
een knop , ter groote van een vuifl, die met
lelie wyze bloemen bezet is: op deze bloemen
volgen drie hoekige vruchten, die. in
drie vakjes verdeelt zyn , welke het zaad
bevatten;
Ieder weet het gebruik van den Ajuin; de
witte zyn zachter, en werder hooger gefchat
.als de roode. Derzelver krachten voor de
gezondhek zyn zeer aanmerkelyk : z y ’zyn
nuttig in borftkwalen, afdryvènde, en van
uitmuntende krachten in verfcheide ziektêns.
B y de laatfte peil te Mar-feille,. heeft men
dezelve gebruikt om de peftzieken te genezen;
men gaf aan de zieke het zap dat uit
een Ajuin..gedrukt was, na dat men ’ er het
hart had uitgedaan , in welkers - plaats men
een weinig tneriakei gedaan had ,• en vervolgens
in een. oven gebraden: de zieke die dit
ingenomen had , zweete, fterk, en was genezen;
men leide op de pèftbuil een dier-
gelyke Ajuin. Men wil dat een geftooten
A ju in , met honing en zout befproeit, ee>n
•uitmuntènt geneesmiddel is voor-de beeten
der dolle honden: in derzelver zap een vlokje
-katoen geweekt, en in de ooren gedoken,
neemt de ruiszïngen wech.
Het Bieslook heeft ten naaften by dezelve
.krachten , en ergenfchappen als de Ajuin;
:zy verfchillen van elkanderen in grooté,
maar derzelver bloemen zyn overeenkom-
Ilig: men kan het eene in plaats van de andere
gebruiken : derzelver aankweeking is
mede het zelve.
- De Ajuin wort alleen van zaad aange-
. kweekt ; z y beminnen" een welbearbeide aard
e : wanneer zy groot is , en niet-meer op-
fch ie t, vertreed men de fcheuten met de
V o e t , waar door de bollen fchooner worden
: zie bet yourn: Econom: y-anv. 1758.
A K E L E I , Aquilegia , een plant welkers
takken blauwe o f roode onregelmatige
bloemen voortbrengen , die uit v y f vlakke
en v y f holle bladeren, die na een’ horentje
gelyken, zyn zamengeftelt, welke beurtelings
geplaatfl zyn. Deze planten, die men
door zaad in de tuinen aankweekt, verfchillen
veel in kleuren van elkanderen: zommige
hebben blauwe, andere roode , vleeskleurige
, groene en gefchakeerde bloemen : zy
groeijen natuurlyk in de böfTchen. Deze
plant is afdryvent, en nuttig in de gorgeldranken
voor de verzweeringen der keel.
A K K E R B R E M , Geniftra tinctoria.
Deze plant heeft dezelve gedaante als de
Brem, van welke zy de kleinfte foort is.
Dé Akkerbrem groeit zoo hoog niet; deszelfs
bladeren, bloemen en peulen zyn mede veel
kleiner. " .
Deze plant groeit natuurlyk en zonder aankweeking,
’t geen haar ook Veld kruid heeft
doen noemen. De Verwers maken ’er gebruik
van om geringe zaken geel te verwen,
hierom noemt naar Brem der Verwers, Men
kan dit kruidniet bewaren, dan wanneer het
ryp geplukt wort.
A K O N Y T , W o l f s w o r t e l , Aco-
nitum. Deze plant brengt , onregelmatige
bloemen voort , die in zekervo.egen , een
hooft van een menfch, meteen kap bedekt,
verbeelden. Van alle de foorten van Akon
y t, is ’er maar eene die'in de Geneeskonft
kan gebruikt worden, dit-is de Aconitum Sa-
hitiferum , Jive anthora; _ dészelfs wortel is
het tegengift van de Thora, een foort van
Ranonkel , gelyk mede alle de Akonyt en,
en onder anderen de Napellus , een foort
van Akonyt met blauwe bloemen, welkers
zeer geweldig vergift, het bloed doet ftrem-
men. De toevallen, die door het eeten van
de Napellus ontdaan, welkers wortel naar
een kleine raap gelykt, z yn , dat de lippen
en tong opzwellen en ontfteken ; dat het
lichaam blauw en opgeblazen wort; zuize-
lingen en ftuiptrekkingen, en de dood veroorzaakt,
zoo men niet by. tyds hulpmiddelen
gébruikt. De krachtigfte hulpmiddelen
zyn ortgetwyfelt de vlugge alkaline zouten,
op dezelve wys ingegeven als men die tegen
.de beeten der Adderen gebruikt. Men zecht
dat dé Ouden , wanneer z y tegen hunne
vyanden togen, hunne pylen met dezen
wortel vergiftigden.
De heilzame Akonyt verdunt de verdikte
vochten. De boeren van het Alpifche gebergten
gebruiken dezelve tegen de beeten
der dolle honden en het kolyk.
A L A I S o f A l e TH é s , een roofvogel,
die uit Ooft-Indie en Peru koomt, en zeer
wel op de Patryzen vliegt; men h e e ft’er in
het Valkenhuis van den Koning van Vrank-
.ryk.
A L A N T S W O R T E L , Enula campa<-
na, een plant, welkers wortel van een v fy
algemeen gebruik in de Geneeskonft is. Dezen
wortel is vleezig, uitwendig' bruin , en
inwendig w i t , van een fcherpen en ecnig-
zints bitteren fmaak , en aangename reuk
wan*
wanneer hy gedroogt is. Deszelfs bladeren
zyn een en een halve voet lang, aan de bö-t
venzyde bleek groen, onder witachtig, en
getant, de fteel onderfteunt groote, goudkleurige
geftreepte bloemen.
