
kleine vliezige vrucht, welke met langwerpige
zaden van een donkere kleur, vervult is.
D e tweede foort verfchilt alleen van de eer-
i l e , door de kleinheit van alle haare deelen;
beide groeijen zy in de velden en weiden.
Men wil dat de dieren , welke van dezelve
eeten, ftraks door een groote menigte luizen
aangetaft worden.
H A N E K A M M E T J E S , Gmbriches :
dit is een plant welke verfcheide fteelen uit-
fch ie t, 'die omtrent een voet lang en roodachtig
zyn ; haare bladeren zyn aan de boven
zyde groen , en aan de onderzyde , wit en
wo llig, z y gelykcn vry w e l , naar die der
vitzen, o f geitenruit, en zyn by paaren aan
een rib gefchikt, welke in een eenig blad
eindigt: haare bloemen zyn peulswys, rood-
. achtig, en airswys gefchikt; op dezelve volgen
kleine doornachtige peulen, en die op de
wyze van hanekammen ingefneden zyn , zy
bevatten ieder een zaad, dat de gedaante van
een nier heeft. Men heeft noch een ander
foort van Hanekammetjes , welke van de
voorige niet verfchilt, als dat zy alleen kleinder
is ; men heeft mede een foort van Spaan-
fcheHanekammetjes,welkers bloemen vuur-
kleurig , o f wit zyn ; en die de Beminnaren
der bloemen in hunne tuinen aankweken. Men
moet n ie t, gelyk zpmmige doen , de Hanekammetjes
met het Bourgondiefch-hooi vermengen
, welk ’er een groote overeenkomft
mede heeft, en dat men zomtyds Groote Klaver
noemt; dit zyn planten die veel van el-
kanderen verfchillen.
De Hanekammetjes zyn des te nuttiger,
om ’er door konftgemaakte weide , van aan
te leggen , om dat zy vry weelig, in allerlei
fobrten van aarde groeijen ; en fchoon zy
zoo overvloedig in voortbrengzelen niet zyn
als het Bourgondiefch-hooi, en de Spaanfche
Klaver , zoo fchatten echter verfcheide ver-
ftandige Landlieden haar, en wel om deze
reden , hooger. Wanneer de.Hanekammetjes
in een ligte aarde geplaats zyn , welke
noch te droog,noch te vochtig is , zoo groeijen
zy weelig. Wanneer de aarde wel bereid
is , moet men hen noch te dik , noch te dun
zaaijen , en zacht weder waernemen , wanneer
de aarde niet. te vochtig is , van half
Maart tot het einde van April. Het is voor-
deelig , dat men de Hanekammetjes afmaait,
zelfs in het eerfte jaar, minder om het voordeel
dat men ’er van trekt; als óm dat, wanneer
men de fteelen affnyd , de wortelen des
te ft'erker groeijen. In het tweede jaar , zal
de plant zoo fterk uitfchieten , dat zy twee
o f driemaalen kan gemaait worden ; het is
noodzakelyk dat men tot de inzameling van
deze plant, fchoon weder veckieft , om dat
z y bezwaarelyker als eenig ander foort van
hooi', droogt. •
De Hanekammetjes werden in Vrankryk,
Sainfoin Q Meflhooi) genaamt, om dat het
fmakelyker, voedzaamer , en vetmakender
voor de paarden en andere dieren is , als alle
andere foorten van hoon Het verzadigt hen
op een byzondere wyze : en verfchaft mede
veel melk aan de wyfjes der dieren welke ’ er
van eeten, en byzonder aan de koèijen. Men
moet echter oplettende zyn , om deze plant,
wanneer zy noch groen is , aan het vee niet
te geeven : men moet hen zelfs langzamer*
hand aan dezelve, wanneer zy droog is , gewennen,
en hen niet,als een kleine hoeveel-
heit, te gelyk geeven; want zy eeten dezelve
met te veel greetigheit: wat meer is , de*
ze Hanekammetjes verfchaffen hen zoo veel
bloed dat zy gevaar loopen van te zullen ver*
flikken. Derzelver zaad is zeer goed om
hoenderen te meften , hen te verwarmen.,
en dikwyls te doen leggen. De Ouden be-
bienden zig van de bladeren der Hanekamme-
kens , onder den naam van Gewyde P lant,
om de gezwellen en blaaren te verdryven, en
tegens de droppelpis : men drukten ’er het
fap uit om het zweeten te bevorderen. Men
heeft opgemerkt, dat wanneer de Hanekam-
mekens met zorgvuldigheit geplukt, naauw-
keurig gedroogt, en in doozen bewaart worden
, een Thee reuk hebben, men laat dezel*
ve ook als groene Thee , door eenige lieden
drinken ; de bladeren kronkelen zich mede
van zich zelfs , maar men moet acht geeven,
dat men ze eenigen tyd , voor dat de plant
bloeit, afplukt. W y zullen tot aankweeking
van de Hanekammetjes wederkeeren.
