
pa, EUROPISCHE K A N A R IE V O G E L . E V E R T Z E N . E V E R W O R T E L .
r.y het aangezicht van den vyzel afkcèren
moeten, die behalven dit met een ichapen
vel bedekt is. Ondanks alle deze voorzorgen
, koomt 'er echter noch een zoo
fyne damp uit voort diedeneusen het brein
zoo geweldig aandoet, dat het niezen, de
verhitting, fmerte, traanen en fpuwing.te
gelyk ontliaan. .
De Ouden berichten ons niets van de geneeskrachten
der Euphorbium. De laatere
Grieken, de Arabieren, en met hen de
hedendaagfche Geneesheeren van Europa,
fchryvcn haar een groot-vermogen toe om
de waterachtige vochten uit alle de. deelen
van het lichaam te trekken. Het isvreemd
dat dit. geneesmiddel', ’ t.geen het fcherpfte,
en heetfte van alle de waterafzettende mid-'
delen is , inwendig gebruikt word. Inde-r-
daat, de Euphorbium purgeert niet zonder
flaauwtens , koud zw eet, en dikwyls ver-
zweeringen in- de-unaag en ingewanden te
veroorzaken.: de zuure vochten en verzacht
tende middelen verminderen haare bytende
kracht; maar hoe onzeker is echter dit middel
, ondanks deze voorzorgen 1 Het is .ten
hoogden genoomen nuttig om de vliezen
der ingewauden in beweging te brengen die
door beroertheit aangetaft z yn ; als, een prik-
kelent middel., is het mede dienftig in de
flaapzucht en geraaktheit. De Euphorbium
uitwendig gebruikt zynde , lort de verdikte
vochten op , veroorzaakt roodheit, ontile-
kingen, en zomtyds verzweeringen. Z y is
goed in bevingen,-en voor die geene welkers
geheugen verzwakt is.
De Paardefmits gebruiken de Euphorbium,
tot poeder gebracht zynde, tegen de vaaroen
en fchurft der paarden. Onbedachte -lieden
denken zich onfchuldig te vermaken met dit
poeder .over de vloer van een vertrek te
ftroóijen, in ’t welk men zich met danflen
vermaakt’: naauwelyks hebben de .Vrouwen
eenige paden gedaan , o f de beweging van
haare rokken brengt dit poeder in beweging,
en doet het in het aangezicht der aanfehou-
wers opftuiven, welke flraks eèn fbort van
kleine öuiptrekkingen gewaar worden, die
van geweldig niezen, en een aanmerkelyke
loozing van vochten vergezelt zyn.,
E U R O P I S C H E K A N A R I E V O G
E L , Linaria viridis, Dezen vogel ver-
fchilt van het gemeene Sysje en van de Kanarievogel,
i . door zynen hals, die van een
afchverwige kleur is ; 2. door zynen buik,
welke geheel groen is; 3. door zynen flaart,
die eèn weinig gevorkt i s ; 4: door eenige
vlakken welke hy ter zyden heeft; 5. einde-
lyk om dat hy grooter als het fysje is. Hy
lecht zoo dikwyls als dit vogeltje niet, maar
zyn bfoedzel is van zeven o f acht eyëren.
Bellonius zecht dat de Europifche Kanarievogel
den tweeden rang heeft ten opzichten van
den zang na het Sysje. Hy voéd zich met
zaaden, diftels en andere planten, en geenzins
met wormen: in de kooitjes voed men
ze met hennipzaad.
E V E R T Z E N (Ja cob ). Dit is een
Indiaanfche zeevifch, welke tot het. geflacht
van de Zeebraajfems fchynt te behooren. Zie
dit ivoort. De Franfche Zeelieden noemen
hem Méefter QMaitre'); de Portugeezen,
Mens; en de Brazilianen, Gugapu-Guaeu:
zyne kleur is zwartachtig:: hy beeft zes Hekels
op den mg, die met zyne vinnen verknocht
z yn , en eenige witte vlakken: men
bemerkt ’er mede eenige aan den flaart en
vinnen; zyn geheele lichaam is met vlakken
van verfchillende kleuren voorzien. In een
jaargetyde is dezen vifch uitmuntende - tot
fpyze: zyn vleefch is dan zeer vet;- maar in
een andere tyd is het zoo bard en taai, dat
de belt gewapende kaken niet in ftaat zyn om
het te vernaaien.. Men eet hem op het Eiland
Amboina , en andere aan zee gelegen
plaatzen van Indië.
E V E R W O R T E L , Carlina. Men on-
derfcheid twee foörten van. dezen wortel,
de witte en, zwarte Everwortel. Deze plant
fchiet groote bladeren uit, die diep ingefne-
den, op de aarde liggen, en met harde en
zeer fcherpe doornen bezet zyn. Uit den
wortel die fpilsgewys, twee voeten lang en
een duim dik is , verheft zich een bolrond
h o o ft, dat doornachtig is, en bloemen die
uit kleine bloempjes zamengeftelt .zyn, on-
derfleunt; maar die geen fteelen in de witte
Everwortel hebben. Deze plant groeit- na-
tuurlyk op de bergachtige plaatzen , op de
Alpen, Pyreneën, en op den Gouden Berg
in Auvergne. De boeren éeten ’ er de hoofden
af terwy-1 z y noch jong en teeder zyn.
De gedroogde wortelen van deze plant hebben
een ilerke en fpeceryachtige reuk en venkel
fmaak. Men fchat die hooger welkers
kleur uitwendig graauwachtig en inwendig
witachtig is. Men gelooft dat zy nuttig te-
gens de bcfinettelyke ziekténs zyn : zy zyn
tegen giftig , afzettende en opflygingkeeren-
de.
