
$6q K E I Z E R S K R O O N *
ftipt, o f een foort van fchakÊeringen van
yerfchillende kleuren. De kop van deze Hang
wykt in kleuren o f pracht voor'de andere
deelen van het lichaam -niet» Haaren bek is
geheel met fpitze tanden bezet: de fchubben
van den buik zyn op een luchtige wys met
zwarte flippen en vlakken gefpikkelu Haaren
ftaart eindigt in een zeer fyne en harde,
punt: haare ballen zyn vry zichtbaar in de -
afbeelding van SebaA
Dé Schryver van dz Dictionaire des Ani-
maux zecht, dat de Mexikanen dit dier mede
Waarzegger_of Slang die de toekomende zakken
voorzief, noemen. Z y willen, dat wanneer
zy dooi* önwéders , zwaare ziektens ,
peft, en andere diergelyke onheilen gêdrejgt.
worden', deze flang dezelve door zonderlinge
fchuiffelingen aanduid, die verfcheide foor-
ten van Slangen doen by een koomen. Wanneer
de Boeren hét fcherpe en onaangename
geluit van deze Slang hooren , zoo ontzetten
zy zich , en verwachten allerlei foorten van
Onheilen. Z y bewyzen dezelve uit vrees,een
godsdiénftigé ‘eer, even als o f zy met een pro-
fedfchen geeft begaaft waaren , door welke
zy de menfchen by tyds voor de aannaderende
onheilen, waarfchuuwen konnen._
K E I Z E R S K R O O N , K r o o n I mper
i a a l , Corona Imperalis. Dit is een plant
die uit de Oofterfche Landen oorfprohkelyk
is , én haaren naam van de fchikking van haare
blöemen ontleent, men kweekt haar in de
tuinen aan. Haaren wortel is een b o l, die
noch fchübachtig is , noch uit plaatjes, gelyk
die der leliën beftaat; Jnaar vaft, gelyk die
van den ajuin is , en door verfcheide vliezen
zamen geftelt word , w^Jke elkanderen be-
fluiien , hy is aan het onderfte gedeelte .vezelachtig,
en heeft een look reuk.. Haare ft|el
en bladeren gelyken naar die der wilde leliën;
haare bloemen zyn kroonswys gefchikt , bóven
welke zich een tros bladeren verheft. Ieder
dezer bloemen heeft zes bladeren, die een
klok vormen, en een purperachtige kleur hebben
, welke op het geel trekt; op deze bloem
volgt een langwerpige vrucht, die gegroeft,
en inwendig indrie-afdeelingengefcheidenis,
welke platte zaden bevatten : deze plant is
verzachtende, en haren wortel is ettermakende
; edoch men kweekt haar alleen om haare
bevaHigheit aan.
K E I Z E R S K R O O N . Dit is een een-
fchelpige fchelp , welkers kroon doornswys
getant is : zy behoort onder het geüacht der
Toot en. Zie dit ‘mort.
KEMELSHOOI*
K E L L E R H A L S , zie L a u r e o l a *
K E M E L S H O O I , öL K e m e l s -
s t r o o i , Schcenantes : dit is een foort van
Lidgras dat men uit Arabië bekomt, en met
bladeren , en zomtyds zelfs met bloemen bezet
is. Het is droog en ftevig ; de fteel is
rondachtig, blinkende , geknoopt , heeft de
lengte van een voet, en is met een fponsach-
tig merg vervult, hy is bleekgeel omtrent den
wortel, en purperachtig groen , omtrent zy-
lien top, wanneer hy noch verfch is; de fmaak
van deze plant is fcherp , bitter, en fpecery-
achtig; haaren reuk is een middelfoort tus-
fcheii die der roozen , en die van de polei,
en is zeer doordringende : ’er verheffen zich
verfcheide fteelen ‘ uit éene wortel. Men
noemt het Kemelshooi, ronde biezen, om het
.van de vierkante biezen te onderfcheiden ,die
door de Grieken, Cyprus genoemt zyn.
De plant van welke men het Kemelshooi
bekomt, noemt men juncus rotundus aroma-
ticus. Haare,wortelen zyn witachtig, klein,
buigzaam, houtachtig en vezelachtig; haare
bladeren zyn vier vingers breed lang , en gelyken
naar die van de tarw , zy zyn dik , en
op elkanderen , bywyze van fchubben gefchikt:
zy eindigen in een punt diehard,dun
en rond is ; zy omvangen de fteelen zeer vaft
met hunne fcheden , gelyk die van het riek
De fteelen koomeri uit den kruin van den wortel
voort; zy zyn dun aan hunne toppen , en
dragen airen van bloemen , welke twee aan
twee , gelyk die der Dolik gefchikt zyn ; de
bloemen zyn zeer klein, uit helmftyitjes, en
als een pluimswyze ftamper zamengeftelt; zy
werden door kleine kelken om vangen, welke-
uitwendig roodachtig zyn : op deze bloemen
volgen zaden , die een fcherpe fmaak hébben.
De geheele plant verfpreid een aangename
fpeceryachtigett reuk; zy groeit zoo overvloedig
in zommige landftreeken van Arabië , en
vooral in Nabathéa, en aan den voet van den
Berg Libanon , dat zy tot gemeen voedzel
voor de Kameelen verftrekt. Lenige noemen
haar Stroo van Mekka ^Palea de mecha, Ke-
melsvoeder en Kemelsftroo, Fcenum aut Stramen
Camaslorum. Voormaals zocht men alle
de deelen van deze plant tot gebruik voor de
Geneeskonft : zy zyn alle van veel kracht;
echter werden thans de bloemen alléén voor
de Theriakel hoog geacht, het is nodig dat zy
noch verfch zyn, anders hebben zy noch reuk
noch fmaak.
