
5 io J O N Q U I L I E .
hout fchaars i s , maakt men ’ér wagenaflen en
ander wagenmakers werk van. De Schryn-
werkers gebruiken het zeldzaam, zoo wel om
dat het moeijelyk te bearbeiden is , als om
dat het aan het knagen der wormen onderhe-r
vig is. Dit hout is zeer goed om te branden,
en geeft uitmuntende kooien,'het word tor
de glasovens zeer gezocht, om dat deszelfs
vuur Herk en zuiver is.
Men heeft een foort vau Jokboom met ge-'
fchakeerde bladeren., maar hy is niet zeer
-fchoon.
In Kanada groeit een foort van Jokboom
die men Goud Hout noemt: hy gelykt na den
Ipenboom , en brengt een vrucht gelyk de
hop voort. Dit hout is veel bruinder als het
onze, en werd zeer hoog door de Kanadia-""
nen gefchat, die ’er fchyven in de katrollen
voor de fchepen van maken. Dezen boom
is zeer fchoon , en verdient dathy in Europa
aangekweekt word.
JO N A S H A A I , dit is het grootHe foort
van Zee-hond, o f Haai. Zie H a a i .
J O N Q U I L I E , G e e l e N a r c i s me t
BIESACHTIGE BLADEREN,' N 'U r C Ï j f i j p .Ui l-
ci folius. Een plant die een bloem op e'en
lange Heel voortbrengt en in Maart bloeit.
Men heeft ’ er van verfcheide foorten : de
eerfte foort is de Groote Jonquilie ; haaren
- wortel is bolachtig, w it , en met een zwart
vlies bedekt; zy fchiet lange, fmalle bladeren
uit, die zomtyds rondachtig zyn, zy zyn
zeer zacht in het aanraken, buigzaam 'f en gelyken
naar die der biezen. Tulfchen de bladeren
fchiet een Heel u it, die in de lente aan
deszelfs top met bloemen bezet is , welkenaar
die van de gemeene Narcis gelyken, maar
•veel kleinder en geheel geel zyn ^en een zeer
Herken reuk hebben.
De kleine Jonquilie,' deze verfchilt niet van
de voorige, als hier in , dat zy veel kleinder
in alle haare deelen is , endatzy minder bloemen
voortbrengt.
De dubbele yonquilie verfchilt van de anderen
om dat zy veel dubbele bloemen voort-
brengtT, welke naar die der anemoon .gely*-
ken.
De Jonquilies werden in ’ t algemeen door
:zaad vermeenigtvuldigt, maar veel fpoediger
door de bollen die. men met een luchtige aar-,
de ter hoogte van een voet bedekt: men be-
fproeit hen middelmatig : men neemt ze in
de maand September o p , en fnyd ’er het hair-
en de vezelen a f ; de witte en de dubbele
JO O D . J O O D E N D O O RN»
geele, komen beter in potten als op bedden
voort.
> Dioscorides wil dat de wortelen der Jonquilies
braken verwekken.
J O O D , dit is een vifch van het Eiland
May in Afrika, welkers vleefch uitmuntent
is: zyn bek is dubbelt ;_de bo venfte dient hem
niet om zyn voedzel in te zwelgen, maar hy
ds met kleine buizen vervult die de lucht inzuigen;
zyne vinnen gelyken naar die van de
kabeljaauw; Hifioriefche Befchryving der
Reizen.
J O O D E N D O O R N , Paliurus. Dit is
een foort van klein boompje, dat natuurlyk
in de heggen., op vochtige en onbebouwde
plaatzen van de Zuidelyke Landfchappen van
Vrankryk en Italië groeit : he’t heeft zomtyds
de hoogte van een boom. Zyne wortel is
hard en houtachtig; zyne lange Hammen hebben
een zeer vaH hout, zyn gekromt, en op
iedere tuflchenwydte met twee doornen bezet
, waar van de eené krom en de andere
recht is. De doornen welke naby de bladeren
Haan zyn veel kleinder, en zoo fchadelyk
niet als die der andere gedeeltens, welke men
niet onbefchadigt behandelen kan, om dat zy
zeer fcherp en Hevig zyn. Zyne bladeren zyn
klein, rondachtig, van een luiHerryke groene
kleur o f roodachtig. Zyne bloemen, die
zich in de maand Juny vertoonen, zyn geel,
klein , aan de toppen der fleelen byeenge-
fchikt, en rooswys te zamengeHelt: zy veranderen
zich in een vrucht die de gedaante
van een losgemaakte hoed heeft, en bevatten
een noot die in drie afdeelingèn gefcheiden
is , welke gewoonelyk ieder een Zaad bevatten
dat de kleur en gladheit van het lynzaad
heeft.
De bloemen van den Joodendoorn vertoonen
zich in het laatHe van de lente of-het begin
van den zoomer: de vrucht is in den herfH
ryp , en blyft den geheelen winter aan het
boompje. Èenige noemen'dén Joodendoorn
Chrifius-doorn, om dat zy gelooven dat de
doorne kroon, die de Jooden Ö'p het hooft
van onzen Zaligmaker plaatHe, van dit boompje
zamengeHelt was. Tegenswoordig maakt
men ’er heggen van , welke zeer goed zyn om
de dieren te beletten in de tuinen te komen.
Hy wederHaat mede vry wel den winter: dezen
heeHer is noch niet zeer algemeen in
Vrankryk. De wortelen, Hammen, en bladeren
in .een afkookzel gebruikt , Hoppen
den buikloop-; zyne vruchten zyn zeer pisdryvent,
J O O D E N L Y M . .
v e n t e n bevorderen de borHzu»ivering in de
vochtige aamborHigheit.
