302 C A L U M B E . C A L T N .
Is 3e fteel van een plant, die zoo hol als een
blaaspyp is , zy heeft de dikte van een middelmatige
pen, is geknoopt, uitwendig bleek
g e e l, inwendig witaebtig, met een fp onsachtige
zelfltandigheit vervult, van een 1’cher-
pe fmaak, die eenigzins bitter is, en van een
vry goeden reuk. Men brengt ons dezelve,
altoos droog uit Indië en Egypte, in kleine
bosjes zamengepakt,. die twee o f drie voeten
lang z yn , en ligt verbroken kannen, worden.
Paludanus , Prosper Alpinus, en de Portugees
Garzias, zyn de eerfte en eenigfte ge-
weeft die de plant van den ‘oprechten fpece-
ryachtigen Calimis ontmoet en befehreven
hebben. Deze plant werd CaJJabel-D'arrira
genaamt.. Uit iedere knoop van derzelver
iteel fchieten twee lange, fpitfe en groene
bladeren uit.. Haare bloemen komen op de-
toppen der fteel en takken v o o r t,. die in
kleine geele trosjes by een gefchiktzyn, op
Welke kleine zaadhuisjes volgen die langwerpig.,
fpits en zwart zyn, en kleine zaden van
dezelve kleur bevatten. -
De Indianen gebruiken haaren fteel om de
vifeb en rt gekookt vleefch welfmaltende te
maken: hy verfterkt de maag en bevordert
dé verteering: in een af kookzel ingenomeh,
bevordert hy de maandftonden;. de Egypte-
naren genezen den hoeft, met deszelfs rook
door middel van een pyp te doen inademen.
De Indianen maken ’er dikwyls gebruik van
tegen de moederkwalen én de fmerten der"
zenuwen: men mengt hem in den theriakel,
als een tegengiftig middel.
■ C A L U M B E , dit is een wortel van
eenen onbekenden boom, die w y uit Indië
bekomen, in ftukken die de groote van eert
vuift hebben : hy1 is geel, bitter, en heeft
geenen merkbaren reuk. Dezen wortel werd
in Bengale voor een uimrantent geneesmiddel
gehouden- tegen het ko lyk,- en krachte-
ïoosheit der maag om de fpyze te vërduu-
wen , en- tegens de hondsdopt, een verdrietige
ziekte, welkers toevallen overeenkomft hebben
met de Colera morbus.
C A L Y N , is ,. volgens Lemery, een me-
taal dat uit lood en tin door de Chineezen
werd zamengeftelt, en van ’t- welk men veel-
fnuifteryen in Japan, in Cochinchina en in
Siam zamenftelt dit zyn voornamentlyk
koffykannen en thebuffehen , die in China,
gemaakt worden , en die. men zom.tyds in
Europa ziet, en die de eigenfehap bezitten
kan buigzaam te z yn , zich te bulten, zon-
C AM -C B A IN .. C AM P E CH E -H O U f.
der te breken: men wil zelfs dat de inwoón-
ders van deze landftreek ’er hunne huizen
mede bedekken. Het is zeker dat men, door
een vermenging van tin en lood, van Europa ,
diergelyke zaken zou konnen zamenftellen.
C A M - C H A I H , een foort van oranjeappel
die in het Koningryk Tonquin.groeit,,
hy heeft een aangename reuk, en is by uit-
ftek welfmakende. Zyn fchel is dik en met
een meenigte ongelykheden bedekt. Men
ftaat het gebruik van deze vrucht, zelfs aan
de zieken toe.
C A N A R I È - V O G :E L , zie S y s j e .
C AM P E CH E -H O U T , I n d i a a n s c a
H o u t , H out v a n J a m a i k a , Lignum
Indicum. D it H ou t, van 't welk men.in de.
Verfkonft gebruik maakt, omzwart, graauw
en v iolette verwen, koomt van een groote-
boom die in Amerika groeit; zyne bladeren
zyn fpeceryachtig, en hebben, eenige overeenkomft
met die der Gemeene Lauwrier,
’t geen hem mede de naam van Speceryacbti—
gen Lauwrier heeft doen- bekomen ; zyne.
bladeren geven ‘ook aan de fauffén een fmaak
die met die van verfcheide fpeceryen ovér-
eenftemt. Op de bloemen volgen, vruchten
die de groote van een erweet hebben, die
welriekende zaden in zich bevatten, welke
een prikkelende fmaak hébben, en in Engeland
onder de naam van zaad. der vier fpeceryen
bekent is. Het is goed om de fauifen
fmakelyk te maken. Wanneer men dit zaad
in brandewyn aftrekt, bekoomt men ’e r ,
door overhaling, een geeft v an, diè een lief-
felyken reuk heeft , en zeer aangenaam van
fmaak word, en. goed is om de maag të v e r -
fterken , ■ wanneer men ’er een genoegzame
hoeveelheit fuiker by voegt.. ’
Het hout van, dezen boom is hard, zamengepakt,
fraai kaftanje bruin, trekkende zom-
tyds op het violet en zwart: men heeft een
foort dat een- bruine grond en regelmatig
zwart gevlakt i s ; men maakt ’er koftbaare
buisfieraden van , om dat het zeer glad gemaakt
kan worden , én nooit verderft: de
Luitmakers gebruiken dit hout, om dat het
zomtyds de gedaante van fchilpad heeft, om
’ er ftrykftokken van zamen te ftellen. Men
gebruikt het in de verfkonft: deszelfs af-
kookzel is zeer rood, wanneer men ’er aluin
inmengt; maar zoo men ’êr deze niet by—
voegt, werd het afkookzel geelachtig, en
ten einde van eenigen tyd zoo zwart als inktt
hierom.