Deze plant-groeit in vette en vochtige
plaatzen.. Deszelfs wortel maakt het, blauw
papier rood : hy is water en zweetdryvent;
nuttig in de kortademheit: in wyn afgetrokk
en , is hy zeer afdryvende.. In Duitsland
confyt men veel Alantswortelen, men maakt
’ er de fpyze welfmakent mede, en fchat hem
zelfs hooger als de Indiaanfche fpeeeryen.
Men wil dat,dezen wortel in wyn o fazyn
g e l e c h t d e fchapen van een zekere peft-
ziekte geneeft, die de herders knobbels o f
pokken noemen. Hy wort. mede tegen de
peft aangeprezen..
A L A T E R N U S , . een kleine heefler,
die omtrent de groote van de Ligufler heeft:
deszelfs bloemen zyn klein, trechtersgew-ys,
in y y f deelen gefcheiden , wit em welrie-
kent: deszelfs bladeren gelyken na die van
de Phillyrea, van welke men het lichtelyk
onderfcheid, vermits zy beurtelings gefchikt
z y n , in plaats dan die van de Phillyreategen
©ver elkanderen ftaan.. Noch heeft het een
foort van kleine blaadjes, die by paaren aan
de fteelen der groote zitten, welke de Ph.il—
lyrea niet heeft.. Zie P h i l y r e a .-
De Alatemus maakt frayë heggen,. en behoud
zyn- blinkent groen geduurende de winter
; óm hem te bewaaren, moet men des- •
zelfs wortelen met milt bedekken, om hun
voor de'fterke vorft te befchutten : wanneer
de takken fterven , ; fpmit de ftronk weder
uit,, en geeft in weinig tyd een nieuwe
boom; deszelfs zaad koomt uit-Provence,
Italië en Spanje. 1 Zyn hout gelykt naar dat
van een jonge e ik , men'zecht dat men .’er
fraai houtwerk van maakt..
A L B A S T E R , Alabaflrum. Hét Al--
halter is een ft een die zich tot kalk laat branden,
een weinig minder, hard als het marmer,
welkers doorfchynentheit des te gr00-
ter is , na mate zyne witheit grooter is. Men
heeft rosachtig , roodachtig , grauwachtig
w it , en zuiver wit. Men ziet in zommige'
van deze fteenen aderen o f ftrepen, die men?
met die van de fyne fteenen kan vergelyken,
die .men Onyces noemt. (JZie O n i x.) Het
is in dezen zin,.dat men zeggen kan dat ’ér.’
Ofiix-Albajïer: is .. Men vint ’er mede dat i
Meine.zwarte- vlakken.heeft, , indiervoegen:
gefchikt, dat zy kleine moesjes-gelyken, en
kieine ftrepen met kruiden ver-toonen : du$
zou men het boom A lb a ft konnen noemen,
in navolging van de fyne fteenen die dezen
naam dragen. Z ie B ooms t e e n e n .
Het Albafter. kan noch zoo fchoon noch
zoo- blinkende- niet gepolyft worden als het
marmer, -om dat- het dezelfde hartheit niet
heeft. Wanneer deszelfs oppervlakte gepolyft
is , zou men denken dat zy met vet ge-
fmeert was. Men gebruikt het om’ er fchoor- •
fteenmantels, tafels,- kleine pylaren, vazen
en Ïtandbeelden van te maken. •
Men- onderfcheid twee foorten van Al-:,
bafter, het Ooflerfche en het Gemeene. _ Het
Ooflerfche is veel harder van. f to f , zuiverd
e r , fynder, en heeft levendiger kleuren.-
Dit Albafter wert meer gezocht , v n is van
hooger prys als het gemeene.. Dit laatfte is
niet zeldzaam, men vint het in Vrankryk,
in den omtrek van Cluny in het Maçonnée-'
fche; m Duitsland, in Lotharingen en Italie.
Zie S TALACTIT E N.v
Eenige hedéndaagfche Scheikundigen geven
de naam van: Albafter aan de Plaafter-
Steeir, en byzonder aan die welke zeer zuiver
i s , en de halve doorfchynentheit van
het witte marmer heeft..
A L B A S T E R (V a lfch ), is e,ênplaafter--
fteen, die in de zuure vochten niet opgeloft
kan worden, en dus veel van het waare- A lbafter
verfchilt. Deze fteen is zacht, kan
lichtelyk bearbeid worden , is doorgaans wit-
achtig éenigzins d.oorfehyneade , . en laat
zich polyften, doch verkrygt nooit den
.Initier van het marmer. Men heeft vazen
van ' valfch Albafter : ; wanneec mep - ’e r . èen
kaars in plaatft, zoo fchynt zy door het v at,
,en geeft zoo veel licht van zich , - dat men
op den afftanü van drie o f vier voeten lezen
kan.
A L C A N A , een foort van Ègyptifchen
Ligufler, welkers bladeren in water afgetrokken
zynde een geele kleur uitgeven;
en in zuur en, gelyk azyn, een modekleur.
Men drukt uit >de beziën van dit gewas een
'o lie van een aangename reuk, en van, welke
men gebruik in de Geneeskonft maakt.
Mek heeft mede’ een ; foort van Indiaanr
fch en L i g u f l e r die door de Mooren en Turken
Renna genoemt wort, w.elkers bladeren,
tot èen fyn poeder, gebracht zynde , ,en; met
lnhoemzap'tot- een deeg : gemaakt -, als een
blanketzel gebruikt wort;,de mannen verwen
- hier