Het Kemelshooi is vergiftwederftaande, bevor
KERK-UIL. K E R K -U I L .
'vordert de maandftonden , de waterloozing,
■ doet den hik en de brakingen ophouden: men
■ neemt het in zelffbandigheit o f in een agcook-
zel in , om het hooft en de maag te verkerken.
Men brengt zedert eemge jaaren van het
Eiland Bourbon-, en Madagaskar , een ander
foort van Lidgras , o f Kemelshooi , dat een
veel fterker reuk en fmaak , als het Arabie-
fehe heeft-, het is meede veel groender ; en
deszelfs airen zyn veel kleinder en minder met
bloemen bezet: men bedient ’er zich van,
zecht Lemery, in een aftrekzel', bywyze van
thee , tegens de hardnekkige verkoudheden.
K E M E L S S T S .O O , zie K em e l s h
o o i .
K E N N A , dit is een foort van Indiaan-
fche Ligufter. Zie A l c a n a .'
K E N A T O P H Y T E , zie K o r a a l -
HOUD-.
K E N N I P , zie Hén nip-,
K E R K - U I L , Noctua Templörum alba.
Het is dezen Nachtvogel, welkers fchrikver-
Wekkend gefchreeuw, dat hy al vliegende uitbrengt,
die geene fchrik aanjaagt, welke angft-
vallig zyn. Veele lieden noemen hem Tovermens
Vogel' , o f Vigel van een kwaad voorteken
: hy is in alle Landen vry gemeen»
De Kerk-Uil heeft ten naaften byde groette
van een d u if, hy is veertien duimen lang,
■ en die van zyn vlucht is drie voeten ; zyn en
bék is een duim lang en krom aan het einde;
.-zyn tong is eenigzins gevorkt; zyn oogen en
kin zyn met een kring o f halsband omringt,
van kleine donsachtige vederen, die w it, en
met gcele en veel fteviger vederen geboort
■ zyn. Deze halsband o f kraag van vederen
begint ter wederzyden aan de neusgaten , en
gelykt naar de. fluyer van een vrouw; in diervoegen
dat de oogen , even als in een diepe'
holte ingezonken zyn, die door kleine vederen
ge vórmt worden , die in het ronde op-
ftaan. De borft , de buik -, en het onderfte
van de vleugelen zyn wit , en met donkere
vlakken gefpik-kelt,- die vierkant en in order
geplaatft zyn. De vederen van zyn kop, hals,
rug, en zelfs de groote pennen, zyn alle niet
fchoone kleuren verzien en gefebakeert, ’ t
zy met fpikkels, o f vaalronde ftrèepen. Z y .
ne beenen zyn tot aan de pooten met een dik
dons bedekt ; de vingeren der pooten zyn al-
5ÖÏleeïi
met weinige hairen bezet: de nagel van
de middelfte vinger is alleen een weinig minder
getant, als.die van den Reiger.
In deze vogel , als meede in alle andere van
dit foort,heeft het oog een zeldzaam en zonderling
maakzel; want het uidpringende gedeelte
dat zich uitwendig vertoont, is niets anders
als den regenboog alleen, in diervoegen, dat
wanneer de bal van het oog uit deszelfs holte
is uitgenomen -, het een helm verbeeld , de
regenboog o f ’t zichtbaare deel het hooftclek-
zei , en het verborgen d e e l, dat zich in alle
lichtingen uitftrekt, verbeeld de randen. De
oogen van deze vogel zyn vplftrektonbevveeg-
gelyk-: de inwendige randen der oogleden zyn
geheel in het ronde geel-. , ;
De Kerk-Uil onthoud zich gewoonelyk in
de diepe en ongenaakbaare gaaten der toorns,
in de opentogen der fteile rotzen, en holle
boomen. Men hoort zyn geluit omtrent e lf
uuren des avonds : hy maakt geen neft ; maar
lecht zyne eijeren op de naakte fteenen , o f
die ten hoogfte toevallig met eenige onreinheden
bedekt zyn. Hy lecht vier o f v y f lang- '
Wê-rpige eijeren. De Kerk-Uil blyft, geduu-
rende den dach in-zyn hol, in welk hy recht
op zyne pooten zit te flapen : de kop voor
' over hangende ,en den bek in de. vederen verborgen
, hy ronkt als een menfeh : hy wacht
dus1 de nacht af öm op'den ro o f uit té-gaan;
hy komt alsdan te voorfchyn, en vliegtfehuins
Of al tuimelende , gelyk de Ka t-U il: zyn en
vlucht fchy-nt door den wint geregelt te worden
; dezelve is zoo zacht dat men hem niét
hoort. Hy begeeft zich in de fchuuren, en
verricht hier het werk wan de befte Kat des
werelds; hy vangt hier de muizen met welke
h y zich voed ; hy verrafcht mede de kleine
vogeltjes, die op de takken zitten te flapen*
Het is niet zeldzaam dat men des morgens een
dezer vogelen in -een vertrek v ind, in welke
men veel muizen heeft, o f een dood lig*
haam zich bevind; diergelyke UitwaaiTemin-
gen trekken deze vogelen ligtelyk tot zich ,
die zonder veel moeite door defchoorfteenen
nederdalen. Het is door diergelyke voorvallen
, en om de plaatzen , op welke zich de
Kerk-Uüeri onthouden , dat men hen als een
kwaad voorteken befchouwt heeft.
Men vint in het hol van den Kerk-Uil, een
foort van kluwens, die de groote van een
hoender ei hebben. Deze kluwens zyn niet
anders als het overichot van zyn voedzel, en
beftaan uit vellen , hair, vederen , beenderen
, en andere rauwe ftoffen ; alles is konftig
in een ömkleedzel , dat de gedaante van een
B b b b beurs