
met de kleine Elften heeft, onderfcheid men
ze echter gemakkelyk van elkanderen : de buik
van den Elft is altoos met doornen gewapent,
welke veel fcherper als die van den Haring
zyn. A lle de foorten van haring, fchieten
maar een maal in het jaar kuit, omtrent de
nachtevening van den herfft: zy worden hoo-
ger gefchat wanneer zy het lichaam vol kuit
o f hom hebben, gelyk de andere viflchen. De
Haringen vermenigvuldigen zeer fterk : zy
zwemmen in troepen en geven des nachts
licht van zich.
Scbookius , noemt den Haring , de Koning
r der Vijfchen, om zyne uitmuntenheit en nut-
tigheit. De Hamburgfche Viflchers hebben
hem de naam ..van. Gekroonde Vifch gegee-
vem
Plaatzen op welke men de Haring vind, en
bun geftadig verblyf^ omtrent de
Noord - Pool.
D e groote Haring,, zecht de Heer Linnaus^
bewoont den Weftelyken Oceaan; de kleine
onthoud zich in de Zee , o f G o lf van Both-
nië. De Y s -Z e e heeft, omtrent de Ruft van
A zia , mede geen gebrek aan haringen, De
Heer Anderfon ze ch t, dat de gewoone ver-
blyfplaatzen van dit foort van viflchen , de
afrelegenfte Noordelyke afgronden, zyn , in
gedachte dat de onmeetbaare ysvelden van dit
geweft hen tót een veilige fchuilpkats ver-
Srekken om hunne kuit te bewaaren, en om
dezelve te doen groeijen , en om dat de vis-
fchen van het foort der wal viflchenhunne
vyanden, die hier geen adem kunnen haaien ,
en hier teroorzake van het ys,nietlevenkon-
nen , hen. bygevolg hier niet konnen verflin-
den. Men wil echter dat de haringen op de
kuften van Engeland, mede hunne kuit fchieten
ten minften koomen zy hier met dezelve-
v ervult, en vertrekken* niet als langen tyd na
dat zy dezelve gefchooten hebben ; andere
willen dat zy vertrekken., zoo ras zyzichvan
dezelve ontdaan hebben.
Wat plaats, 'ook het eerfte verblyf van
den haring-zyn mag, zoo fchynt het echter,
dat zy zich voornamentlyk. tuflchen de punt
van Schotland, Noorwegen en Denemarken
onthouden.. Alle jaaren begeven zich gehee-
le fchaaren van een ontelbaar-e meenigte, op
verfcheide-tyden, door het Kanaal ,en zwemmen
langs de kuften van Vlaanderen , Holland,
Engeland en Ierland,, waar na z y zich
naar de kuft van Normandyen begeeven. Tot.
hedeja.to.e ,. is men den Haring niet verder, te.
gemoet gegaan, als tot de Eilanden Hitland,
op de kuft van Fayrhill en Bochenefs , alwaar
de Hollanders || jaarlyks omtrent St.
Jan, met hunne haringbuizen aankoomen: zy
zetten hunne netten tuifchen twee buizen uit,
welke zy in de loopftreeken plaatzen,. die de
troepen Haring volgen , en die ’er inzwemmen,
wanneer zy van het Noorden koomen..
Z y vangen, door dit middel, verbazendeme-
nigtens te gelyk : zy bereiden hen opftaandé
voet op hunne wyze, en voeren ze naar Holland
, van waar zy door alle Europifche landen
verfpreid worden.
De Heer Anderfon ze ch t, dat men in de-
Golven van Ysland, enzelfspnder de Noord-
P o o l, de grootfte en vetfte Haringen.vind,,
welke hier in een zoo groot aantal z yn , dat
het gemakkelyk voor de Inwoonders van de-
nabuurige geweften zyn zou ,. om hier van in*
korten tyd een zeer yoordeeligen handel op
te rechten , zoo deze landen volkryker en de-
inwoondéren tot diergelyke onderneenlingen-
bekwaamer waaren. Hy zecht , dat men hier
'.een foort van Haring heeft welke by de twee
voeten-lang , en meer als, drie duimen breed
is ; en hy gift dat dit de rechte Koningen van
den Haring zyn , welke men gemeenelyk
als de leidslieden van hunne benden, aanzieu
In der daat , wanneer de Viflchers , . een de--
zer , levendig vangen. zoo werpen zy hem
aanftonds zorgvuldig weder in z e e , gelovende
dat het. een foort van misdaat zyn zou, zoo
zy een z.00 nuttige v ifch, ombraehten.
Groote Vijfchen van. het geflacht der Walvis—
fchen. , aan welke den Haring tot. das,
verf rek t.^ -
De Heer Anderfon , die , tot kort aan de*
Noor.d-Pool opgévaren is , heeft, hier troepen
haringen ontmoet, en hy, gelooft hierom meereden
te konnen zeggen, dat overal waar mem
de groote o f kleine foorten van. vilfchen in
o ve rv lo ed., en zeer v e t , z ie t , men. hier ook
mede noodzakelyk den Haring in een zeer
groote menigte ,. en van het fmaakkelykfte-
foort moet vinden ; om dat ze de zeer kleine
foorten der haring tot zich lokken, aan welke
zy. tot voedzel verftrekken , en dat den,
haring de groote foorten. aanlokt, aan welke
hy op zyn beurt tot aas verftrekt. Onder de
groote fóorten van viflchen , zyn de Zee-hon—
den , de Bruinvijfcben., en onder de-foorten;
der Walviflc.hen , die, welke.de Inwoonders
van de Noordelvke Landen ^ Walvifch -Haring
9 o f Noord - Kaper, noemen , die geene*
--'vv.elka'
welke het grootfte getal Haringen verflinden.
