
$ 4& D E N N E B O O M . DENNEBOOM.
minden trekt men ’er den hard op een andere
wyze u it, enz.
Alle jaaren, omtrent de maand Augudus,
doen de Italiaanfche Boeren, die in de na-
buurfchap der Alpen woonen , een tocht
door de Zwitzerfche Cantons, in welke de
Denneboomen zeer meenigvuldig zyn , om
den terpentyn in te zamelen. Deze Boeren
liebben een foort van blikke hoorens o f
trechters die in een fcherpen punt eindigen,
^n een vlefch van dezelve Hof die aan hunne
zyde hangt: op andere plaatzen bedient men
zich van olie hoornen. Het is een beziens
'waardige zaak* om deze Boeren tot op de
toppen der hoogde Denneboomen te zien
klauteren, ’t geen door middel van hunne
fchoenen gefchiet die met kromme yzete haken
gewapent zyn die in de fchors van den
boom indringen , z y omvatten den boom
met beide de beènen en den eenen arm,
terwyl zy zich met den anderen van hunnen
hooren bedienen om de kleine knobbels «of
blaasjes te verbreken die men op de fchors
van de eigentlyke Denneboomen ziet. Wanneer
hunnen hoorn met dezen klaaren en
vloeibaren terpentyn vervult is , welke deze
blaasjes in zich befluiten , zoo Horten z y
dezelve in de vlefch uit die aan hunnen gordel
vaftgehecht is , en deze vlelïchen werden
vervolgens in de zakken van bokken
vellen geledigt, welke dienen om den terpentyn
naar die plaatzen te vervoeren alwaar
z y weten dat hy met het meede voordeel
verkocht kan worden.
Vermits dezen terpentyn zomtyds met
eenige onreinheden vermengt is, zoo zuiveren
z y denzelven door een zeer eenvoudige
doorzyging: zy rollen een lluk van den
fchors der Epicias op de wyze van een
trechter te zaamen, en plaatzen in het naau-
we gedeelte eenige botten van den zelven
boom, en laten den terpentyn op deze wyze
doorzygen.
De eigentlyke* gezegde Denneboomen, bevatten
alleen terpeiityn in hunne blaasjes:
zoo men by toeval, o f om een proefneming
te doen , een infnyding in de fchors van deze
boomen maakt, zoo koomt ?er naauwlyks
eenige terpentyn uit; in plaats dat den harft
der -Piceas o f Epicias alleen door infnyding
verkregen word : zoo men by toeval een
blaasje op hunne fchors ontdekt,^zoo is dit
alleen op zeer krachtige boomen. De harft
van de Epicias verdikt en werd ondoor-
fchynent gelyk de wierook, in plaats dat
die van de Denneboomen gewoonelyk vloeibaar
i s ; maar wanneer deze vaft word, t$
hy helder en doorfchynende gelyk de maftik,
Op plaatzen alwaar den grond vet en de
aarde goed is , doet men twee inzamelingen,
van terpentyn in de twee tyden van de opklimming
der fappen, te weten, in de lente
en in de maand Auguftus. Het is dus met
de Epicias niet gelegen; deze boomen verfchaffen
alle vyftien dagen een inzameling,
mits men zorg draagt om de infnydingen die
men reeds in de fchors gemaakt heeft -, te
ververfchen. Men begint reeds een middelmatige
hoeveelheit terpentyn uit de Denneboomen
te trekken, zoo ras zy de dikte van
-drie duimen middellyn verkregen hebben;
z y leveren geftadig meer en meer uit, tot dat
z y tot een voet in middellyn zyn aangégroeit;
als dan wort hunne fchors zoo dik , d a t z y
geen blaasjes meer voortbrengt. De Epicias,
integendeel, verfchaffen zoo lang harft o f pik
als zy duuren, indiervoegen dat z y den zel-
ven noch uitleveren, fchoon zy meer als
drie voeten middellyn hebben.
_ ’Er vloeit natuurlyk uit den fchors der Epicias
tranen van harft, die, door zich tè verdikken
, een foort van wierook vormen;
maar om het pik in grooter hoeveelheit te
bekomen, neemt men , in den tyd van de
opklimming van het fap, ’t geen in de maand
April voorvalt, een ftrook van den fchors
uit de lengte van den boom, aan de zuidzyde,
weg, met naauwkeurig acht te geven dat men
het hout niet befchadigt: wel verre dat deze
infnydingen de boomen nadeelig zyn zouden
zoo wil men dat zy die in een vette grónd
voortkomen, zouden derven, zoo men hen
niet van een gedeelte van hunnen hard door
dit middel ontladen. In de vette gronden
doet men de inzamelingen alle veertien dagen
, met de pik door een werktuig weg te
nemen, dat aan de eene zyde gelyk'het yzer
van een byl gevor-mt i s , en aan de andere
zyde op de wyze van een guts; dit yzer dient
mede om de infnyding te ververfchen zoo
dikwyls men het pik wegneemt: deze doffe
vloeit tuffehen de fchors en het hout u it: de
Boeren doen deze p ik, die droog is , in zakken
; wanneer zy in hunne wooningen zyn
wedergekeert, fmelten zy het, en zygen het
door een ydel lynwaat, waar na het in tonnen
gegoten word , en ih dezen daat verkoopt
men het onder den naam van Vetpik
ö f Boargondiéfch p ik ; men befluit het mede
dikwyls in korven die van de fchorfen van
lindeboomen zamengedelt zyn. Wanneer
men ónder deze pik, die geel is , fchoordeem- illl
D E N N E B O O M . D E N N E B O O M .
