
HAR: HARPV:434 HARMÀÎLA- H AR P . HARPENSV H A R ST . H A R T E N .
yeftepf-eja £*)-• Hen Haring is afzetteiHe,.
jDé pekel yan dezen vifch is nuttig o p de
.vervuilde zweeren te zuiveren : zy Ruit den
voortgang van het koude vuur. Men gebruikt
dezelve, méde in de klifteeren tegens de heup-^
jicht..
H A R M A E A > dit is een foort van wilde
wynruit, die een zeer fterken reuk heeft,
pn aan. Egypte byzonder is- De Mahome-
tanen fchryven aan den reuk van deze plant
de eigenfchap toe x om. de booze geeften te
verdryvep..
H A R P ( d e J) o f de C a s s a n d r a ; dit
is een foprt van eenfchelpige fchelp , van de
bende der klootronde fehelpen, welkers
ichelp zeer fçhoon , zeer verfchillende van
kleuren, en met in de lengte voortlopende
groeven ver-ziert is , welke by trappen , gelyk.
dgr fnaaren van een harp afneemen, waar
van haaren naam voortgekoomen is. Zie op
bet woort T on..
Ti A R P E N S. Een nachtvogel', welke
zich op de ongenaakbaare plaatzen der hoo-
ge bergen, van Dauphiné onthoud : men ziet
dezelve mede in Briançon. Deze vogel maakt
zynen neft, in de hooien der rotzen * in welke
de Steenbokken zich gewoonelyk verbergen,
zyn gefchreeuw is zeer. akelig ; en hy vliegt
by den daçh nooit uit..
H A R P O E N I E R o f S c h i e t e r , J a -
culator. Deze naam geeft men aan een Vogel
welke zeer veel overeenkomft met een
Reiger heeft : zynen bek is lang : fterk en
fpits , en heeft de gedaante van een pyl o f
fchicht; hy weet ’er zich op dezelve wys van
te bedienen als de Viiïchefs zich van de Harpoenen
doei? , ten opzichten van de Walvis-
fchen. De Harpoenier heeft een vry grooten
kop en korte pooten ; de kleur van zyne vederen
is afchverwig met zwart gemengt. De
Mexikaanfche Harpoenier,, heeft een roode
kleur.,
H A R P V I S C H , Lyra.- Men geeft dezen
naam aan. een vifch van een middelmati- -
ge groote, hy is rond, heeft een roode kleur
en geen tanden, op den kop heeft hy twee -
hoornen welke in de gedaante van een harp
gekromt z yn , waar van zynen naam is voortsgekoomen:
zyn Rem gelykt naar een geknor?
hy leeft van planten die met zeefchuim vermengt
zyn : zyn vleefch is by uitftek taai ?
men vangt hem naby Antibes.
• H A R S T ? Rejtna : dit is- een wezentlyke
ontbrandbaare zelfftandigheit, welke- zich in
het water piet oploft , maar wel in den wyn-
geeR en in de oliën. Men. onderfcheid twee
foorten van HarRen, de eene is vloeibaar
en te gelyk lymerig. en kleverig, vetachtig,^
en olieachtig ; tot deze behooren de natuur-
lyke Balfems van welke w y gefproken hebben:
dè andere foort van Ham is droog , en
gewoonelyk wryfbaar , maar zy word door
de hitte zacht. T o t deze behporen de harften
van welke w y op hunne byzondere artikelen,
fpreken, behalven, noch eenige andere , gelyk
de.Benjoin, Kamfer, Storax, Wierook.,
Sandrak,. Maftik, Drakenbloed, Labdanum*
enz. van welke men mede de befchryving in,
dit-Werk vinden kan. Mén geeft dikwyls-
den ngam van harft aan' de zamengeftremde
zelfftandigheit welke uit denPynboom vloeit;.
zie deszeIfs befchryving op bet ivoord P y n -
B..OOM.. Alle dé harften vloeijen met o f zonder
infnyding, gelyk. de Gommen uit de-
boomen van welke zy gemeenelyk den naam
dragen. Zie. het geen w y hier omtrent op-
het woord G om gezecht hebbent.
H A R T , zie H e.r t ...
H A R T , , zie-op het. woord M e n s- c h.
H A R T E N , Concha Cordis.. D.it is eeiB
geflacht van tweefcbelpige fehelpen, die ee*
ronde en verheven gedaante hebben, en ge—
groeft o f geribt zyn , en die aan alle zyden.,
wanneer de beide Rukken zamengevoegtzyn,
de gedaante van. een menfehen nart vertoo—
hen : hier van hebben deze fehelpen haaren
naam.verkreegéh. De Heer d’A rg en v iile .
plaatft.in dit geflacht verfcheide fehelpen,,
aan welke de L ie f hebbers de volgende naa-
rn-en geeven: te weeten, de Offenharten , de
Driéhbekige o f Netswyze harten- , de Aardby
doubletten , de Venus - harten , de Koolshlad
doublet, de Kools doublet, de Noachs-Arken ,
de Korf-Doubletten , enz. Zie de afbeeldingen
welke’er.de Schelpkundigé.van.gegeeven
nebben. .
HART'
(.*) Waarfchyndy^bedoelt ; deiSchryyer hier de Engelfchedlokking^
HART. HARTJESW: HARTSTONG.
; H A R T V A N St. T H O M A S . Dit
is de vrucht welke in de peulen van een der
foorten van de Acacia groeit.