Een weide van Hanekammetjes duurt tien
o f twaalf jaaren, in een middelmatige grond,
en zomtyds het'dubbelt getal van jaaren , in
een goede aarde. Men heeft zandige gronden
, gelyk men uit een Memorie van het
Genoodfchap tot bevordering van den Landbouw
van Bern , z ie t; welke door de konftgemaakte
weiden van Hanekammetjes, in
diervoegen , verbetert zyn ; dat derzelver
voortbrengzelen tot een hoogen trap vermeerdert
zyn. Zedert dat de bewóonders
van Capelen in Zwitzerland , door gebrek
aan voeder voor het vee , verplicht geweeft
zyn om hunne gemeene weiden met Hane*
kammetjes te bezaaijen , zoo heeft alles hier
een
een nieuwe gedaante aangenomen ;menfchen,
v e e , huizen, velden, alles heeft een gedaante
van welvaart verkreegen; dus is net een
klaarblykeiyke waarheit, dat niets in den
landbouw verzuimt moet worden. De ge-
ringfte tak is genoeg , om den overvloed in
een land te herfteilen.' Wanneer men een
. weide van Hanekammetjes op nieuw bezaaijen
w i l , zoo is do grootfte zwarigheid om
dezelve te zuiveren ;. men geeft hier toe als.
een eenvoudig en onkoftbaar middel aan de
hand, dat men , omtrent het einde van den
h erfft, de kroonen der wortelen met een
fchop o f fpade affteekt ; alsdan verrot het
hart van den w o r te l, geduurende den winter,
en vormt een uitmuntende meft , welke
de grond verbetert, en men kan dezelve ge-
makkelyk in de lente bebouwen.
H A N E V O E T , B o t e r b l o e m , R an
o n k e l , Ranunculus , dit is een zeer tal-
fyk geflacht van planten: wy zullen hier maar
alleen van de wilde foorten fpreken , welke
in de Geneeskonft gehruikt worden , en die
zonder aankweeking , in de boflchen , velden
, weiden , moer aften , op de 'bergen en
rotzen groeijen , en van die geene , welke
men in. de tuinen , tot vermaak , aankweekt.
i . De B o l - H a n e v o e t o f B o t e r b
l o em , Ranunculus Bulbofus : deze plant
welke men mede Haanevoet met ronde wortelen
noemt, vint men overal' op grasryke
pjaatzen ,. in de hooge weilanden die eenig-
zins droog zyn , en langs de voetpaden in
zandige en fteenacbtige gronden , alwaar zy
zomtyds zoo laag blyven, dat zy naauwlyks
drie duimen hoogte hebben. Haare wortel
is rond, bolachtig, en meer o f minder groot.
Z y fchiet een o f meer rechte fteelen u i t ,
welke zomtyds meer als een v o e t hoogte
hebben ; zy zyn wo llig, dun*, eenigzins langachtig
, en by tuftchenpozen , met bladeren
Bezet , welke in verfcheide ftrooken ingefneden
zyn : op den top der fteelen koomen
uitgefpreide bloemen voort , van een fchoo-
ne geele, en blinkende kleur , zy zyn gewo-
nelyk enkelvoudig , en beftaan uit v y f rond-
achtige blaadjes., die met een foort van honingachtig
fap bedekt, en rooswys gefchikt
zyn ; op deze bloemen volgen rondachtige
vruchten , in ieder welken verfcheide zaaden
by wyze van een hoofdje , by een gefchikt
zyn : deze plant bloeit in Mey. Fragus merkt
aan dat zy ’ s jaarlykfch haaren oude wortel
dieper in de grond drukt, op welke eèn nieuwe
voortkoomt: zy geeft alleen enkele, bloemen
in het veld ; maar wanneer men haar
verplant en in de tuinen aankweekt , zoogeefc
de eerfte bloem een tweede u i t ,. en deze
twede, een derde.
Het is van aanbelang dat men opmerkt, dat
in ’t algemeen alle foorten van Boterbloemen
veel fcherp en brandent zout bevatten >
en dat men haar dus voor fchadelyk moet
houden* wanneer zy inwendig ingenoomen
word : men moet zelfs ’ er zich van wantrouwen
om ze uitwendig te gebruiken.. De wortel
der Boterbloem is zeer fcherp en brandent
; eenige Schryvers pryzen dezelve aan
tot trekplaafters. en brandmiddelen. Dit middel
is echter verdacht en gevaarlyk , om dat
hetzelve het koude vuur veroorzaakt;. zeldzaam
word zy door iemand anders als door
de Kwakzalvers gebruikt, wélke dezelve op
de gewrichten der leden leggen die door de
jicht aangetaft zyn , als mede op de ekster-
oogen. De Bedelaars , zecht Gaspard Hofman
, wryven zich de huit met deze plant
om kléine zweeren op hunne huit te vormen,
welke, zy met een beklaaggelyke ftem , aan:
de voorby gangers vertoonen, om hunnelief-
dadigheit op te wekken; zoo ras deze Schooi-
jers hunne inzameling gedaan hebben, zoo
geneezen zy de wonden met de bladeren van
wit wollekruid. Mén kan dan niet genoeg
aanbeveelen, om op zyn hoede tegens de uitwerkzelen
van deze plant te zyn , wanneer
men haar op de pols bind om de koorts te geneezen
: want men verkrygt hier door zom- "
t-yds noch een galgezwel.
n. D e B o s c h -H a n e v o e t o f Bosch-
B o t e r b l o e m , Ranunculus nemorofus aut
Sylvaticus.. Men noemt dezelve mede witte
o f purperaehtige Boterbloem , o f de valfche
lente Anemoon. Men-vint dezelve in de bos-
fchen en ftruiken die eenigzins vochtig zyn ;
haaren wortel is eenigzins d ik , lang, kruipende,
uitwendig rösachtig , inwendig witachtig
, en van een fcherpe fmaak , die de
keel ontfteekt: haaren fteel is een'half voet
hoog ; aan derzelver top koomen drie blaadjes
v o o r t , welke in drie fteelen diep Inge—
fneeden zyn , en .die dan eens een groen achtige
, en dan weder een purperachtige kleur
hebben. Het uiteinde van ft en fteel , is omtrent
het begin van April1, met. een eenige
bloemen bezet, die wit o f vléefcftkleurig is ,
zy zyn uit zes langwerpige blaadjes zamen-
geftelt, zomtyds is deze bloem dubbelt; op
dezelve
A