C AN C AM UM . CAN D IE SCH E W O R T :
hierom maakt men van dit afkookzel gebruik
om de zwarte ftoffen een fluweelachtigën
.glans te geven: dit maakt de verdienften van
de zwarte ftoffen van Sedan uit,
C A N C A M U M , dit is een foort vafl
onzuivere gom, die zeer zeldzaam is ; en zamengeftelt
fchynt uit een verzameling van.
gommen, harften en andere zelfftandigneden
die byeerigeftremt zyn ; het is zoo wel een
liarft als een gom: zy is zeer hoog in prys,
en werd zeer door de Natuuronderzoekers,
om haare zondeiiingheit, gezocht.
C A .N D IE S C H E W O R T E L o f D au-
c u s Van C a n d i a , Daucus Creticus: Deze
plant, die gewoonlyk op de fteen en bergachtige
plaatfen van het Eiland Creta, tans
Candia, en op het Alpifche gebergte groeit,,
heeft een lange wortel die de dikte van een
duim heeft, hy is vezelachtig en van een
fmaak die met die der paftinaken overeen-
ftemt. Haaren fteel is een voet hoog, ge-
gróêft en wolachtig. Haare bladeren zyn
katoéna'chtig, afchvërwig, en op de wyze
van die der venkel iiïgefneden. De toppen
der takken onderfteunen zonnefchermen die
wojachtig-,, witachtig , van een aangename
reuk, en vry liefelyke fmaak z y n : zy zyn
uit kleine rooswyze bloempjes zamengeftelt
, die ieder uit v y f witte bladeren be-
ftaan, welkers kelk in een vrucht verandert
die uit twee langwerpige zaden is zamengeftelt
, die gevoort, aan de eene zyde verheven,
en aan de andere plat zyn.
Men geeft mede den naam van Daucus aap
de wilde peen; anders vogelsneft genaamt.
Zie de woorden P e e n , enz.
Het zaad van de Dau.cus van Candia werd
ftee.nbrekent, opftyging keerende en windbrekende
gefchat: het is het eerfte dér kleine
verwarmende zaden, ‘welke die der Ammi,
Eppe , Peterfeli en Daucus zyn. Men gebruikt
dikwyls dat der wilde peen in de
plaats van het zaad van de Daucus van Candia,
’t geen een der inmengfels van de groote
theriakel is. De Daucus is een foort van
wilde paftinaken. In de Levant bereid men
een foort van wyn van Daucus om het vergift
te wederftaan , en om de maandftonden
te bevorderen.
C A N I N A N A . Men geeft dezen naatn
pan een Amerikaanfche Slang, die, fchoon
vergiftig zynde, echter de menfehen volgt,
en zich laat behandelen en aanraken op dg
CANIN: CA PPA. C A P R A , C A R A C : 203
zelve wys als de honden zonder hen eenig
leet te doen. Haare lengte is van een tot
twee voeten: haaren rug is groenachtig en
haaren buik geelachtig. De Inboorlingen en
de Afrikaanen eeten haar, na dat zy ze den
ftaart afgefneden hebben. De Indianen bedienen
’er zich v an , gelyk wy ons van de
adders doen, in de verbeelding dat zy het
vergift wederftaan en uitdryven.
C A O U T -C H O U C , zie V e e r k r a ch t
ig e H a r s t .
C A P I V E R D o f C a p i v a r d , zie W a-
TERVARKEN.
C A P P A , dit is een vreemd d ie r , dat
grooter als een ezel is; het is zwart, ruigy
woeft en een vyand der honden: de gedaante
van deszelfs pooten is zeer zonderling,
derzelver nagelen gelyken naar een hiel:
deszelfs voorkop is breed , en k a a l, zyne
gedaante boezemt vrees op het eerfte gezicht
in : hy verllind al wat hy ontmoet;
het tamme vee is zyn geliefden roof*
C A P R A , een vergiftige Slang die men
in het Koningryk Congo, in Angola en in
Bengale h e e ft: men leeft in de Hiftorie-
fche Befchryving der Reizen dat de Natuur
het vergift in haar fchuim geplaatft heeft j
dat zy op een ;grooten afftand in de oogen
der voorbygangers fpuuwt en fchie t; het
zelve veroorzaakt zulke hevige fmerten, dat
zoo men niet ftraks vrouwen ontmoet om
het.met haar zog te verzachten, zoo is het
verlies der oogen onvermydelyk.
C A R A C A L , een dier dat vry v e e l
overeenkomft met de Linx o f Ltigt in de gedaante
van het lichaam heeft; deszelfs groote
is omtrent als die van de v o s , maar net is.
veel woefter en fterker; het heeft gelyk de
Linx het zeldzame kenmerk, en om dus te
fpreken, het eenigfte in zyn foort, van een
bos lange en zwarte hairen aan het‘uiteinde
van de ooren. De Caracal is niet gevlakt
gelyk de Linx ; zyn ftaart is langer en van
een gelykvormige. kleur,. zyn fnuit is langwerpiger,
zyn houding zoo zachtaardig n iet,
en zynen aart is veel woefter. De Linx
onthoud zich alleen in koude o f gematigde
plaatzen: de Caracal vint men alleen in de
heetfte geweften. Het is zoo wel uit deze
yerfcheidenh.eit van aart als. woonplaats,
zecht de Heer de Buffon, dat w y dezelve van
C c 3 tjyee