fpeelde deze jonge dieren geftadig met elkan-
deren, en fcheenen elkanderen te beminnen,
jn het tweede jaar , begonnen z y elkanderen
het voedzel te betwiften , en elkanderen te
byten : de moeijelykheden begonnen altoos
van de zyde der Wolvin. Omtrent het einde
van het derde jaar , begonnen deze dieren de
aanprikkelingen der ritzigheit te gevoelen,
edoch zónder eenige liefde ; want wel verre
dat dezen ftaat hen zagtaardiger zon gemaakt
hebben , en hen elkanderen doen. zoeken ,
wierden z y woefter en vermagerde beide; ein-
delyk doode den Hond de Wolvin , die de
magerfte en zwakfte geworden was.
Op dezelve tyd deed de Heer de'Buffon, een
loopfe T e e f met een Vos opfluiten, die men
in een ftrik gevangen had. Deze dieren hadden
geen gefchil met elkanderen; de Vos naderde
de Teef, zelfs met vry veel gemeenzaam-
heit ; maar wanneer hy zyn gezellin van te
naby gerooken had, verdween het teeken der
begeerte , en hy keerde treuriglyk naar zyn
hok te rug. Wanneer de loopsheit van deze
T e e f voorby was , bracht men ’ er drie anderen
achtervolgers in haar plaats , voor welke
hy dezelve zagtaardigheit, maar ook dezelve
onverfchilligheit betoonde: eindelyk gaf men
hem een w y f je van zyn fo o r t , dat hy noch
den zei ven dach dekte.
Men kan dan uit deze proefnemingen ,
■ welke op de Natuur zelfs gedaan zyn , be-
fluiten , dat de Vos en de W o lf, niet alleen
fborten zyn welke van elkanderen verfchil-
len, maar die van elkanderen onderfcheiden,
en zoo verre verwydert zyn , dat men de ee-
ne de andere , niet kan doen naderen , ten
mintien in deeze geweften.
De Honden verwonen iets zonderling in
hun zamepftel, zy hebben geen fleutelbeen,
en een been in de roede ; hunne kaakbeenderen
zyn met veertig tanden b e ze t, waar van
de vier hondstanden , om hunne lengte en
punten aanmerkelylc zyn , en welke men mede
in Leeuwen , en verfcheide andere ver-
fcheurende dieren opmerkt. Men herkent de
jonkheit der honden aan de witheit van hunne
tanden , welke geel en Homp worden ,
naar mate dat hunne -jaaren vermeerderen ,
en vooral aan de witachtige hairen , welke
op hunnen fnuit te voorfchyn koomen. De
gewoone duuring van den leeftyd der Hon-,
den, is omtrent veertien jaaren; echter heeft
men een Waterhond gezien, welke zeventien
jaaren leefden, maar hy was afgeleefd, doof,
byna ftom, en blind.
De mannetjes Honden o f Reuen , paaren
in alle tyden; de ritzigheit der Teeven duurt,
omtrent veertien dagen; zy dulden de Reuëü
n ie t , als omtrent het einde van dezen tyd,
en zy worden tweemaal in het jaar ritzig o f
loops. De Reuen en de Teeven zyn vaftge-
hecht en vereenigt- in de paaring , door een
uitwerkzel van hunne vorming , en door do
zwelling der deelen ; zy fcheiden zich naar
verloop van een zekere tyd van een , maar
men kan hen met geweld niet van een fcheiden
, zonder hen , en vooral de T e e f te
kwetzen. Deze heeft tien mammen, zy brengt
v y f o f zes jongen te gelyk voo rt, en zpmtyds
een noch grooter getal. De tyd der dracht is
twee maanden, en twee o f drie dagen. Men
zecht dat zy met haare tanden de navëlftreng
afbyt, en dat z yd e nageboorte op-eet. Het
jong werd in ’t Latyn Catellus genaamt. De
oogen van deze kleine dieren , openen zich
ten einde van eenige dagen. De moeder lekt
de jongen geftadig, en zwelgt haaren drek en
pis in , om geen onreinheden in haaren neft
te hebben. Wanneer men haar van haare
jongen berooft, gaat zy hen zoeken, en
neemt hen met den fmoel met veel voorzich-
tigheit op. Mén wil dat.zy het befte eerft
neemt, en dat zy dus de keuze der Jagers
bepaalt, welke dit boven de andere .Verkiezen
,M
en kan zonder verwondering, op de ver-
teerings-kracht van de maag der Honden niet-
denken : de beenderen , werden in dezelve
zacht gemaakt en verteert, en het voedende
fap-’er uitgetrokken. Schoon de maag der
Honden zich vry wel naar alle. foorten van
voedzels fchynt te fchikken, zoo ziet men
hen echter zeldzaam raauwe plantgewaflen
eeten. Wanneer zy zich ongeftelt gevoelen ,
z&o eeten zy de bladeren van het Hondsgras,.