H A R T J E S W O R T E L , H e r m o -
d a c t y l w 0 r t e l , HermodaEtylus Qffic. Dit
is een wortel welke voor die van een foort
van Tydeloozen gehouden word. Zie dit woord.
Men vint echter eenig onderfcheid tuflehen
de gemeene o f doodelyke Tydeloozen en de
Hartjeswortei die men in de Drogiftwinkels
heeft; maar de Heer Tournèforl verzekert dat
■ hy zeer dikwyls , Hermodaébylus , in klein
Azia gevonden heeft , die bladeren en vruchten
voortbrengt welke naar die der Tydeloozen
gelcekcn: het is dus niet meer twyfel-
achtig o f de Hartjeswortei is een knobbelachtige
wortel van een foort van Oofterfche
Tydeloozen.
Men brengt ons uit het Ooften, Syrië en
Egypten alleen het inwendig gedeelte van de
vliezen o f omkleedzels ontbloot; dat is te
zeggen een harde, knobbelachtige , en driehoekige
wortel, die de gedaante van een hart
verheelt dat in het midden doorgefneeden is ,
hy is aan de eene zyde platachtig, en aan de
andere bultswys verheven , en eindigt even
als in een punt met een holle gro e f, die van
het onderfte gedeelte naar de punt, over den
rug loopt, hy is iets meer als een duim lang,
uitwendig geelachtig,inwendig wit: zoomen
hem ftampt, zoo laat hy zich ligtelyk tot een
poeder brengen, zynen fmaak is lymerig,
zoetachtig, en eenigzins fcherp , gelyk de
wortel,van de Kalfsvoet. Deze wortelen zyn
onderhevig om door de wormen geknaagt te
Worden. ; De Arabieren zyn de eerite welke de Kruid- met dezen wortel verrykt hebben,
welke aan de Oude Grieken onbekent was :
wanneer deze wortelen verfch zyn , zoo dry-
ven zy de flymerige vochten door de braking
en de ftoelgang uit. Men zecht dat de Egyp-
tenaren , wanneer zy gedroogt zyn , zich ’er
van bedienen om zich te voeden , en vet te
maaken. DeHartjeswortelên zyn nuttig voor
de Jichtige lieden.
H A R T S T O N G , N A T M W O R T E L ,
Miftorta, De wortel van deze plant is op de
wyze van een Slang gekronkelt. Z y fchiet
lange, breede, en fpitze bladeren, gelyk die
der Patich u i t : haare fteelen verheden zich
ter hoogte van een v o e t , en onderfteunen
bloemen met hclmftyltjes , welkers kleur
purperachtig (is , op dezelve volgen driehoe-
H A g E L A A R . 435
kige zaaden. Deze plant heeft een balzem-
achtige , wondhelende , en zamentrekkende
kracht , zy is mede tegengiftig. Haaren
wortel werd ons uit de warme landen overgebracht
, in welke zy op de vochtige en bergachtige
plaatzen groeit.
H A S E L A A R , o f H a s i l n o o t e n -
b o o m , Corylus. Dit is een kleine boom o f
heefter, welkers wortel lang, d ik , fterk,
diep in de aarde ingedrukt en wyd 'uitgebreid
i s , hy fchiet dikke (lammen u it , die zich in
verfcheide dikke takken en buigzaame reize-
ren verdeelen , welke' geen kwaften hebben
en zeer taai zyn , en waar van het hout wit
en zacht is: deszelfs bladeren zyn breed, een
weinig gerimpelt en getant, hunne kleur is
groen , en zy zyn aan de onderzyde bleek:
de bloemen, zyn langwerpige katjes , en bosjes
van roode draadjes; de katjes zyn eerft
groenachtig en werden’ vervolgens. geelachtig
, en gefchubt, zy laaten geen vruchten
achter zich. De vruchten koomên op den-
zelven boom, maar op andere plaatzen voort,
en zyn in troffen van verfcheide nooten mee
elkanderen vereenigt: dit zyn de Hazelnooten
welke by een ieder bekent zyn ; zy zyn ieder
in een vliesachtig kapje beflooten , ’t geen
aan de randen uitgefneden is : de vrucht is
rond o f eirond , haare fchors is houtachtig,
en roodachtig geel, zy bevat een kern welke
een melkachtig Jap uitgeeft, en met een roodachtig
vliesje in de aangekweekte nooten
en met een rosachtig in de andere omkleed
i s : deze amandel - is zeer goed om te ee-
tèn.
De Hazelnootenboom , groeit door aan-
kweeking in de tuinen , wyngaarden , en
boomgaarden : de wilde koomen overal in de
boiiehen , en langs de wegen voort. Onder
die geene welke men aankweekt , en van
welke men zich bedient om heggen om de
tuinen te planten, brengen eenige langwerpige
vruchten Voort, welke in kelke van dezelve,
gedaante beflooten zyn , deze kelken zyn
groen , en aan hunne randen met franjes bezet
, andere geeveh ronde vruchten en welkers
kelk kort en meergeopent is : tot deze
foort behooren de groote hazelnooten , welke
men in Vrankryk slvelUiies, noemt. D it
is het befte foort van hazelnooten , men
brengt dezelve uit het Lionneefche en Spanje.
De vruchten van de wilde haz'elnooten-
boomen zyn klein, en minder aangenaam van
fmaak.
In t algemeen voeden do hazelnooten meer
111 2 - als