Wanneer men hen de maag opent, vint men
dezelve altoos met dezeviflchen vervult. De
Noord-Kaper onthoud zich altoos vooral aan
den laatften uithoek van Noorweegen , welke
men de Noord-Kaap noemt; en het is van
deezen uithoek dat hy zynen naam ontleent
heeft. De Natuur doet dit dier deze plaats,
boven alle andere verkiezen , om de verbazende
groote. benden Haringen welke langs
de kuften van Noorweegen trekken, wanneer
z y van het Noorden afkoomen.. De Heer
Anderfon voegt ’ er b y , dat wanneer de
Noord-Kaper zich door den honger geperft
voelt, hy de behendigheit b ezit, om de Haringen
by een te vergaderenen ze voor hem
u i t , naar het ftrand te dry ven. Wanneer hy
in een naauwe plaats- zoo veel haringen als
hem mogelyk was , by een verzamelt heeft,
weet h y , door een flag van zyn en ftaart, die
hy ter rechter tyd geeft, een fnelle rnaal-
ftroom te, doen ontftaan in diervoegen ^dat
de haringen , hier door, bedwelmt en ineengedrongen
worden, en met geheele tonnen te
gelyk , in zynen muil inftroomen , welke hy
op dit oogenblik openfpart, met geftadig
water en lucht in te zwelgen. De Noord-
Kaper doet hetzelve ten opzichten van de
Makreelen en Sardynen.,
Ondanks de ontvolking die de Noord-Kaper
onder de Haringen fchynt te veroorzaa-
ken , zoo kan men zulks echter naauwelyks
gewaar worden. De reden hier van , is , dat
den Haring op een verbazende wys vermee-
nigtvuldigt.; daar in tegendeel de Zee-Mon-
fters maar een-of twee jongen in een jaar,
voortbrengen. • Behalven dit, is het grootfte
gedeelte van deze dieren genoodzaakt een ander
foort van voedzel te zoeken. Het is dus,
.by voorbeeldt , dat het grootfte foort van
Wal viflchen, welkers keel by uitftek naauw,
en welkers muil door aanhangzels-, die men
Baarden noemt, belemmert is , genoodzaakt
zyn om kleine krabben, en zekere water-infec-
. ten, te eeten; andere voeden zich met Wier,
enz.
De Haring verftrekt mede ten prooi aan de
verfchillende foorten van Kabeljaauwen ; deze
viffchen zyn zoe gretig naar den Haring,
dat wanneer, de Viftchers van Hamburg en
Groenland , dezelve by Spitzbergen vangen
willen, zy zich dikwyls, by gebrek van ver-
fchen en naaiurlyken haring,. van het afbeeldsel
van een haring van blik bedienen:-
dit middel gelukt hen op een verbazende wys*
Eenige. willen, dat wy de komft der haringen
op onze zeekuften , alleen aan de vervolgingen
van deze verfchillende dieren, welke op
Hen aafen, verfchuldigt zyn. De vrees welke
zy voor hunne vervolgers hebben , noodzaakt
hen om zich in een te fluiten, en onder
de menigte te verbergen , welke hier door
naar een bewegent eiland gelykt. Deze ver-
eeniging is de Viflchers zeer voordeelig,
want, zoo zy de draad van den troep treffen,
zoo vangen zy ’ er zoo veel als.hunne netten
bevatten konnen. Het is mede dus met de
krabben gelegen , die , wanneer zy door een
menigte viflchen vervolgt worden , zich in
troepen by een verzamelen ; en wanneer zy
zich hier door denken re redden , zoo vallen
zy alle inde netten der Viflchers.
De Viflchers hebben opgemerkt, dat wanneer
de benden der haringen uit het ys koomen
, zy ftraks door deze dieren aangetaft
worden, die hen afwachten, en die door deze
talryke benden van alle zyden te befprin-
gen, hen geftadig voor zich uitdryven van de
eene ze e , en van de eene kuft, naar de andere:
de roofvogelen-voeren mede eenwreeden
oorlog tegens de Haringen.
jfaatiykfcbe Tochten , en Loopfireken der
Haringen..
De Meeuwen , en een meenigte andere
zee-vogels , welke boven het oppervlak der
zee vliegen , doen , gelyk mede de groote
viflchen, de Viflchers de plaatzen ontdekken
op welke de benden der haringen zyn : deze
dieren vervolgen hen geftadig om ’er op te
aafen , en geeven op alle hunne bewegingen
acht- De haringen zwemmen in talryke troepen
, en onthouden zich gaarne aan de ftran-
den : men ontmoet hen zomtyds in een zoo
groote meenigte ,. dat zy de fcheepen in hunnen
vaart hinderlyk zyn : op dit oogenblik
vangen de matroozen ’er zomtyds een groot
getal- met de gieters van welke men zich bedient
om de zylen nat te maken. Vermits de
haringen des nachts in de zee ,. licht van zich
geeven , zoo moet men zich niet verwonderen
dat de haringvangft des nachts gelukkiger
en overvloediger als by dach is.
De groote kolom o f bende haringen , vertrekt
uit het Noorden in het begin van het
jaar : deszelfs rechtervleugel keert zich naar
het Weften ,. en nadert Ysland omtrent de
maand Mey.. De linkervleugel breid zich
Goftwaarts u i t :. deze troep fmaldeeld zich
noch meermaalen ; eenige begeven zich by
afgezonderde henden j naar de banken van
Hh.h 3, Terre