedeelte van de fchynbaare bewegingen
die men in de andere Harren en de Zon
befpeurt, het verfchil der jaargetyden, en
'ongelykheit der dagen , een eenvoudig gevolg
van de jaarlykfche omloop van de Aarde
om de Z on , en van haare omwenteling
in vier en twintig uuren om haaren as z yn ,
die altoos, onveranderlyk naar het Noorden
gekeert is.
Twee groote vlociflofFen behooren tot de
Dwaalftar die w y bewoonen; het eene. is het
water welkers verzameling men Zee noemt,
en die ’ er omtrent de helft yan bedekt, en
verfchynfelen van het grootfte aanbelang aanbied;
de andere vloèiftof is de Lucht die haar
.van alle zyden omringt. Zie de woorden
Z e e , L u c h t , W a t e r en A artje, in
welk laatfte w y van dat wonderbare zamen-
ftel en by een fchikking der deelen van dezen
kloot fpreken.
A lle de Dwaalftarren hebben zoo veel ge-
meene overeenkomflen met de Aarde, welke
w y van alle Dwaalftarren het naauwkeurigfte
kennen , 'dat deze overèenkomften hebben
doen denken dat zy .geen woefte lichaamen
z y n , die in de hemelen opgehouden en om-
gevoert worden; maar dat zy gelyk de Aarde
door eenige ievendige fchepzelen bewoont
worden.
De vierde D waalftar is Mars. Zynen groot-
ften afftand van de Zon is 18315 middelynen
der Aarde; en zynen kleinften 15213. Zyne
middelyn bedraagt het honden en zeftigfte
'gedeelte van die der Zon : zyne omwenteling
om zynen as gefchiét in v y f en twintig
'liuren , en zynen omloop om de Zon in twee
jaaren.
De vyfde Dwaalftar, en de grootfte van
alle is Jupiter. Zynen grootftën afftand van
de Zon is 59950 middelynen der Aarde; en
■ zynen kleinfte 544.50. Zyne middelyn bedraagt
het negende gedeelte van die der Z o n : hy
lecht in tien uuren zyne omwenteling om zynen
as a f , en volbrengt zynen loop om de
Zon in twaalf jaaren."
" Eindelyk de zesde, en verfte Dwaalftar
van de Zon is Satumus. Zynen grootftën
afftand van de Zon - is 110935 middelynen
van de Aarde , en zynen kleinften 98901.
Zyne middelyn bedraagt het elfde gedeelte
van die der Zon. Men weet niet o f hy op
zynen as omdraait. Hy heeft by de dertig
jaaren noódig om zynen omloopkring te volbrengen.
Dit is de order der omwenteling
van deze Dwaalftarren 1 die men hooft Dwaah
ftarren o f Dwaalftarren van den eerften rang
noemt. ’Er zyn ’er noch andere die men
Dwaalftarren van den tweeden rang noemt:
deze doen omloopingen, die niet onmidde-
lyk om de Zon gefchieden, maar om de een
o f andere Dwaalftar van den eerften rang,
die zich om de Zon bewegende, met zich,
om dit Hemellicht, die geene voeren welke
haar tot wachters verftrekken.
Het Hemellicht dat ons des nachts verlicht
(de Maan) is een van deze Dwaalftarren van
den tweeden'rang. Haaren afftand van onzen
kloot is niet meer als 30 van deszelfs
middelynen. Haare middelyn bedraagt we i-■
nig meer als een vierde van die der Aarde.
Z y dóet twaalf omwentelingen om ons , dn
den tyd in welke de Aarde ’er eene' om de
Zon doet; .
Vermits de lichaamen van de Dwaalftarren
van den tweeden rang ondoorfchynende zyn ,
zoo doet dit vermoeden dat z y gelyk de andere
bewoont zyn.
Zedert de uitvinding der verrekykers 'heeft
men vier wachters om Jupiter ontdekt; dat
is te zeggen, vier maanen die om hem I0.0-
pen, terwyl hy met hen om de Zon draait:
eindelyk Saturnus heeft ’er v y f ; maar men
ontdekt om deze ftar noch een. ander wonderbaar
lichaam, van welk men geen wederga
in de Hemelen kent; dit is eenen breeden
ring welke hem omringt. Zie R ing v a n
S a t u r n u s .
Schoon de wachters o f maanen alleen voor
de Dwaalftarren gefchikt fchynen om welke
zy hunne omwentelingen doen, zoo konricn
w y echter haare nuttigheit niet ftilzwygen-
de voorby gaan die de bewoonders der Aar,dé
van de wachters van Jupiter trekken; deze
koomt hier uit voort, om dat deze lichaamen
een zeer fnelle beweging hebben, en dikwyls
achter het lichaam van hunne hooftftar hee-
nen gaan, en in de fchaduwe van deze Dwaalftar
vallen, die; om dat zy alleen haar licht
van de Zon ontvangt, altoos een duiftere
uitgeftrektheit achter zich h e e ft, in welke
den wachter, zoo ras hy ’er invalt, verduistert
word voor het oog van den aanfchou-
w e r , en wanneer hy uit dezelve weder te
voorfchyn koomt, zoo vertoont hy zich
weder aan zyne oogen. Zoo men nu, vermits
het begin en einde van deze taanipgen
ver-
DWAALSTAR, D W A A L S T A R . &8i
verfchynfelen zyn die in een oogenblik gebeuren
, op verfchillende plaatzen der Aarde
het oogenblik van den ingang in de. fchaduwe
o f dat van den uitgang uit dezelve van den
Wachter waarneemt, zoo zal het verfchil
dat men in den tyd vind, het verfchil van de
lengte der plaatzen aantoonën öp welke men
deze waarnemingen gedaan heeft ; een kuh-
digheit die van zeer veel gewicht voor de_.
