
. Het Druhenkruid van Mexiko , dat men
in de tuinen aankweekt, en gedacht heeft
de waare thee te z yn , heeft een fpeceryach-
tigen reuk, welke die van de komyn naby.
•koomt. De bladeren van deze plant zyn
bleek groen, en hebben veel overeenkomP
•met die van de melde. Haare bloemen ge-
lyken naar die van de eerPe foort. Z y is
zweetdryvende, windbrekende', nuttig in de
aamborftigheit, en verpoppingen.
Men verzekert dat deze plant, met de tarw
.gezaait zynde, de wormen dood die de granen
befchadigen.
D R U S E N S . Een hoogduitfche naam,
welke aangenoomen is om e n groep o f by
•een verzameling, van kriPallifatien , ’t zy
minerale o f die van een fpathachtigen aart
z y n , enz. te beteekenen, en die de wanden
der myngroeven bekleeden.
De Mynwerkers verft aan mede door dit
w o o r t, de Iponsachtige aderen die van de
metaal Poffen ontbloot zyn , ’t geen zy ver-
looren hebben, ’t zy door de werking van
het onderaardfche vuur, ’ t zy door de lmelt-
middelen, enz.
D R Y E S T E E N , zie T u f s t e e n .
- D R Y I N U S , E i k e s l a n g . Dit is een
Amerikaanfche Slang, en welke men mede
in de omliggende Preken van ConPantino-
pelen vint. Z y word dus genaamt van het
griekfche woort ApuW, dat Eike beteekent,
om dat zy de kleur van deze boom heeft,
en zich in de holligheden der Eiken vér*
bergt. Deze Pang heeft de lengte en dikte
van een middelmatigen aal : zy heeft een
verfchrikkelyk aanzien ; haaren kop is zeer
fraai gefpikkelt; haaren bek is met fcherpe
tanden gewapent: en het opperfte van haar
lichaam is met groote fchubben bedekt, die
in het ronde loopen, en met roode Pralen
eindigen. Zoo ras een menfch o f dier haar
aanraakt, werpt z y een zeker vocht uit, dat
by uitPek Pinkende i s , en een reuk heeft
die dat van de looijeryen evenaart: wanneer
de Dryinus deze uitwerping gedaan heeft, is
z y minder gevaarlyk. Z y byt gewoonelyk
in den hiel en v o e t : die geene welke zy
byt worden geheel mismaakt, en fterven al
kwynende , hun geheele lichaam waasfemt
een ondraaggelyke Pank uit. Het hulpmiddel
tegen derzelver beeten is het zelve als
dat voor die van de adders, dat is te zeggen,
bet gebruik van de vlugge alkalyne zouten*
De Dryinus begeeft zich in de vochtige
weiden, alwaar z y zich met een foort van
fprinkhaanen en kleine kikvorfchen voed.
D U B . Een foort van Hagedis, die niet
vergiftig is , die men in de woepynen van,
Lybië in Afrika vind: zy is een en een halve
voet lang.,- en drie duimen breed. Het water
doet haar fterven. Z y lecht' eyeren welke
naar die der padden gelyken. De Arabieren
eeten dezelve gebraden: haar vleefch heeft
den fmaak van dat der kikvorfchen. Deze
Hagedis is zeer vlug, en zoo Perk,, dat wanneer
zy haaren kop in een gat fteekt, fchoon
haaren Paart buiten het zelve is , zoo is het
onmogelyk om ’er haar uit te trekken, wat
pogingen men ook aanwent; de Jagers zyn
verplicht, om haar te vangen , het gat met
een houweel te verwyderen. Zoo men haar
drie dagen na dat men ze gedood heeft, by
het vuur brengt, zoo beweegt z y zich even
als o f zy ftierf.
D U BB E LD E C , D E L T A o f GRIEK»
SCHE D. Deze Vlinder is by de Beminna-
ren der Natuurlyke HiPorie zeer bekent» Z y
heeft vier pooten , en witte beenen; haare
eerfte vleugelen zyn hoekig, ro s , en met
zwarte vlakken geteekent; de tweede vleugelen
zyn met een witte V gemerkt: men
vind haar op de brandnetelen, en op de andere
planten met welke zich de rups der
brandnetelen voed.
Men geeft mede de naam van Dubbele W
aan een nacht Vlinder, welkers fprieten wit
z yn , die der mannetjes zyn gekant, en, die
der wyfjes hairachtig 5 haare fcheeden zyn
platachtig. De Rups van dezen Vlinder is
geelachtig groen, en men vind haar gewoonelyk
in de tuinen,
D U I F , Columba. Volgens eenige Vo-
gelkundigen beteekent dezen naam alleen het
wyfje van den Doffer ; volgens andere in tegendeel
, is dit een byzonder foort. Men
vind in waarheit verfcheide foorten van D uiv
en , van welke-in de Schryveren gewag gemaakt
word; een dezer is de Italiaanfehe,
die van de gemeene D uif niet verfchilt: zy
is alleen een weinig kleinder. Deze vogel
maakt zynen neft in de fpleeten der rotzen
en toorns: zy leggen niet meer dan twee
eyeren : hun leven is langduurig ; zy zyn
trekvogels; vliegen in troepen, en voeden
zich met eikels en allerlei foort van zaden.
Vc
B e Groenlandfche D uif is , zoo men ze ebt,
de kleine Duiker van het Eiland Farne, o f
de Tortelduif van het Eiland Baff naby Edenburg.
