?6d6 KORAALGEWASSEN. KORAALGEWASSEN,
wanneer zy gedroogt z y n , zoo worden zy
aan het hoorn o f zekere verwelkte bladeren
gelykvormig*
Men heeft mede -eenige van deze polypen
welke eenige Fucus omringen , en hen met
hunne celletjes omvatten ; maar men moet
hen met de Korftgewaifen en Steenge walfen,
Keratophyta, niet verwarren.
Het is in de Kabinetten der Beminnaren
•vai\ de Natuirdyke Hiftorie, en vooral in dat
van den Tuin des Konings van Vrankeryk,
<lat men alle de rykdommen der Natuur in de
verfcheidenheit van de Voortbrengzelen der
Polypen befchouwen kan. Wel-k eene verfcheidenheit
merkt men in. de gedaante-, en
in het tuigwerkelyk geitel niet op! welk een
fynheit in de getande Retepora l welk eene
.zonderlinge gedaante in de Zee-Kooll Het is
in deze laatfte verzameling dat men dre woo-
ningen der infeëten befchouwt van welke wy
gefproken hebben , als mede die geene welke
w y by gelegenheit aanhalen zullen , en een
meenigte andere onder de naamen welke over-
eenkomftig haare gedaantens o f werktuigelyk
geitel z yn , gelyk de Brein-Aftroites en andere.
Zie op het woord A s t r -o it e s .
Sponsgewaffen,
S po n s g e w a s s e n , Epongia. Men heeft,
en zelfs voor de tyd van Art ft o tel es, die dit
•denkbeeld verworpen heeft, gedacht dat de-
.ze lichaamen tot gevoel bekwaam waren.
Men wierd ongetwyfelt tot deze meening
door een foort van proefneeming aangefpoort.
Vermits de fponsgewaifen de woonplaats van
Polypen o f diertjes van een byzondere order
z yn , zoo kan men niet twyfelen o f een zoo
groot getal duizenden van diertjes, die eensklaps
èn alle te gelyk in hunne celletjes te
rug wyken, moet een tegenitand van eenen
anderen aart aan de hand doen gevoelen die
de geheele volkplanting affcheuren w i l, als
het indrukzel dat een onbezielt lichaam op
dezelve uitwerken zou.
Men merkt in de fponsgewaifen geen ander
tuigwerkelyk geftel op, als dat van een hólle
buis, die door haare verfchillende buigingen,
zeer verfchillende gedaantens vormt. _ Der-
zelver gedaante is noch zoo naauwkeurig niet
onderzocht als zulks zou konnen gefchieden:
de Waarnemers die aan de oevera der Zee
woonen , konnen ons deze zee-lichaamen
naauwkeuriger doen kennen. Men trekt door
de Scheikunde uit de fponsgewaifen, hetzelve
dierelyk voortbrengzel, als uit de Koraalen
en Korallynen; ’ t geen voorzeker mede
-hunnen dier-elyken oorfprong hewyft.
Zee-fchuimen. -
Z eE- s c h u IMEN, Alcyonium, Dit zyit
voortbrengzelen der Ze e , welke men tot heden
onder geen andere geilachten heeft konnen
brengen. Z y zyn voornamentlykgefchikt
om tot neften en matrices aan zee-dieren te
dienen. Een dezer is de zee-vyg0 die , wanneer
men ze opent, een -meenigte. geel achtige
deeltjes vertoont, en een groote meenigte
kleine Polypen bevat.