welke hen doen braaken en geneezen. 7 De
keutels o f drek van deze dieren is witachtig
, vooral als zy beenderen gegeeten hebben
: dezen witten Hondsdrek, werd door de
Apothekers Album Grac.uk genoemt; en da
Geneeskonft,welke zich in haare voörfchrif-
ten niet toelecht, om den fmaak te ftreelen,
heeft dezelve, als een geneesmiddel, aangenomen:
echter heeft men thans het inwendig,
gebruik van deze zelfftandigheit ter zyde ge-
ftelt in voorfchriften tegens het zydewee ;
men maakt ’er alleen ten hoogften genomen,
gebruik van tegen? de ontftekingen der k e e l,
als een middel dat een falpeterachtig armoni-
kaal zout bevat. Men wil dat deze drek zoo
fcherp i s , dat hy alle planten doet fterven,
uitgezonden het Rreupelg'ra’s en Fiekruid, en
füat 'deszelfs brandende kracht', zoo groot is ,
• dat ’ er zich nooit een Infect opze’t.
I Een ieder heeft opgemerkt, dat wanneer
zich een Hond nederleggen w i l , hy een o f
twee maaien op de plaats ronddraait. De
Honden hebben duizent andere kleine han-
delwyzen , welke uit •hun namurlyk begrip,
ichynen voort te vloeijen, en' die een ieder
geftadig onder het oog koomen, waar om wy
-er niet van fpreken zullen. De geneigtheid van
•eenige lieden voor deze dieren, gaat zomtyds
tot de dwaasheit. De MahomettaanerTheb-
-ben in hunne voornaamfte Steeden gafthui-
zen voor oude en zieke Honden ; en Tourne-
fo rt verzekert.-, dat zy-hen dikwyls legaten
maaken, en dat men lieden heeft, welke voor
-een zeker loon den wil -van den overledenen
ter uitvoer brengen. Het gebeurt zomtyds,
dat de Honden in hunnen flaap droomen : zy
beweegen alsdan hunne pooten , en maaien
een dof geblaf.
EenigeSchry vers willen, dat de Honden de
kwaaien overerven van de menfchen by welke
zy flaapen, en dat dit zelfs een uitmuntent
-middel i s , om de jichtige lieden te geneezen;
maar vermits een menfch die de kwaal van
een ander overerft, hem hier door niet önt-
daft, zoo is het zeer waarfchynelyk', dat een
Hond de zieken geen hulp verfchaffen zal by
welke men hem le ch t, als alleen in geval de
warmte van het dier de ziekte aantafte, de
-zweetgaten opende,, en de doorwaaflèming
bevorderde , en met aan de oorzaak van de
ziekté gelegeriheit om uit te waaflemen , te
•verfchaffen. Hoe het ook zyn mag , vermits
■ de Honden, met de wonden te lekken welke
zy bekoomen , dezelve zuiveren , en de ge-
neezing bevorderen , zoo -heeft men gezien,
dat eenige lieden van wonden , en verouderde
zweeren geneezen zyn , door dezelve van
Hónden te laaien lekken. Deze handelwys
volgde een man die zich lang in Parys opgehouden
heeft, en die men de DoSlor o f Geneesheer
van Chaudrai noemden , naar de
plaats in welke hy zyn ver-blyf hielt.
