
630 K R U I D N A G E L E N .
rinsachtig vocht. Dikwyls trekt men den
olie uit de Kruidnagelen per defcenfum: edoch
den olie der Kruidnagelen welke men in den
koophandel vind, is niet altoos zuiver: veel-
tyds is hy met olie van de Coulilawan ver-
valfcht. Zie dit woort.
Men maakt voornamentlyk van de Kruidnagelen
in de keukens gebruik ; men heeft
weinig opHoofzels, weinig faulfen, weinig
gerechten, weinig fyne wateren, o f fpece-
ryachtige dranken, in welke zy niet gemengt
worden: men mengt hen mede onderdereuk-
werken*
Verfcheide Geneesheeren zeggen dat de
Kruidnagelen de kracht bezitten om te verwarmen
en te verdroogen : men pryfl hen
aan tegens de zwymelingen , fiaauwtens,
zvyakheit der maag en van het hart, tegens
de onmacht, qpttoppingen der maandHon-
den, en moederkwalen : men maakt ’ er als
een kaauw - artzeny o f rookmiddel gebruik
v an, om zich voor de befmetting der lucht te
bevryden: zy zyn nuttig om het fpeekzel in
de beroertheit der tong en in de tandpyn te
verwekken. Men maakt van de Kruidnagelen
een poeder waar mede men zakjes vult,
welke men in wyn van de Kanarifche Eilanden
dompelt-, en die men dus als een draag-
middel op de borli hangt tegen de peil en het
fcorbut. Zomtyds voegt men’ er gedroogde
angelika, muskaatnoot, bollifch, lavendelbloemen,
llorax en wierook b y , men lecht
hier een tamelyke hoeveelheit van tulfchen
twee Hukken katoen, die men met een door-
gelloken zyde {toffe omkleed, en waar van
men een foort van muts te zamenflelt, die
nuttig tegens de gebreken van het hoofd z yn ,
welke uit verouderde fmerten ontllaan die
door zinkings veroorzaakt worden.
Den olie der Kruidnagelen is uitmuntent
tegens de verderving der beenderen en tandpyn
, het is genoeg dat men ’er een weinig
katoen mede bevochtigt, en het tegens de
tand lecht in welke men de fmerten gevoelt:
in de beroertheit flrykt men ’er het opperfle
en onderHe gedeelte van het hoofd mede.
K R U I D N A G E L B O L L E N : dit is
de Atnomum o f het Kruidnagelzaad : men
geeft dezen naam mede aan de Peper van
jamaika en aan het Druivenkruid; zie deze
'woorden
K R U I D N A G E L Z A A D . Men be-
grypt onder deze .benaming geenzins de Kruid-
KRUIPENT GEDIERTE.
nagelen ze lfs , maar de Amomum dat het
Kruidnagelzaad is. ^ K r u i d n a g e l .
K R U I P E N T G E D I E R T E , Repti-
Ha. De^ Natuurkundigen geven dezen naam
aan de dieren welke kruipen. Onder de Méthodique
Schryvers heeft men ’e r , gelyk de
Heer Linmeus , welke onder de order der
Kruipende Dieren , de Schildpadden, Kik-
vorfchen , en Haagdiffen plaatzen , om dat
zy niet alleen éijerbarende zyn, maar mede
korte pooten hebben, en dat zy hen byna in
het voortgaan van geen nut zyn ; éditer loo-
pen de Haagdiffen gewoonelyk zeer fnel. De
Heer BriJJon plaatH, in zyne fchetzende tafe
l, welke hy van het Ryk der Dieren, aan
het hooft der rangen van de viervoetige Dieren
en die van het geflacht der Walviffchen
gegeeven heeft, in zyn vierde rang die diereni
welke een onbedekt lichaam, en vier pooten,
o f het lichaam met fchubben, bedekt en vier
pooten, o f in ’ t geheel geen pooten hebben :
deze hebben alle bloed, en maar eene holligheid
in het hart: eenige van hunne wyfjes,
voegt ’er de Heer BriJ/b.n b y , zyn leventba-
rende ; de andere zyn eijerbarende. Alle
hebben zy echter eijeren; maar by eenige ge-
fchied de broeding buiten het lichaam. Alle
de dieren van dit foort kruipen;-hierom heeft
men ’er de naam van Kruiperit gedierte aan
gegeven; en dit, zecht men, zyn de eigent-
lyk Kruipende dieren,‘ onder welke men de
Slangen mede tellen moet. Men heeft kleine
dieren welkers lichaam, o f ten minffe. een
gedeelte van het zelVe, tot een beweging van
zamentrekking en uitrekking bekwaam is : in-
diervoegen dat dit lichaam, o f het gedeelte
van het zelve, meer o f min plaats naar zy-
nen wil beflaat : zy hebben noch. fprieted,
noch pooten , noch lidteekens. Men heeft
deze dieren de naam van Wormen gegeven:
zie dit woord. Deze kruipende dieren be-
flaan den laatHen rang van den Heer Brijjon.
Wat ons betreft, w y vinden ons geneigt
om die dieren maar alleen de naam van Krui-
pent gedierte te geven welke van pooten en
vinnen ontbloot zyn-, welke op de aarde niet
gaan, noch in het water zwemmen konnen,
als alleen door kronkelende bewegingen tot
welke hun lichaam in Haat is. Onder deze
dieren zyn eenige naakt gelyk de Wormen,
eehige Rupzen en Bloedzuigers, en de Slakken,
o f zyn gefchubt gelyk de-Adders en byna alle
de Slangen, o f dragen op hunne ruggen een
Heenachtige fchelp, gelyk de fchelpclieren.