Men plaatft de D ru if o f de Zee-zeepbal,
’ t geen een voortbrengzel der zee is , mede
onder de Sponsgewaffen, men noemt hem dus
•om deszelfs gedaante-, en om dat’er de ma-
troozen by wyze van zeep gebruik van maken
om de handen te waffchén. Deze Zee-
zeepballen beitaan uit. een meenigte blaasjes
ter groote van een erweet, welke rond , geel,
en by wyze -van een bal zamengevoegt zyn*
Deze blaazen zyn de kuit o f de eijerhuizen
van de gemeene Wullen. Ieder derzelver bevat
verfcheide vruchtbeginfelen van kleine
fchelpjes, die', wanneer zy groot worden
-een klapvliesje by wyze van een deur openen,
dit is het blaasje, en zy gaan alsdan in het water
hun beftaan zoeken. De kuit o f het eijer-
huis van de Virgienifche W u l, heeft de gedaante
van de fcnelpviifchen'welke men Lampet
fchelpen noemt, en by wyze van een roo-
zekrans aan een geregen zyn; ieder der blaasjes
is van een klapvliesje voorzien , die de
jonge fchelpjes voor alle gevaaren befchut-
ten , en hen een yryen uitgang geeven wanneer
zy fterk genoeg geworden zyn.
De Zee-fchuimèn die de gedaante van een
kelk hebben en op voetfteeltjes ruften, bevatten
zomtyds eijeren; in andere heeft men
kleine en zeer wel gevormde St.Jacobs-fchel-
pen gevonden. Mogelyk zal men ’er in ’ t
vervolg kleine polypen in ontdekken, gelyk
men zulks in de Zee-vyg gedaan heeft.
Zee - Duizendbeen , die de Pypachtige
Koraalen vormt.
De Polypen zyn de eenigfte dieren niet
welke eenige" foorten van Koraalen en Pypachtige
Korallynen vormen. Men vint dik-
wyls op den oever der zee naby Dieppe, by
laag water, klompen van een donkere zandkleur
, welke uit een werktuigelyk zamen-
weefzel, dat breukig en porieachtig is , zamen
£ O K A A L G E W A S S E 'N -
tnengeftelt zyn. Deze zandachtige klompen
bevatten kleine en eenigzinsplatachtigetrechtertjes,
welke fchuins op elkanderengeplaatft
zyn ; deze trechters eindigen inwendig in
kleine buisjes welke de verblyfplaatzen der
diertjes zyn. Men befpeurt op het grootfte
gedeelte der celletjes.'kleine- zandachtige dek-
zelen , welke de dieren waarfchynelyk tot
hunne eigen veiligheit en verdediging vormen,
wanneer zy het open gedeelte van de
trechters verlaten en in de buisjes wyken^
•Het dier dat deze pypachtige Koraalen.bewoont
, is een foort van Duizentheen , die
naar een uitgefprëide en platachtige bloedzuiger.
gelyktr zyn kop is met drie eironde reijen
Van platte ett ftevige pluimen bezet, welke
het dier naar zynen wil beweegt om het voed-
zei in zynen mond te trekken.
■ Om een korte herhaling te maken van het
geene wy over de Koraalgewaffen, Korftge-
waifen, Steengewaffen, Zee-fchuimenen
andere diergelyke voortbrengzelen der Poly—
$en,van dezen-aart.gezecht hebben, gelyk de
Madreporaas-, zöo- zullen w y ’er de aanrher-
kingen byvoegen, welke wy gelegentheit gehad
hébben om over dit onderwerp te maken,
wanneer wy de Verfchillende zee-ftranden
van Europa-bezocht hebben. Zonder dat wy
iets zullen trachten by te voegen by de ontdekkingen
van de Heeren Trembley, Pyjfonel,
Ellis , Donati, Reaumur en Bernard de fu s -
fieu y zoo fchryven, w y , met deze- Philofo-
phen , de vorming van deze lichaamen aan de
Polypen toe. De herhaling van deze proefnemingen,
welke ons gelukt zyn, is minder
een bewys van ons voorftèl, als het gezach
van deze geleerde Natuurkundigen. Wat
moet men. van het gevoelen van die Schryve—
ren denken, welke zeggen, om de-zyde van
Tournefort te omhelzen,. en, met dézen Kruidkundigen
, alle de fteenachtige lichaamen te
doen gr oei jen-, dat de Koraalgewalfen Cryp-
togamicce^ planten zyn-, dat is te. zeggen, dat
zy tot die order der planten behooren welke
haare bloemen in haare bladeren o f vruchten -
verbergen ?• Wie kan dit foort van ftcltzei
aanneemcn, vermits men geen bladeren in de
föoften der Koraalen.., en. geen.-vruchten in
de Madreporaas vint?-
De Pölypem, met welke dè uiteindens van-*
de takken der Koraalgewalfen in de zee ver— ■
vult zyn , en die de HeerMarftgll voormaais,...