‘Geograplïifteu en Zeelieden is.
De vlakken die men door behulp van de
Verrekykers op de Dwaalftarren ontdekt, en
die ftandvaftig haare gedaante en ftand be-
waaren, bewyzen dat de Dwaalftarren vafte
lichaamen zyn. De Maan, die het naafte by
ons is , doet ons op haare Oppervlakte groóte
hooien , en hooge bergen gewaar worden,
welke bergen zeer zichtbaare fchaduwen aan
dè tegen over geleegene zyde van de Zon
veroorzaken; en het oppervlak van deze
Dwaalftar fchynt yry wefna dat yan de Aarde
te gelyken, zoo men dit van d.e Maan be-
'fchouwden, alleen met dit onderfcheid, dat
de bergen der Maan veel hooger fchynen te
zyn als alle de onze. r
Wat de Zon betreft, men kan niet twyfe-
len dat de ftoffe uit welke zy zamengeftelt-
is , lichtgevent en brandend is ; zy is de bronwel
van al het licht dat dé Aarde en andere
Dwaalftarren verlicht, en van al het vuur dat
haar verwarmt. Haare ftralen in een brand-
fpiegel in een punt by een vergadert zyndè,
branden; en zoo haare meenigte en zamen-
Voeging groot genoeg is , zoo vormen zy een
vuur dat meer vermogen heeft als alle andere
vuuren, die w y met de brandbaarfte ftoffen
veroorzaken konnen.
Een zoo groote werkzaamheit veronder-
ftelt de vloeibaarheit; want men befpeurt
noch dat de ftoffe uit welke de Zon is za-
mengeftelt, vloeibaar i s , door de geftadige.
veranderingen die men ’er in waarneemt; de
vlakken die zich op de Zonnefchyf vertoo-
nen en vervolgens weder verdwynen, zyn
zoo veel lichamen die in deze vloèiftof dry-
v e n , en ’er het fchuim van fchynen te zyn,
o f ’er in fchynen te fmelten.
Men heeft altoos geweeten dat de Zon de
oorzaak van het licht was; maar men heeft
eerft in deze laatfte tyden ontdekt dat het
licht zelfs de ftoffe van de Zon is , en een
onuitputbaare bron van. deze koftbaare zelf-
ftandigheit: zedert het groot getal eeuwen
dat zy heeft zien omwentelen , heeft men
niet konnen befpeuren dat zy de niinfte vermindering
ondergaan heeft,
I. D eel.
Hoe groot haare uitgebreidheit ook zyn
mag, welke eene fynheit moet men_in dé
lichtftroomèh niet veronderftellen die ge-
ftadig uit dezelve Voortkoomen ? maar zoo
derzelver fynheit verwondêrlyk fchynt, welke
eene nieuwe verbazing word men niet
gewaar, wanneer men 'verftaat dat eeri licht*
ftraal, hoe fyn zy ook. is , hoé zuiver zy ook
fchynen mag, een vermenging van verfchillende
ftoffen is? wanneer men hoort dat een
fterveling het licht heeft weten te ontleden,
het getal en de hoeveelheit der ftoffe die het
zelve üitmaken te ontdekken ? Iédere ftraal
van deze zelfftandigheit die zoo eenvoudig
fchynt, is een bondei van rood.e, Oranje,
geele, groene, blaanwe, indigo en violette
ftraalen , Welkers mengeling haar in onze
oogen verwart.
Men kan met naaüwkeurigheit niet bepalen
hoe groot de fynheit van de lichtftralen
is; maar w y kennen haare fnelheit: in zeven
o f acht minuten komen zy van de Zon tot
ons a f ; zy doorloopen in een zoo geringe
tyd de uitgeftrektheit die de Zon van as
Aarde fcheid, ‘ dat is te zeggen , meer als
dertig miljoenen uuren. Hoe verbazende
deze zaaien ook aan de verbeelding mogen
fchynen , zoo zyn zy echter door onwedef-
fprekelyke proefnemingen beweezen.
Zie daar de bekendfte huishouding van ons
zonneftelzel. Men befpeurt ’ er zomtyds ftarren
in , die het grootfte gedeelte'der Filofo-
fen van de Oudhfeit v o o r verhévelingen van
korten duur aangezien hebben ; maar die
men echter voor niets anders als duurzamer
lichaamen van den zelfden aart als de Dwaalftarren,
houden kan. Zie het woort K o*
MEET*.
Vafte Starren.
Hy die, in een fchoonc'nacht, den Hemel
aanziet, kan niet anders als met ver-
: wondering , dit luifterryke fchouwfpel bc-
fchouwen ; maar zoo: zyne oogen verblind
zyn door duizent ftarren die hy gewaar
wó r t, zoo moet zynen geeft noch meer verrukt
z y n , wanneer hy weet dat alle deze
ftarren zoo veel Zonnen zyn , gelyk aan de
onze, die waavfchynelyk, gelyk deze, haare
Dwaalftarren en Komeeten hebben; wanneer
de Sterrekunde hem leert dat deze Zonnen
op zoo verbazende afftanden van ons ge-
plaatft zyn, dat den grapten afftand van de
Aarde , tot de Zon niets anders als een ftip
in vergelyking van dezelve is ; en wat haar
N n - - getal