
Sip e s s c h e n k r u i d .
het fap der bladeren een tegengift tegen de
beeten der flangen-is. Dit gevoelen is voorzeker
van Piinius ontleent, die onbedachte-
lyk zecht, dat de {langen zich veel liever m
’ t vuur zullen werpen, als in de-lchaduwe
van een Eflchenboom-bly ven ,- o f zich onder
zyne bladeren verbergen. Camerartus en
Cbaras hebben meer dan eens de vaUchtieit
van deze vreemde afkeerighelt bezocht.
Het zout dat uit de aflche der fchors van
den Eflchenboom getrokken word, is afzetlende
en zweetdryvende. Deze affche m een
bondeltje geknoopt,. is brandeöt; en kan als
een vermogcnt brandmiddel gebruikt worden.
De vruchten zyn .afzetlende. Men roemt deze
vrucht gedroogt zyiide en met wyn inge-
nooinên, om te vermageren, o f om de Ve-
nusluften op te wekken. De maima vloeit
uit een foort van Italiaanfchen Eflchenboom.
Zie M a n n a . - - - - ,
Men kweekt de Eflchenboomen van planten
aan, die men in de boflchen affnyd, zy
vorderen weinig aankweking om fchoone en
hoóge Rammen te vormen. Men maakt, er
heggen van. Z y flagen in de flugge, Mei.of
krytachtige 'aarden. n i e tm a a r zy groeijen
fchielyk,. en fchieten hoog op in de vlaktens,
en, luchtige aarde die weinig diepte heen.
Het eöchenhout is gemakkelyk te bearbeiden
; het is w i t , in den beginne zacht en
buigzaam;'maar door den/tyd word het valt
en zeer hard: men gebruikt her tot wagenmakers
werk en krygstuig: .men maakt er
difièlboomén voor wagens, aflen voor-koet-
zen, ftaaken, en hechten tot werktuigen van.
Men verkoopt het in -Rukken van vericheide
dikte, en van tien tot achtien voeten lengte.
E S S C H E N K R U ID , F kA x iN E L i.fi,
Fraxinella. Deze plant groeit namurlyk m
de bofrchen. van Languedoc', Provence en
Het Eflcbënkniid o f Fraxineile, heeft getakte
en vezelachtige wortelen, die de dikte
van een vinger hebben ,• uit deze komen rondachtige
Reelen voort, die ter hoogte van een
en een halve voet opfchieten, zy zyn wollig
en met merg vervult; deze.Reden zyn met
blinkende bladeren bezet, welke helder groen,
Revig en getant zyn, en.de gedaante van de
bladeren der eflchenboomen hebben; hierom
heeft men deze plant den naam van Fraxinella
o f Efcbenkruid gegeven. De bloemen
komen aan de toppen van de Reelen voort;
z y zyn groot, fchoon , airswys gele nikt,
ieder uit v y f blaadjes zamengeRelt, van een
ETHIOPIS: KR O ON. ETHIOP: PEPER;
purper kleur, en een reuk welke naar die
van de bokken zweemt. Op deze .bloem
volo-t een vrucht die uit verfcheide kernen is
zamengeRelt, welke kleine, fpitze, zwartachtige
en blinkende zaden bevat.'
De toppen der Reelen, en kelken der bloemen,
zyn met een tallooze meenigte blaadjes
bezet, welke met een wezentlyken olie vervult
zyn , ’t geen men gemakkelyk door behulp
van een microfcoop ontdekken kan: zy
verfpreiden, geduurende de zomerhitte, een
zoo groote meenigte fyné en brandbare dampen,
dat, zoo men naby deze plant een brandende
fakkel plaatR, ’er eensklaps een groote
vlam ontRaat die zich over de geheels
plant uitbreid.
In de GeneeskonR bedient men zich alleen
van den gezuiverden wortel van het ERchen-
kruid: hy word in verRerkende, zweetdryvende
en opRygingkeerende geneesmiddelen
gebruikt: hy is zeer nuttig tegen het vergift
en de wonden die met vergiftige wapenen
gemaakt z y n , en zelfs tegen de vallende
ziekte,
E T H I O P I S C H E K R O O N . Een
eenfchelpige fchelp van het geflacht der Kloot-
ronde Schelpen, -of Tonnen. Zie dit woon.
E T H IO P I S C H E P E P E R of Z a a »
v an Z e l im , Piper Mthyopic'um: men geeft
dezen naam aan een peul welke drie of.vier
duimen lang is , en de dikte van een ganze-
fchacht heeft, zy is zwartachtig, eenigzins
krom, in kleine zaadhuisjes verdeelt, ■ gerim-
pelt, uit-lange vezelen zamengeRelt, buigzaam,
moeijelyk te verbreken, en van eene
roodachtige afchverwige zelfRandighêit: ie-
d e f celletje bevat een eirond zaad , dat de
groote van een kleine boon heeft, uitwendig
zwartachtig en blinkende, en uit eene zelf-
Randigheit zamengeRelt die eenigzins hard,
roodachtig, en welkers zamenweefzel ttets-
wys is , en naar honingraten' gelykt: de imaak
van de peul en ’t zaadkopmt met die van de
zwarte peper overeen. Dit foort van lange
peper wafebt in Ethiopië aan een kruipende
plant, die, volgens-Letnery en Pomet, noch
bladeren noch bloemen voortbrengt, maar
alleen .een Ram van Wélke verfcheide hoefjes
, die de groote van een kleine kaflanje
hebben , zyn vaflgehccht, uit deze komen
de peulen voort. Dit .kleine boompje is een
foort van acacia die op Caijenne groeit. Des-
zclfs vrucht is zeer zeldzaam in Europa; de
Eth.iopèërs en Arabieren, die haar de naam
E T T A L C H .
van Peper van Zelim gegeven hebben, bedienen
’er zich van tegens de-tandpyn , gelyk
wy ons van de Bertram wortel doen.
