Wat de Yvznïche Stokvifch betreft, deze werd
door de bewoonders van de Kaften van Nor-
mandië in de nabuurfchap van. Terre de La-
borador gevangen ; en die, na dat zy door
twintig verfchillende handen gegaan is , weder
ingefeheept, en op de Franfehe, Portu-
geefche en Spaanfche zeekuften verkocht
word, alwaar men dezelve weder infcheept,
om tot voedzel geduurende de Afrikaanfche,
Öoft-Indifche en Amerikaanfehe reizen te
verftrekken.
Men geeft den naam van Rondvifch aan de
‘ ronde Kabeljaauw, die in de lente bereid
.word, deze is niet gefpleeten , maar werd
alleen geopent om ’er het ingewand uit te
doen, en .vervolgens aan draaden opgehangen
om te droogen* Het befte foort van dezen
Vifch werd naar Holland, en de overige
-naar Breme gevoert, waar van den naam van
Bremervifch is voortgekomen. Dus hebben
de Yslanders hunne Flakvifch en Hengvifch, _
de Noorwegers hiinne Rondvifch, de Hit-
landers hunne Klip vifch, de Engelfchen hunne
Koolvifch, enz.
De Heer Anderfon zecht noch dat ’ er niets
'nutteloos aan dezen uitmuntenden vifch is.
Wanneer de Noorwegers hunne Kabel] aau-
wen van het ingewand berooven om’ erStok-
. vifch van te maken, zoo bewaaren zy zorgvuldig
het ingewand en de k u it, welké zy
met hunne andere koopwaaren te Bergen en
te Drontheim brengen. De vreemde Kooplieden
en vooral de Komiezen van de komp-
toiren der Hanféé fteden koopen ’ ereenmee-
, .nigte van; en na dat zy dezelve in tonnen
gepakt hebben, zoo werden zy naar Nantes
gezonden , zy word naar deze ftad zelfs o f
over Hamburg ’er na toe gevoert. De In-
woonders bedienen ’er zich met voordeel van
. ,in hunne Sardyn viflchery. Z y fnyden deze
ingewanden aan kleine ftukjes., die zy by
wyze van aas op de plaatzen werpen óp welk
e zy.hunne netten uitzetten; dit aas lokt de
-Sardynen? van alle zyden hier na toe , -en
.maakt derzelver vangft overvloedig en gemak-
.kelyk.
De verfche Kabeljaauw van Terre-Neuve,
i s een.uitmuntende fpyze; de mannetjes zyn
veel beter als de wyfjes. Men kieft uit deze
vifïchen die geene welke blank , : teeder-,
verfch , en van eenen goeden fmaak zyn.
W a t de Stokvlfch .betreft , dit is een voedzel
,dat voor alle maagen niet dienftig is , om dat
.zy een beenachtige hardheit verkregen heeft,
.en dat zy niet gaar gekookt kan worden zonder
dat zy gebeukt is en lang geweekt heeft.;
zy is ‘echter altoos eenigzins taai en moetje»
lyk om te verteeren.
K A C H O U , . Catechu , en oneigentlyk
Terra ^aponica , yapanfche Aarde , ’t geen
den eenigften naam is onder welke het langen
tyd in -den Koophandel bekent geweeft
i s , om dat de Kooplieden, misleid door de.
droogheit en wryfbaarheit van deze zelfftandigheit
, gedacht hebben dat het een aarde
was.
De Kachou is een gomachtig en harftach-
tig fap, ’ t geen door de konft hard gemaakt
en tot ftukken gebracht is die de groote van
een hoender ei hebben, zy zyn ondoorfchy-
nent, uitwendig zwartaphtig ros, en inwendig
gemarmert; derzelver fmaak is zamentrek-
kende, eerft een weinig bitter, doch die vervolgens
veel zoeter word en een aangename
violet geur verkrygt. De zuiverfte fmelt ge7
heel in den mond. De Volken die dezelve
verkoopen, mengen,.’er zomtyds zand o f andere
vreemde ftoffen onder om, deszelfs gewicht
te vermeerderen. Men brengt de Kachou
van de Malabaar, - Suratte , Pegu, en
andere ïndiaanfche zeekuften.
De gevoelens zyn langen tyd verdeelt geweeft
over den aart van de Kachou; maar de
Heer de JuJJieu heeft ’er een omftandige Memorie
over in ’ c licht gegee ven, welke onder
die van'de Franfehe Akademie der Weten-
fchappen van Parys voor het jaar 1720 gedrukt
,is, in welke hy bewyft dat de Kachou niets
anders is als een uittrekzel uit de Areek, dat
door de uitdamping tot een vaft lichaam gebracht
is. Men geeft eigentlyk den naam van
Areek o f Areka aan het zaad dat men'in. de
vrucht van een foort van palmboom vind, die
op de zeekuften van Oóft-Indië groeit. Deze
vrucht heeft de groote en gedaante van een
hoender ei; deszelfs fchors trekt op het geelachtige:
zy is zacht en aangenaam. In het
midden van dit zamenweëfzel is een vliesje;
’t geen een zaad bevat dat vry wel naar. een
muskaatnoot gelykt. Deszelfs zamentrekken-
de fmaak, die het^goed voor de maag doet
zyn, is de rede .waarom de Indianen hetel-
kanderen aanbiéden'by dé wederzydfche.bedoeken.