Töet mengt, bekoomt men die doffexwelke
men %war£ pik noemt. In drooge en heete
jaaren, is de pik van betere hoedanigheden,
en de, inzameling overvloediger als in die
welke koel en vochtig zyn. Een krachtige
boom, die in goede aarde- geplant i s , kan
ten hoogden'ieder jaar dertig o f veertig ponden
pik uitleveren.
Men bekoomt van dit p ik, wanneer men
het in een difteleerk.etel met water mengt,
en vervolgens oyerhaalt, een geed van pik,
die men zomtyds voor den geed o f wez.en.t-
lyken olie van terpentyn verkoopt. Men
moet, om niet bedrogen te worden, voorzorgen
gebruiken, vooral wanneer het van
aanbelang is dat men oprechten wezentlyken
olie'van terpentyn heeft , ’t zy tot geneés-
middelen, ’ t zy tot ontbinding van zekere
zamengedremde harden.
■ De wezentlyken olie van terpentyn werd
uit die, welke de blaasjes van Denneboomen
verfchaffen ,. getrokken , door den zelven
met een groote hoeveelheit water over te
halen.
Men verzekert dat men den geele amber na
maakt m e t, door een matige warmte , die
langzamerhand vermeerdert -word , overgehaalde
olie van asphalt met .terpentyn in een
vat van geel koper vermengt: wanneer deze
doffe twee o f drie malen opgewalmt heeft,
kan men ’ er zeer fchoone fnuifcabakdoozen
. van gieten.
; Goede terpentyn moet zuiver, klaar en
doorfchynende zyn , de zelfftandigheit van
firoop, een fterken reuk, en eenen eenigzins
bitteren fmaak hebben: men weet dat hy in
de gemcene verniffen gebruikt word, dat hy
den grondflag van verfcheide plaaders, van
eenige zalven , en van eenige losmakende
middelen is; men fchryfc hem noch inwendig
ypbr de kwalen der nieren en der blaas voor
hy werd nuttig tegen de fcheurbuik, zuiveren
t , oploffende en opdroogende gefchat.
. De wezentlyken olie van den terpentyn
dient de Schilders om hunne kleuren vloeibaar
te maken, aan de Verniffers om de verdikte
harden te ontbinden, aan de Hoeffmits
om de wonden der paarden te doen opdróO-
gen, en om de fchorft dezer dieren te genezen.
De Geneesheeren fchryven den zelven
in eenige geneesdranken voor, om de bord-
zuivering te bevorderen.
Het pik word mede in verfcheide fmeerzels
gebruikt; men vermengt het met booter,, en
maken ’er een zamendel af, ’ t geen dient om
de ry tuigen te fmeeren:. men, kan, door het.
met teer te fmelten, ’ er een fmeer-pik van
zamendellen om de fchepen mede te bedry-
ken. In het Graaffchap Neuf Cha.tel maakt
men een teer voor de fchepen, en het hout-
dat men in het water gebruikt, van pik der
Piceas, dat geelachtig wit is , én een zekere
hoeveelheit asphalt die tot poeder gebracht
is : deze vermenging op het vuur gekookt
zynde, levert een goede fmeer-pik uit; men
voegt ’er noch andere droogeryën b y , en
maakt ’er dus een zeer goed ciment van om
de dcenen aan elkanderen te hechten ; zie het
woort J q o d e n l ym.
Men brengt uit Kanada een heldere en witte
terpentyn, welkers citroen reuk veel over-
eenkomd met die van den balfem van Mekka;
heeft; maar hy is zoo vet niet, veel door-
fchynender, en word veel ligter hard. Dezen
terpentyn, onder den naam van Witten
Kanadiaanfcbeti Balfem bekent, is , zoo ik
denk, zecht.den Heer Dubamel, in weinig,
opzichten onderfcheiden van die welke de
Engelfehen Balfem van Gilead noemen: dezen
balfem werd op een Denneboom met
taxis lo o f mgezamelt: zie het gebruik van
dezen balfem, op het woord K a n ad i a a n -
sche B a l s em.
In Kanada maakt men van de witte Epi-
nette, ’t geen een foort van Epicia is , welkers
bladeren op de wyze van een kam ge-
fchikt zyn , een zeer gezonden drank, welke -
de eerde maal dat men ’er van drinkt n ie t;
aangenaam fchynt, maar zulks word zoo ras
men den zelven eenigen tyd gebruikt heeft..
Vermits men dit'vocht van onzen Epicia mede
maken kan, en dat het in alle tyden zeer
goedkoop zyn kan, zoo zullen wy ’er hier.
het yoprfchrift van opgeven , om dat men
’er in die jaaren gebruik van zou konnen maken
in welke de wyn op een hooge prys is ,
vooral wanneer het gebrek der graanen te
gelyk de prys van het g.cmeene bier doet
ryzen. . .
Men doet in een ketel een oxhoofd water,
en men werpt in het zelve een takkebos van
takken dezer boomen. die aan Hukken gebroken
zyn deze takkebos moet omtrent een
en twintig duimen in omtrek by den band
beflaan : men la£t het water zoo lang koken
tot dat de fchors los begint te worden: ge-
duurende deze koking braad men een fche-
pel haver in een pan, en roodert twaa lf o f
vyftien ponden brood dat aan fnedengefne-
den is; men doet dit in het vocht: waar na.
men het noch eenige walmen koken laat;;
men giet het vervolgens af , en men voegt