gaarne in een kleine maatfchappy leven, zoo
begeven zich die van den kleinften zwerm
langzamerhand by den grooten.
Wanneer de Byën dus een vafte plaats
gekoozen hebben, doet men haar in een korf
gaan die met eeiiig welriekent kruid o f honing
beftreken is : die geene welke de zwerm
by een vergadert, moet nauwkeurig acht
geven om de beide hoopen in de korf te
vergaderen, zoo zy zich te vooren niet ver-
eenigt hebben. Zonder dez£ voorzorg loopt
men gevaar om alle de Byën weder uit den
ko rf te zien vliegen om naar den tak weder
te keeren , om dat de koningin zich onder
dezelve bevint. Het gebeurt mede zomtyds
dat zy een oogenblik na dat men haar by een
vergadert h eeft, weder te voorfchyn komen,
en naar den korf te rug keeren uit welke zy
gekomen zyn. Deze wederkeering naar den
moeder ko rf werd waarlchynelyk veroorzaakt,
om dat de jonge koningin, die zich
aan den uitgang bevond, en gereed ftont om
haar te vergezellen , dit niet heeft konnen
doen om dat z y de krachten niet had, en
mogelyk wel de moed niet, om zich, voor
de eerfte maal, van haare vleugelen te bedienen.
De Byën van den nieuwe zwerm begeven
zich niet in ernft aan het werk, zoo zy niet
van een vruchtbare moederbye verzekert
zyn : alle de overige koninginnen werden
omgebracht, en men laat ’ er maar een eenige
in ’t léven. Waarfchynelyk bezit de koningin
die men overhoud, in den hoogden
trap, het vermogen dat voor de Byën van
zoo veel aanbelang is , namentlyk om veele
eyeren te konnen leggen: het is mogelyk de
oudlte en die welke het eerfte in ftaat is om
te konnen leggen ; mogelyk dat de twee
moeders , nayverig van elkanderen , zich
wederzydfch beftryden, tot dat de zwakfte
bezwykt. Het kan mede zyn dat de heer-
fchende koningin, als de fterkfte en krach-
tigfte , de overige ombrengt. De wyfjes
zyn met angels gewapent, van welke zy
zich zeldzaam in andere gelegentheden bedienen
konnen. Het lot der koninginnen
die in den ouden korf overblyven , is niet
gelukkiger; z y werden hier mede omgebracht;
men dood mede die welke noch in
de celletjes z yn , en zomtyds maakt dit een
vry groot getal uit. Het is dus ontegenfpre-
kelyk dat ’er een tyd is in welke ae Byën
niet meer als een wyfje dulden, en dat ’er
iliet meer als eene eenige voor de Byën van
een zwerm noodig is.
Men moet aanmerken dat de zwerm uit
Byën van allerlei puderdom is zamengeftelt,
en dat ’er mede in den moeder korf Byën
van allerlei ouderdom overblyven. Zomtyds
beftaat een zwerm uit veertig duizent Byën ;
het gewicht van een diergelyke zwerm is
omtrent acht ponden, ■ want ’ er worden v y f
duizent drie hondert zes en zeventig Byën
tot het gewicht van een pond vereifcht. Deze
groöte en machtige zwermen , zyn niet
altoos de befte, om dat zy te veel Hommels
o f Mannetjes bevatten, en de Byën zyn niet
in ftaat om hen alle voor den herfft te doo-
den, gelyk w y zien zullen, en zy verteeren
al den voorraad. Een uitmuntende zwerm,
weegt zes ponden, een goede v y f , en een:
middelmatige vier ponden.
Het is een wonderbare zaak wanneer men
den yyer befchouwt met welke de Byën in
den nieuwen korf arbeiden. Zomtyds maken
zy in minder als vier en twintig uuren
honingraten die twintig duimen lang, en
meer als zeven o f acht breed zyn; men ziet
dikwyls korven die in vier o f v y f dagen meer
dan half met wafch vervult zyn ; want de
zwerm bereid dikwyls in de vyftien eerfte-
dagen meer wafch , als in het overige van
het geheele jaar. Wanneer een zwerm aan-
merkelyk groot geweeft is , en dat hy vroeg-
tydig te voorfchyn gekomen is-, geeft hy
zomtyds zelfs een andere zwerm in het zelve
jaar u i t ; maar doorgaans gefchiet dit niet
voor het tweede jaar.
Ombrengtng van de Hommels of
Mannetjes Byën,
De Byën laaten de Hommels o f Mannetjes;
omtrent zes weken leven , te rekenen van
den dach der oprechting van de maatfehap-
Py ? °P dat zy tyd zouden hebben om de
Koningin te bevruchten.. Een moederbye,.
die de eenigfte van haare fexe in de korf is ,
met zeven o f acht hondert, en zelfs zomtyds
duizept mannetjes, is in het geval van
de Koningin van Achem, die een ferail van
mannen heeft. Zoo alle deze mannetjes'
driftige echtgenoten geweeft waren, die alle
op een oogenblik te gelyk gebruik van hün
recht wilde maken, zoo zou dit een cahos.
van verwarringen gebaart hebben. Vermits
het zoo gefchikt was dat een eenig wyfje by
duizent mannetjes moeft woonen, zoo was
het noodzakelyk dat alle de mannetjes zeer
koel waren, dat zy hen tot de liefdensbedry-
ven moeft aanfpooren; en dat z y vryheit had
om
uit a lle , die geen uittekiezen welke zy
met haare gunften vereeren wil. D it is ook
het geene dat wezentlyk gebeurt, zoo als de
ondervinding zulks aan den Heer de Reaumur
geleert heeft.