Van alle bekende dieren , zyn de Honden
het meefte aan'de dolheit o f watervrees onderworpen
, welke ziekte in deeze dieren
ontftaat, .door verfcheide dagen gebrek aan
fpys en drank -te Iyden, o f ook zomtyds uit
de kwaade eigenfchappen van de verdorven
ftoffen met welke zy zich dikwyls voeden,
C volgens de. Heer Mead , een Engelfch Geneesheer},
o f noch wel door gebrek van een
overvloedige uitwaalfeming , na dat zy landen
tyd geloopcn hebben. Deze yerfchrik-
I. D e e l ,
kelyke ziekte maakt de Honden Verwoed;' zy
werpen zich onverfchillig op menfchen en
dieren , en byten hen ; en deze beeten ver-
. oorzaaken hen dezelve kwaal, zoo men ’er
niet Ipoedig hulpmiddelen tegens aan Wend.
Deze ziekte plaats zich eerft in de vochtige
deelen van het lichaam, als de mond ,
de keel en de maag ; zy veroorzaakt hier een
verhitting , een verdrooging en een prikkeling
die zoo groot is , dat de ziekke een ver-
byftering-in het yerftand krygt, -die vanftuip-
trekldngen, en een onweerftaanbaaren afkeer
van water vergezelt is. Dit uitwerkzel , gelyk
men zulks van.de zieken verftaat, koomt
van de onmogelykh'eit voort om eenig foort
van vochten door te konnen zwelgen ; want
zoo dikwyls -zy hier toe pogingen, aanwenden,
koomt ’er,-zoo als hen toefchynt-, fchie-
lyk iets in hunne k e e l, ’t geen de inzwelging
belet. De toevallen van deze ziekte zyn zeer
verfchrikkelyk , en ongelukkig brengen de
bekende hulpmiddelen altoos de gewenfchte
uitwerkzelen niet voort. Men maakt doorgaans
van -de koude baden, en de indompeling
in de Zee gebruik, edoch dit heeft zomtyds
geen uitwerking : men heeft mede zomtyds
zynen toevlucht tot de mercuriale pommade
genomen, die echter , zoo het fchynt.,
mede niet onfeilbaar is. Vermits dit een we-
zentlyke krampziekte fchynt, heeft men hier
met een goed gevolg den Opium , en de middelen
tegens de kramp voor gebruikt, gelyk
men zulks uit de DiJJertaiip , van den Doctor
Nugent, Geneesheer te Bath, zien kan, De-
mery pryft een geftadig gebruik van de vlugge
zouten, enz, aan. \ -
Vermits bet dikwyls in verfcheide kwaaien
gebeurt, dat de vrees en ongeruftheic meer.
invloed op de zieken als de kwaal zelfs hebben.
Zoo-geefc de Heer Petit, een Franfche
Wondheelder , in de Hiftorie van de Fran-
fche Akademie der Wetenfchappen , voor
het jaar 1723 , een middel aan de hand, om
te ontdekken o f den. Hond , welke de beet
heeft toegebracht, -vc-ronderftelt dat hy ze-
dert gedood is , dol was o f niet. Men moer,.
zecht hy , de muil, tanden en tandvleefch
van den dooden Hond, met een ftuk gekookc
vleefeh wryven , ’t geen men vervolgens aan
een levendigen Hond aanbied ; 'zoo deze dit
al huilende en fchreeuwende weigert, zoo
is dit een teeken dat den dooden Hond dol
was , mits jcr geen bloed aan zyn muil is.
Zoo den levendigen het vleefeh aanneemt,
en op e e t , zoo heeft men niets te vree-
zen.
Mm-m ' Dg