K R U IE
R U I P E R . K R U I S B E K . K R U I S B E Z I E N B O O M ,- «3*
K R U IP E R , dit is een vifch van de Kaap
de Goedé Hoop, die veel ovéreenkomff met
de Roch van dit land heeft; dészélfs huit is
• glad en donker bruin.
K R U I S B E K , Loxia, dit is een vogel'
die eenigzins grooter als de groenling is,
welkers Huiden borH groen, en de buik w it
is , hy is vooral kenbaar aan de zonderlinge
gedaante van zynen bek, welke hem byzon-
der is. \ '
De twee Hukken van dezen bek zyn aan
het ‘uiteinde in een tegenflrydige zin geboo-
gen , en kruiffen. elkanderen , hierom heeft
men dezen vogel Kruisbek o f Schaarbek ge-
noemt. De Ichikking van deze twee Hukken
is niet altoos dezelve in de vogelen van, dit
fbort. ';Men heefc ’er van welke het bövenfle
gedeelte ter rechter zyde'wykt met het on-
éerfle gedeelte te kruiffen; en in andere wykt
hy naar de linker zyde. De gedaante van dezen
bek dient dit foort van vogelen om de
pyn-appelen door tefhyden, welkers-zaad hun
gelieft voedzel js. Men zecht dat zy drie maaien
in het jaar van kleur veranderen , volgens
de jaargetyden ; dat zy groen in de zoo-
mer, geel in den winter, en rood inde lente
zvn; andere verzekeren dat zy deze kleuren
in -drie jaaren beurtelingfch aanneemen;
dit laatfle gevoelen is het waarfchynelykfle,
en deze veranderingen van kleur konnen wel
van den ouderdom van dezen vogel voortkomen.
De zang van dezen vogel is vry aan<-
genaam; nmar mën zecht dat hy alleen des
winters zingt;. Hy maakt gewoonelyk zynen
»cH op de Pynhoomen. Deze vogelen ‘ zyn
gemeen in Duitfchland , Zweede en Noor-
wege: z y komen zomtyds medé op de WeH-
kuit van Engeland, alwaar zy groote ver-
woeffingen in de moeshoven aanrechten.,
KRUISJE E Z I E N B O OM , D o o r n -
BEZIENBO OM, KRUIS DOORN, STEKEL-
r e z ie NB o om. Men geeft deze naamen aan
verfcheide heelters welke met doornen bezet
en andere die ’ër geen hebben, en die mede
noch onderling in hunne vruchten verfchil-
lèn: wy zullen maar alleen van de voornaam-
He en meeffbekendHe {borten- fpreeken..
D e D 0-0 RNA C HTIG E K rUTS BE ZIE N-
BOOM, Grojfularia, is in twee foorten on-
dërfcheiden'; de- eene is wild en dé andere
aangekweekt: De wildé witte Kruisbeziënboom
is de gemeenHe i- hy Itoomt van zich
seïvemimdé-heggen en. in de boffehen-voort::
de boffehen van Saint-Germain en die van de
omliggende flreken van Montmorëncy zyn ’ er
mede vervult. Deze kleine boompjes zyn
zes voeten hoog: hunnen wortel is houtachtig
, en eenigzins vezelachtig; zy fchieten
een groot getal getakte Hammen uit, welke
alomme aan den oorfprong der bladeren met
Hevige doornen- bezet zyn. Zyne fchors is
purperachtig aan de oude takken, en witachtig
aan de jonge. Zyn hout heeft een kleur
als bleek palmhout: zyne bladeren zyn zo o
breed als de nagel van den duim, byna rond,
een weinig ingefneeden , groen, wollig,,
eenigzins rinsachtig en aan korte Heekjes
vaHgehecht. Zyne bloemen zyn klein en
hebben een lieffelyken reuk: zy komen met
verfcheide by élkanderen voort, enzyn fchoon
en hangen af, zy zyn uit vyffblaadjes zarqeh-
‘geflelt, welke in het ronde gefchikt, en aan-
oe wanden van de-kelk vaHgehecht zyn , die
in v y f deelen ingefneden is. Op dezelve volgen
ronde o f eironde vruchten o f beziën, die
van een gefcheiden en zacht zyn ,. zy hebbende
groote van druiven korien', en zyn met
Hreepen van het Heekje tot aan de navel, op
de wys van de middaglynen opdeglobèn,. bezet;
zy zyn eerH groen en zuur van fmaak;
maar worden geel by het rypen , en verkry-
gen even zoete en wynachtige fmaak-, deze
vruchten zyn met kleine witte kernen o f zaa-
den vervult-
Het foort van den- aaiigekweekten Kruisbeziënboom
verfchik van den voorigen niet,
als dat hy minder doornachtig is , en dat zy ne
bladeren en beziën grooter worden.
Het is dit foort van beziën welke witte
o f zoete Kruisbeziën nöemt; wanneer zy
noch groen zyn , gebruikt men ze in vërfchei-
de gerechten in plaats van verjuis. Z y zyn
verfriffende en zamentrekkende, verwekken
den eetluH , en zyn gewoonelyk behaagge-
lyk aan de zwangere vrouwen, wanneer zy
een afkeer van andere fpyzen hebben: zy ge-
ndézen de walgingen en Hoppen, den buikloop
, en zelfs dé bloedvloeijingen; in vleefch-
nat gekookt, • zyn zy nuttig voor kobrtzige-
Heden. Men eet dé rypen verfch van den ■
boom geplukt , maar zy - verderven hgtelyk
in de maag. Haar fap word éénigzins wyn-
achtig door dé- giHing.-
Ray zecht dat de Engelfchen een wyn vair
•deze rype vruchten zamcnHellen met haar in
een vat te doeny en ’er kokent water op te*
gieten: , zy Hoppen dit vat naauvvkeurrg toer
en laaten het op een gematigde plaats geduu-
rende drie o f vier, wesken léggen tot dat