De Pörtugaalfche D u if is een weinig
kleinder als de gemeene tortelduif; haar vederen
zyn zeer droevig. De Chineefche is'
veel grooter, en eenigzins blaauwachtig.
De Duif is altoos by de Dichters zeer beroemd
geweeft : men heeft haar de Cythera
genoemt, om dat z y zeer tot de voortteeling
geneigt zyn..
Het is van de Duif dat men het woort Duivenhok
geyormt heeft, om de plaats aan te '
duiden 111 welke zy zich begeven om haare
foort voort te planten..
De Duiven zyn een foort van vogelen die-
algemeen bekent zyn.. Een meenigte Lieden
maken zich van dë aankweeking dezer vogelen
, een emftige zaak aan welke zy geen
kopen, befpaaren ; en. weten ’er door de za-
menvoeging der vermengingen , een onein-
digheit van verfcheidenheden uit te trekken,
van welke de-eene fraijer als de andere is..
De byzondere kenmerken van dezen vogel ,
zyn. dat hy vier vingers o f klaauwen heeft,
waar van de eenë achterwaarts Paat;. de poo—
ten kort;, de vleugelen zeer lang, een fterke-
vlucht, de bek recht, dun, en.eenigzinslang,
doch de bek verfchilt volgens de foorten, in
eenige is hy dunner ,. in- andere dikker, in
eenige korter, en in andere langer;, en een
klaagelyk gekor o f geltiit; zy leggen niet meer
als twee eyeren. te gelyk, en- broedeu dik-
wyls in een jaar ; die welke men in vogelvluchten
opvoed, broeden twaalf o f dertien
maaien.. De liefdensbedryven der Duiven,
beginnen door liefkoozingen- met den bek;
z y fpuuwen in den bek van haare jongen om
haar te voeden. Deze dieren hebben dit byzonder
dat zy den hals niet opheffen wanneer
z y drinken , maar dit op de wyze der laft-
beePen verrichten.. Het grootPe gedèelte
hebben roode pooten , en de mannetjes en
wyfjes broeden: beurtelings: de duuring van
het leven der Duiven is vyfrien o f twintig
jaaren.. Men verdeelt haar in hok o f tamme
Duiven, wilde Duiven, en vreemde Duiven..
1. De G e m e e n e D u i f o f H o k d u i f ,
Golumba vulgaris, is een zeer gemeene, nuttige
en tamme vogel: de Duif weegt omtrent
dertien oneen , ,en beflaat van den punt van
den bek tot aam het uiteinde van den Paart
dertien duimen , en haare vlucht heeft een
uïtgePrektheit van zes. en twintig duimen;-
haar bek.is dun,, fpits,, langwerpig,, boven.
de neusgaten meelachtig, en voor ’t overige
bruin, de regenboog van het oog rosachtig
geel: de pooten zyn aan de voorzyde byna
tot aan de vingeren met vederen bezet, de
pooten en vingeren rood, de nadelen zwart,,
de kop van een blaauwachtige afchkleur, de
hals met fchoone veranderlyke kleuren vereert,
na dat zy op een verfchillende wyze
aan het licht zyn blootgePelt, de bef is ros,
het overige van de borft en den buik afchver-
w ig , het achterPe gedeelte van den rug w it,
en afchverwig naby de fchouderen, het overige
zw a r t, doch. echter met een afchkleur
gefchaduuwt: • de flagpennem der vleugelen
hebben dezelve kleuren, die van den Paart,
die vier en een halve duim lang z y n , zyn
mede aan.de uiteindens zwart, voor ’t overige
afchkleurig: de bef der D u if is groot,
de Pem der mannetjes is alzoo zwaar als die
der wyfjes fchraal is: men leep in de Hifio—
rie van de Koninglyke Franfcbc Akademie der
IVetenfchappen , 1. Deel bladz. 140. dat de
flokdarm van de Duif tot grooter uitzetting
bekwaam is als die van eenige andere vogel,
gelyk men zulks bevinden kan met in haare
luchtpyp te blaazen.
De DuivemeP is zeer goed voor de planten
en zaden: men kan dezelve over de aarde
verfpreideniedere maal wanneer men zaait,
met haar te gelyk. met het zaad te Prooijen,
'en'zelfs hier na, in alle jaargetyden;. en iedere
manden duivenmeP is van zoo veel nut
als een kar vol fchapenmeft.
Deze vogelen zyn zeer-tot de liefde geneigt;.
het mannetje verlaat zyn wyfje niet,
het draait om haar, en Ipreid zynen Paart uit
wanneer het de aanprikkeling der liefde ge- -
voelt.. Zoo ras het wyfje deze begeerte in
haar mannetje ontdekt, zoo beantwoord zy
dezelve door kleine liefkoozingen van een
dof gekor , en door het trekkebekken : als
dan hebben de PerkPe bewyzen van liefde
plaats.
Van de twee witte eyeren die de Duif lecht
en bebroed, brengt het eene een mannetje
en het andere een wyfje voort, zomtyds worden
mede twee mannetjes o f twee wyfjes te
gelyk voortgebracht. Om ieder ei te leggen
werd een nieuwe koppeling vereifcht: het
wyfje verkieP gewoonelyk den nademiddag
om te leggen. Wanneer haare twee eyeren
gelecht zyn , zet zy zich indiervoegen tot
broeden, datgeduurende vyfeien volle dagen,
z y ’ er van drie o f vier uuren na den middag
o p z it, tot den volgende morgen negen o f
tien uuren . wanneer het mannetje haare plaats
neemt,