-f Zie de werken van Ilelbigius en
Ckyef.') Z y .fnyden dezelve in ftukjes , en
bieden haar opmeen Betelblad aan, in welke
zy het bewinden na dat zy het met een’dunne
laag van kalk van oefterfchelpen be‘dekt hebben,
om dezen, aangenameh Tmaak langer in
dén mond te behouden.' .Men zecht, dat,
wanneer men de Areek verfch eet, zy een
foort
-foort van dronkenfehap veroorzaakt welke
•die van den wyn evenaart ; maar die men ras
yerdryven kan wanneer men een weinig zout
en verfch water gebruikt.
Men bereid de Kachou'met'het zaad van
de Areka ,• wanneer het noch groen i s , ih
ftukjes te fnyden, en het langen tyd in water
te laaten weekën dat ’er het harftgommige gedeelte
van ontbind, en dat men'vervolgens
tot de zelfftandigheit van een uittrekzel laat
uitdampen. Men maakt de Kachou aan ge-
. naam met ’er fuiker en eenige fpeceryen onder
te mengen. Z y verfchafr den adem een
aangenaamen -reuk; en door haare zatnen-
" trekkende kracht; is zy goed voorde zinkingen
der keel. Z y doet de brakingen en buikloop
ophouden,;en is nuttig tegens den roo-
deloop. Z y v oegt'b y de zamentrekkende
kracht van de hypociftus en acacia, de zacht-
heit van het zoethout en van het drakenbloed ,■
en vereenigt met elkanderen de krachten van
deze verfchillende uittrekzels.' Z y is nuttio-
wanneer men haar des mórgens nuchteren inneemt,
als mede- des middaags naar de maal-
tyd om de verteering te bevorderen. Een
vierendeel loots in een pint water ontbonden,'
geeft het een roodachtige kleur; een
■ zoete en eenigzins zamentrekkende fmaak,
en . vormt een aangename drank voor die gee-
-ne welke een afkeer van de gerftewaters hebben,
en is nuttig in de buikloopen-, en galachtige
en vheete koortzen.
K A K A T O E . Dit is een Ooft-ïndifche
vogel van de Molukfche Eilanden: hy is ge-
kuift en zyne kleur is citroenachtig wit. Men
voert deze vogelen levendig van de Molukfche
Eilanden naar Batavia o v e r , en van
daar naar Holland; zy hebben een fchóone»
kuif óp den k o p , die uit lange witachtige vederen
is te zamengeftelt. De bek, pooten,
•het getal -der vingeren en hunne gedaante
fchynt volkomen met die derJPapegayen over-
'centeftemmen. De Kakatoe is gelyk dit dier
met -de hoedanigheit begaaft -om te leeren
klappen.
K A K A U W o f K A K A U W B O O M .
D it is een boom die aan Amerika byzonder
ds, en die natuurlyk in verfcheide landftree-
i-ken der verbrande luchtftreek van de nieuwe
wéreld groeit, en byzonder in Mexiko in het
dan dfchap Nicaraqua.
De Kakauwboom , is een boom van een
-middelmatige dikte en hoogte;,' die een wei-
I. D e e l .
mg verfchilt volgens den aart der grond in--
welke hy groeit; die van de Caraques kuft
fchieten hooger op als die van de Franfehe
Eilanden, tie t hout van dezen boom is zeer
ligt en porieachtig. Zyne bladeren zyn negen
duimen lang en vier breed: op de bladeren"
die af vallen, volgen weder, andere, in—
diervoegen dat dezen boom nooit bladerloos
i s : hy is altoos met een meenigte rooswyze
en by uitftek kleine bloemen bedekt; doch
derzelver getal is omtrent de twee zonneftan-
den veel grooter als in alle andere jaargefy-
den. De vruchten tot haare rypheit gekomen'
zynde, hebben de gedaante en groote van .een
konkommer, die fpits-aan het uiteinde, en
met ribben gelyk de meloenen bedekt zyn.
Deze vruchten hangen aan den ftam en de
groote takken, en niet aan de kleine gelyk
onze Europeaanfche vruchten. Deze plaat-
zing der vruchten is niet byzonder aan dezen
boom , zy is hem' gemeen met den Kokosboom
, Kauwoerdeboom, Abrikoosboom van St.
' Domingo, en de Papayav
Men ziet by na het geheele jaar op de Kakauw-
boomvruchten van allerlei ouderdom die achtervol
gen s ryp worden; de fchors van deze:
vrucht heeft omtrent vier lynen dikte. Haare
holligheit be vat omtrent dertig o f v y f en dertig
Kakao-nooten, die,van elkanderen door een
witte zelfftandigheit gefcheiden worden, deze
is lymerig en heeft een aangename rins-
‘hpit, wanneer de vrucht ryp is; een ftukvan
dit vleefch in den mond genomen, -ftilt den
dorft, en verfrifcht op een aangename w y ze ,
mits men met de tanden het vlies van de Ka-
kao niet drukt-, dat zeer'bitter is. De voor-
naamfte zenuwen van de fteelen fchieten takken
uit, die door de huit van de vrucht doordringen,
en dus getakt zyn de , brengen zy
liet voedzel in deze amandel, indiervoegen
dat men kan. zeggen dat het geheel te zamen
genomen een foort van tros vormt.
De amandelen der Kakauw hebben veel
■ overeenkomft met de Pifiachen, maar zy zyn.
veel grooter en dikker, rondachtig, en met
een droog en hard vlies omkleed; de zelfftan-
digheit van de- amandel is ,eenigzins violet,
rosachtig, en van een bittere en eenigzins
-wrangen fmaak, die echter niet onaangenaam
is. Men onderfcheid in den koophandel twee
'voorname foorten van Kakauw, de eerfte
en de grootfte werd groote caraques genoemt,
en de andere Kakauw van de eilanden o f van
Cayenne. Men moet opmerken dat het vrucht-'
béginfel iri het dikfte gedeelte van de anian-
X x x -del