Hy floot een jonge Koningin met een
mannetje Jn een glazen vat op: en zach, dat
alle de liefkozingen die de gemeene Byën
altoos aan de Moeder Bye doen, deze die
aan het mannetje bewees: zy ftreelde hem
met haaren fnuit, en poöten, terwyl zy om
hem ging : z y bood hem honing aan ; dit
mannetje onderging met een volmaakte ge-
voelloosheit alle deze liefkozingen: einde-
lyk naar verloop van een vierde van een
uur * fcheen hy een weinig aandoening te
verkrygen; en wanneer het wyfje zich recht
voor hem geplaatft had, en den kop van
dezen gevoelloozen minnaar met haare poo-
ten geftreelt had, en haare fprieten zelfs
mede had doen Werken , befloot het mannetje
eindelyk om haare liefkozingen, door
anderen van den zelfden aart te beantwoorden:
door deze voorafgaande bewyzen van
drift, wekte de koningin haaren koelen echtgenoot
eindelyk op, die langzamerhand vuriger
wiert. Men befpeurde duidelyk dat
er een gedeelte van de inwendige ledematen
, van welke w y de befchryving gezien
hebben, zich uitwendig vertoonden : deze
bewegingen duurden omtrent drie vierde ge-
deeltens van een uur, geduurende welke men
o ogenblikken van ruft had, eër men de lie fkozingen
hervatte ; eindelyk verviel het
mannetje in een ftaat van gevoelloosheit,
die voor de koningin van te langen duur
fcheen ; zy wilde hem uit deze flaapzucht
trekken, met hem by het borstftuk met haare
tanden te grypen ; maar haaren verdubbelden
yver was vruchteloos; hy was dood.
D it is het eenigfte infeét niet dat in deze
omftandigheit omkoomt. De Waarnemer
wilde deze weduwe vertrooften r hy gaf haar
eenen tmderen jongen en krachtigen echtgenoot;
maar zy bleef, tot zyne groote verwondering,
den geheelen dach onafleheide-
lyk aan het lyk van haaren eerften echtgenoot
verknocht. De volgende morgen nam
men het doode lichaam w e g , en men bood
haar een ander mannetje aan, met ’ t welk zy
zich op dezelve wys als met den dooden' gedroeg
: eenen nacht was genoeg om onze
nieuwe Artemife haaren Maufolus te doen
vergeten. ■
Üe koningin dus, in de maand Juny bevrucht
zynde, is in ftaat om in de maanden
July en Auguftus, en zelfs noch in de maand
Mey van het volgende jaar, eenige duizende
z^er vruchtbaare eyeren te leggen : deze
laatfte eyeren zyn dus negen o f tien maanden
voor dat zy gelecht worden, vruchtbaar gemaakt,
en dit wanneer zy noch van een on-
geloovelyke kleinheit waren.
Wanneer de koningin bevrucht is , verklaren
de Byën eenen wreeden oorloch aan de
mannetjes : geduurende drie o f vier dagen,
rechten zy onder deze een verbazende flach-
ting. aan. Ondanks de meerderheit die de
mannetjes door hunne gedaante fchynen te
hebben, zoo zyn ,zy echter tegen de werk-
byën niet beftand, welke met een ponjaard
gewapent z yn , die het vergift in de wonden
ftort die zy veroorzaken: en zy vallen twee
o f drie te gelyk op een mannetje aan. . Wanneer
het oogenblik van de algemeene flach-
ting gekomen is , werden die welke leven,
en die welke noch in de celletjes befloten
zyn, omgebracht: alles wat een mannelyke
worm is , alles wat maar zelfs de hoop heeft
om ’er een te worden, zy die noch, om dus
te fpreken, in de wieg zyn , en tot dien tyd
met een moederlyke tederheit gevoed z y n ,
alles werd omgebracht: zy flepen geftadig
de lichamen der mannetjes , die dood zyn
o f noch zieltogen , buiten den korf. Dit
geheele geflacht moet uitgeroeit worden, en
werd zulks gedaan : de liefde verandert in
woede, en den haat volgt op de moederlyke
zórgen ; in deze treurige tyden is de plaats
voor den ko rf een toneel van afgryzen en
moordenaryen. In zommige korven gefchiet
deze flachting vroeger, in andere laater, na
dat ’ er de zwermen vroeg o f laat ingekomen
zyn. Men ziet dit in de maanden Juny, July
en Auguftus.- Zomtyds ziet men de Byën
de popjes der jongen buiten de korf werpen;
dit gefchiet wanneer de koningin te vruchtbaar
is , en zy niet in ftaat zyn om haar alle
op te voeden, en dat zy geen celletjes hebben
om haaren honing in te plaatzen.
Gevechten der Byën.
B y fchoon weder o f op heete zomerdagen,
heeft nien zomtyds gelegentheden om gevechten
tuflehen Byën van eene korf op te
merken; dit zyn wezentlyke tweegevechten.
Men ziet de twee ftrydende zich , wederzydfch
met de pooten vafthouden, kop tegen
kop, achterlyf tegen achterlyf, en in-
aiervoegen gekromt dat zy een cirkel vormen
, zy tuimelen dus over het zand, en
Z 2 fchie