E T T A L C H . Dit is een vreemde boom,
die vry groot en doornachtig is ,. zyne takken
en bladeren gelyken vry wel- naar die van den
ceder o f geneverboom: zyn hout is,, in Nu-
midië w it, in Lybië violet en zwart, en in
Ethiopië .zeer zwart. De Italianen noemen
hem Sangti. Uit dezen boom vloeit een harA
die veel overeenkomR met de ïnaRik van
Kandia hééft. Zyn hout is zweetdryvent,
en dient mede om muzyk inRrumenten te
maken,
E U P H O R B IU M . Een Afrikaanfche
plant,. die das naar Fupborbius, Geneesheer
van den Koning Juba genoemt is , welke het
eerR de harAachtige tgotn die ’ er uitvloeit
in gebruik gébracht heeft, en ’er den Keizer
Augufiusmede genas, Wy-zullen van deze
zelf’Randigheit fpreken na dat wy de plant
Eupborbium befchreven hebben , die door
verfcheide Kruidkundigen , om haare. bloemen,
onder het geflacht der Wolfsmelken ge-
plaatA is. Men heeft zeven o f acht iborten
van Euphorbium, die voor het grootfte gedeelte
veel overeenkomften met den doorn-
achtigen kaarsboom hebben , van welke zy
echter niet alleen door de bloemen en vruchten
onderfcheiden zyn, maar noch door het
melkachtige en fcherpe vocht, met het welke
zy in overvloed bedekt zyn. Zie de Hiflorié
der zeldzame gewaJJen in den tuin van Amfter-
dam\ door C o m m e l in ,
De Euphorbium is een boompje dat in zandige
gronden meer als tien voeten hoog op-
fchiet: deszelfs wortel is dik, fpilswys en
vezelachtig,_ inwendig w i t , en uitwendig
met een bruine fchors bedekt: zyne Ram die
enkelvoudig,is., heeft drie o f vierhoeken;,
hy is even als _ geleed en door verfcheide-
knoopen gefcheiden: de hoekige randen zyn-
tuifchen de knoopen uitgereeten, en met Re-
vige, bruine en by paaren gefchiktc doornen
b e ze t: dezen Ram is met een dikke fchors
bedekt,. van een groene bruine kleur , en
met een foort van witachtig vleefch vervult,,
dat zeer mergachtig is; hy verdeelt zich in-
verfcheide takken , die van bladeren ontbloot
, maar met een fóort van kleine b y -
yoegzels bezet z yn , die rond, dik, melk-'-
en afzopderlyk op de randen
gelcmkt zyn : dé bloemen komen voornamen
tlyk. uit d.e kromtens van. de bochtige-
E U P H O R B IU M . 3D
hoeken voort; zy zyn drie' aan drie by een
gefchikt; haaren voetApel is melkachtig;
haare kelk is opgeblaazen en in v y f deelen
gefcheiden: op deze bloemen volgen vruchten,
die de groote van erweeten hebben; dit
zyn zaadhuisjes welke in drie celletjes ge-
foheideii'zyn, plat, melkachtig, eerR groen,
en. in ’t vervolg eenigzins roodachtig worden
: deze „celletjes bevatten drie ronde en
witachtige zaaden.
Deze geheele plant is overvloedig met een
melkachtig en fcherp fap vervult ’ c geen ’er
uitvloeit', op wat plaats van de.plant men
ook de infnyding maakt. De Euphorbium
groeit in Lybië , op den berg A tla s , in
Afrika , op de kuR van Malabaar, en in de
'OoR-Indië.
Wanneer men infnydingen in de Afrikaan-
fche Euphorbium planten doen w i l, zoo bedekt
men zich het. aangezicht zoo veel mén
kan, o f men verricht dit op eenigen afftand
door middel van een lans, om het ongemak
te vérmyden dat dé eerRe uitwaasfemincen
van het melkachtige lap veroorzaken , clie
zeer fyn ,. zeer fcherp , zeer doordringent,.
en zeer geweldig zyn. Lemery zecht dat:
men dit vocht in fchapen vellen- by een
vergadert, welke men om de plant plaatR,,
en waar in het tot dien Raat verdikt en
hard wort in welke wy het bekomen: men
noemt dit verdikte fap Euphorbium. Dit is
een harRachtige gom; men brengt ze in Bar-
baryë uit dé inwendige landfchappen van
A fr ik a , en w y .bekomen haar over Saleé
in Europa. De Euphorbium beRaat uit traa-
nen, die meer o f min donker geel, getakt,
ho l, en wryfbaar zyn , geen reuk hebben,
maar eert-zeer fcherpen en brandende fmaak,
die walgingen verwekt : wanneer men haar
maar even met de tong aanroert, zoo word
den geheelen mond ontftoken..
A lle de deelen van de Eupborbium plant
zyn zoo doordringent, dat het genoeg is dat
men ’er maar aan ruikt om te niezen; zoo
men met haaren- o lie ' zyne neusgaten be-
Arykt,^ vloeit.'er een meenigte waterachtig
flym uit ; zoo men ’er het poeder van by
wyze van- fnuiftabak gebruikt, zoo ontRaat
’er een- geweldige aanprikkëling-, zomtyds
een bloedAorting-, en het om'Reekt mede-
zomtyds de vliezen van het brein : déze geweldige
fcherpheit veroorzaakt dat men de
Euphorbium niet dan met moeite tot poedert
brengt: hierom gebruiken ’er de Apothekers
en DrogiAen alleen lieden van een Rerke-
geReltheit toe men waarfchuuwt hen dat
mam M'amïïM ^ -