voor bloemen aan gezien..heeft, zyn dan dieren,
welke een fchyn van levemen bewegingen
vertöohen, en bekwaam* zyn om het Koraal
voorttehrengen.'. De. eénigfte zwarigheit.,
K O R A A L G E W A SS E N . 6o r
welke- wy noch ophelderen, moeten , is de
wyze op welke deze dieren een hart en lievig
lichaam gevormt hebben , dat zomtyds met
poriën vervult is j zomtyds geen fchyn van
poriën heeft, en met takken gelyk de planten
bezet is. Hoe heeft het dier naar zynen wil
in het inwendige van de takken, o f tulfchen
de fchors en de zelfftahdigheit van het Koraal
konnen in en uitgaan en zyn verblyfneemen ?
Van. dezen aart zyn de voorftellen welke wy
zullen trachten optelolfen..
Men weet dat de Polypen infectenzyn welke
in een foort van gemeenebeft leven: zy
vormen zich. ieder een celletje dat wel ras
door een geleiachtige ftoffe vervult word, die
meer o f min kalkachtig is , en uit hun lichaam
vloeit , op dezelve wyze als de huisjesflakken.
uit haaïen. halsband de noodige zelfftandigheit
laaten uitvloeijen om haare fchelp te vergroo—
ten. Het eenigfte onderfcheid beftaat hier
in dat de flak arbeid, om. de groote van haar'
huisje te vermeerderen dat haar lichaam bedekt;,
in plaats dat de Polypen, welke byna-
onzichtbaare en zwakke dieren zyn , hunne •
eerfte wooning niet verlaten als wanneer dezelve
byna vol is- Z y leggen als dan op het
eerfte de grondflagen tot een tweede, en bou^-
wen dus voort. Het werk werd altoos door
juxta-pofition , en niet door intus-fufception■
voortgezet, gelyk.zulks in*de planten plaats
heeft.: De verbazende vermeerdering en het
foort van wedervoortteeling tot welke deze
kleine polypen bekwaam zyn ,. noodzaken die
geene welke het laatfte komen o f eerft vóórt—
gebracht zyn om zich uictebreiden , en om
kleine byzondere volkplantingen te vormen;.-
dit doet de takken van het Koraal, deMadre—
poraas, enz. voortkomen.. Wanneer het getal
der bevvoonders te groot is , zoo neemt
het twee derde gedeelte van hen het befluit
om-zich elders te verfpreiden, en een niéuw
werk aan te leggen; ’er blyven ’er maar eenige
over, maar die van een ander foort zyn :
deze zyn opfchuimloopers o f huurders ; zy
h ebben hun verblyf onder de wynfteenachtige
fchors , die het Koraal en andere zee-lichaamen
omkleed; Deze dieren gaan ’ër uit als
zy willen : men ontdekt hunne celletjes op
de wyze van uitftëkjes. Zie daar ongetwy—
feit het foort van dieren welke eenige tot
misdagen gebracht heeft , en die hen heeft
doen denken dat alle de Polypen welke menop
de Koraalen en Madreporaas ontdekt, ’er
niet noodzakelyker op zyn , als de-Soldaatjes
welke hun verblyf in de ledige fchelpen -
der zee-flakken o f wullen neemen..
Een