J O O D E N L Y M , A s p h a l t , A'sphat-'
tas. Deze,,namen geeft men aan een foort
van lym. die men uit het Asphaltiefch Meer
o f de Doode Zee bekoomt. Men geeft medé
in het algemeen de naam vatr Asphalt aan alle
harde bitumen, die men in het begin van deze
eeuw in Zwitzerland ontdekt hééft..
De Joodenlym o f Joodfche bitumen, is een
zwaare, vaHe en wryfbaare zelfHandigheit,
die. een bruine-of zwarte en blinkende kleur,’
en een bitumineuzen reuk heeft, vooral wanneer
men dènzelven warm- maakt; hy ontbrand
ligtelyk en word op het vuur vloeibaar.
’Er verheft zich van den grond, naar
de oppervlakte van het Asphaltiefch Meer ,
een meenigte van dezen bitumen die ’er op
dryft. In den beginne is hy zacht, lymach-
tig en zeer kleverig;, maar door dé tyd verdikt
h y , en verkrygt meer hardheit als het-
pik. Wanneer hy noch zacht is , verzamelen!
hem de Arabieren om hunne fchepen te be-
pikken.- Dezen Joodfche bitumen werd zbm-
tyds Mumiengom genoemt,' om dat het gemeene
Volk in Egypte ’ér voormaals gebruik
yan maakten om de doodelichaamen van hun- -
ne bloedverwanten te balfeinen.
Men vint meede in de aarde mynen van
Asphalt o f Bitumen. De èerHe die men in
Europa ontdekt heeft, is die van Neufchatel
m Zwitzerland. Deze ontdekking is door de
Heer de la Sablonieregedaan. Hy heeft ’ er
meede een in den Neder Elzas ontdekt. De
bitumen die men uit deze twee mynen bekoomt,
is ten naaHen by van denzelfden aart*
die van Neufchatel vint men doorgezypelt
tuücheiï een foort van Heenen die bekwaam
zyn om tot kalk te branden, en die van den
Neder El'zas tuffehen twee beddingen van
kleiaarde, het opperite bed van. deze twee
mynen is met een bank van zwarte aarde bedekt,
die een o f twee voeten dikte heeft.
De Bitumen van Neufchatel fmelt op het
vuur, wanneer men ’er één tiende gedeelte
pik onder mengt: men fielt ’er een bêftryk-
zel van te zamen, dat ondoordringelyk vo'or
het water is en zeer lang duurt, mits het niet
op het drooge voor de hitte der zon blootve-
ftelt is. In het jaar 1743. M dé groote konj
van den tuin des Eonings van Vrankryk met
dit. meiigzel herflelt; en zedért dézen tyd is •
zy m want' gebleven. Het is mede met deze''
itoffe dat men te Vérfailles de waterkommen -
vau £.atQnar ,en de Zegeboogj,als mede. de.
J O O D E N L Y M . 511
fchoone witte vaas, op welke- de offerhande
van Iphigenia verheelt is , herftelt'Kéeft.
Met de Asphalt van Neufchatel','heeft de
Heer de la Sabloniere de Piffasphalt tezamen-
geftelt, welke gebruikt is om twee fchepen
te bepekken die naar Ooft-Indië beftemt waren
, het cene naar Pondichcry en het andere
naar Bengale. Schoon deze fchepen op hunne
terugkomft een gedeelte van hunne bepek-'
king verloeren hadden, zoo waaren zy echter
veel minder van de wormen doorboort,
als die geene welke op dc gewoóne wyze be--
pikt waaren.
De. ontdekking van de Asphaltmyn in den
Elzas, is door een fontein veroorzaakt, welkers'water,
fchoon zuiver en klaar zynde,
ee;n weinig naar teer fmaakt, door de bitü-'
mén deeltjes met welke het beladen’is. De •
Inwoonders van dit land fchattên dit water"
zeer hoog om den buik te zuiveren en den eet--
luit te verwekken: de bedingen met dit wa-'
ter zyn me'de zeer heilzaam tegens de gebree-
ken der huit. ’Er verheft zich' alle bógen-
blikkcn op de „Oppervlakte van dit water een ■
zwarte bitumen en een roode o lie , die ’er des
zoomers in grooter hoeveelheit als dés win- '
ters pp dryven. Men k an ’er tien o f twaalf ‘
ponden iederen dach van verzamelen: hierom
heeft men aan deze mineraalc bron , den naam
van Backelbroun o f Pikfontei'n gegeéven. De
overlevering, van dit land zccht, dat men deze
fontein gegraven heeft in de verwachting
dat men ’er een koper o f zilvermyn vinden
zoude. De myn die men hier géopentheefc,
ftrekt zich zes uuren in het.ronde uit; behal-
ven de aderen van den Asphalt die men hier
vind, en welke zomtyds op e.enige plaatfen
zes voeten dikte hebben , liggen ter diepte,
van dertig vöeten, en andere ter diepte van !
zéftig voeten, men, hoopt hier een groote
ader van fteenkoolcn te zullen vinden,; want
men begint reeds eenige Hukken te ontdek-
ken; én. met den arbeid te vervolgen , zou
men wel e'en zeer jyke koper o f zilvermyn '
vinden konnen, want de vuurHeenen Qpyri-
téO die men ’ér in ontmoet, zyn van den
zelfden aart als die van St. Maria in de ■
Mynen.
Men bekoomt thans uit deze myn, met het '
?and in water te laate koóken , éerr foort van
zwart fm eer fél, dat goed is om de raderen der
raderwerken, tebeHryken. Door middel van
de diHellatie per defcenjium, trekt men uit de
erts o f rotsHeen , en deszelfs roode aarde, een :
groote hoeveelheit van peter-olïè: hét is dezen
bereiden olie , die de- Heer de la Sahlonnïere ’