E V E R -
E Y E R S T E E N E N .
E V E R Z W Y N , zie W i l d z w y n .
E X T E R , zie E kster.
E Y E R B A R E N T , zie L j v i n d b a -
R.ENT.
E Y E R S T E E N E N , Hammites. Deze
■ naam geeft men aan gmisachtige fteenen,
die even als uit een verzameling van zandachtige,
eyerswyze deelen beftaan, die de dikte
van den knop van een goede fpeld hebben.
Eenige ..lieden befchouwen hen als een verzameling
van vifchkuit o f vifch eyeren, hierom
noemt men ze Eyerfteenen,
E Z E L , AJinus. De Ezel is een tam dier,
dat door verfcheide gebreken en verfcheide
goede hoedanigheden bekent is. Schoon het
een van die dieren is die het meeile veracht
worden , zoo is het echter een dier geenen
die hetnuttigfte.zyn, en het meenigvuldigfte
gebruikt worden. Schoon men hen altoos
veracht heeft,. zoo zyn zy. echter door de
fierelyké pennen der Plucbes en Buffons genoeg
gewrooken.
Den Ezel' verfchilt veel van het paart
door de kleinheit van zyne geftalte , door
de lengte van zyne ooren die niet weinig
tot dé fcherpheit van zyn gehoor toe brengen
, door zynen flaart die -aan het einde
alleen met hai-ren bezet is , en door zyne
houding welke de edelhert van die van het
jxaart niet. heeft: maar hoeveel andere nuttige
eigenfehappen wegen deze uitwendige
gebreken niet op ? Hy is fterk en geduldig
tot den arbeid: hy draagt zwaare lallen in
evenredigheit van zyne groote, vooral wanneer
men hem op de lendenen belaad, vermits
dit gedeelte het fterkfte van zynen rug
is . Hy bezit de grootfle foberheit, vergenoegt
zich met allerlei foorten van voedzel,
als kruiden en bladeren; hy is den toevlucht
van arme landlieden die geen paart konnen
koppen o f voeden : den Ezel ontlafl hen
van het moeijeiykfle gedeelte van hunnen
arbeid; hy word tot alles gebruikt, om te
zaijen, om in te oogden, en om de veld-
gewaflèn ter markt te brengen. Heeft men
eehig dier welkers voeten gewifler zyn op
de fmalfte en glibberigfte wegen en zelfs op
de oevers der afgronden ?
- Men heeft Ezels van verfchillende kleuren
; doch het grootfle gedeelte zyn fnuis-
graauw ; ’er zyn w itte , bruine, rofle, en
van een zilver graauwe kleur. Z y hebben
1. D e e l ,
E Z E L . 3-13
twee zwarte flreepen die elkanderen tüflchen
de ichouders kruiden. Deze dieren behooren
onder het foort der Solipes, dat is te
ze££eP s onder die welkers hoornen derpoo-
ten uit een fluk beftaan. Hunne tanden zyn
gelyk die der paarden gefchikt; wanneer zy
twee en een half jaar oud zyn verliezen zy
hunne eerfle tanden; zy leven vyf en twintig
o f dartig jaaren.
Een dier dat zoo nuttig als den Ezel is
verdient dat de menfeh moeiten aanwent toe
de voortplanting en volmaking van deszelfs
foort. Men verkiert tot Spring-Ezels, uit
de Ezels welke drie jaaren oud en de groot-
fte en fterkfte zyn , die geene welke het
grootfle natuurlyk lid hebben, gelyk de
Ezels van Mirebalais: men heeft eenige van
deze Ezels gezien die twaalf o f vyftien hon-
dert -Franfche Livres waardig waaren. Men
merkt op dat het teellid van den Ezel veel
grooter is in evenredigheid van zyn lichaam
als dat van eenig ander viervoetig dier. Hy
bezit mede zeer veel drift tot de voorttee-
ling; maar is van een geringe vruchtbaarheit.
Men verkiert de lente om de Ezellinnen te
doen befpringen ■: zy werpen het volgende
jaar in hetzelve jaargetyde; ’ t geen een gunstige
tyd voor het Ezel-veulen is , want de
koude is fchadelyker aan deze dieren als aan
eenige andere .van onze luchtftreek. Wanneer
het wyfje befprongen is, flaat men haar
eri -doet haar loopen-, om te beletten dat zy
het zaadvocht dat zy ontvangen heeft niet
weder laat wegvloeijen: zy draagt gewoonelylc
niet meer dan een jong; en het is zeer zeldzaam
dat zy twee veulens te gelyk werpt.
De Ezels beminnen de warme landen, <m-
Iyk Arabië, Egypte en Griekenland: men
roemt de Ezels van Arcadia zeer hoog. Da
Ezels -fchynen uit Arabië oorfpronkelyk te
zyn, en uit Arabië in Egypte, uit Egypts
in Griekenland , uit Griekenland in Ita lië ,
uit Italië in Vrankryk , en vervolgens ia
Duitsland, Engeland, en eindelyk in Zwee-
de, enz. overgebracht te zyn. Deze dieren
zyn inderdaat des te minder fterk en des te
kleinder, hoe kouder de landen zyn: zy zyn.
zulks noch in Vrankryk, fchoon zy hier
reeds voorlang genaturalifeert z yn , en dac
de koude der luchtftreek in dat land zeer
veel zedert twee duizent jaar vermindert is ,
door de menigte van boflehen die men omgekapt
en de moerailën die men droog Gemaakt
heeft.
De Arabiefche Ezels hebben glad haft-,
een opgeheven kop, en vluggen tred: men
R r b s r