
E E N D . E E N D .
É K
pompóenfchel die doorboort is , oiïi 'tè konden
zien en gemakkelyk adem te halen, zy
duiken dus in ’t water , en zwemmen o f gaan
indiervoegen voort dat men -alleen de pompoen
ziet : de Eenden die gehoon zyn om
pompoenen te zien dryven, vreezen derzel-
ver aannaderirig n ie t; zoo ras de vogelaar
haar in zyn bereik heeft, zoo grypt hy ze by
-de pöotèn, en trekt haar onder water om
haar gefchreeuw tê verdooven, en den hals
te breken,_/.
De E e n d e n v an de G o u d k u s t , die
van de Kaap de Goede Hoop, van Jamaika
en Cayenne, zyn mede wild in ieder dezer
landen: men vind dezelve in de Savannes;
haar vleefch is eenigzins fterk en goed om te
eeten : de Creolen zeggen dat deze muskus
finaak afhangt van een klein klierachtig klompje
, dat aan den fluit van deze -Eenden ge~
plaatfl is.
. M e x i -k a a Ns Che E e n d : A n a sM e x i -
cana. Deze Eend heeft de groote van onze
tamme Eend; zy is zeer- zonderling en- wel
waardig om gekentte worden. c1ee.1).
dikken en groote kop die met een dikke'kuir
bezet i s ; haaren buik en hals zyn zilver kleu-
rig gelyk dier van zommige Fuuten; den land
der oogen is met witte vederen in de mannetjes
bezet, en met geele by de wyfjes.
Haare bouten zyn indiervoegen aan het lichaam
gehecht dat z y noch gaan noch vliegen
konnen: zy konnen ’er zich alleen tot zwembuien
van bedienen. Z y broeden haare jon-
gen in het lifch en in de biezen uit. De
groote bygeloovigheit der Indianen doet de
inwoonders van deze landftreek zeggen, -dat
men in den kop van dezen vogel een edel-
gefteente van een groote waarde vind , die
alleen aan God gcwyd moet worden. Men
heeft mede in Brazïl een wilde o f trek Eend,
die de Indianen I 'einpntlnhnou noemen; zy is
aanmerkelyk om haare vederen, welke met
blinkende vlakken bezet zyn, die dikwyls na
de oogen der paauweftaarten .gelykep , o f
naar de plant Zonnewende, het opperite van
haaren ftaart is van een luifterryk groen, en '
het onderfte wit.
T a k E e n d . Dezen vogel is byzonder
aan Louiftana en geheel Amerika: men noemt
hem dus om dat hy zich gaarne op de takken
der boomen zet; een eigenfchap dié wéinig
o f geen andere Eenden hébben. De kóp dezer
Eend is met een fchoone kuif vcrfiert, én
-die fraai - gekieiirt is: haare oogen zyn ï'oèct
en even als ontdoken. De byeenfchikking
van haare fchoone en onnavolgbaare gekleurde
vederen, doet dezen vogel door de Indianen
Zeer begeert worden; z y verfieren hunne
calumets met' het vel van zynen hals; het
vleefch van deze Eend is muskusachtig.
Volgens deze befchryving van de verfchil-
lende en voornaamfte foorten van Eenden,
zoo kan men opmerken dat deze vogelen ge-
palmt , of-de vingeren der pooten met vliezen
aan een verknocht hebben; en ondanks
deze óvereenkomft met de Ganzen, zoo ver-
-fchülen zy hier in van dez'eive dat haare póo-
ten nader by den fruit geplaatft zyn; het ach- ’
terfte gedeelte van het lichaam fchynt den
geheelenlaft te dragen. Z y fehtrdden mét de
borft, waggelen met het achtefftfe .gedeelte,
en fchynen zich met moeite te beweegen.: zy
gaan langzaam , en vliegen met meer fnel-
heit, maar z y zyn zoo loom en hebben zoo
weinig :vlugheit, dat haare vleugelen" onder
het vliegen altoos veel geraa"S maken. Het
is dus dat de Natuur, om een foort van
evenwicht in haare voortbrengzelen te be-
waaren, minder beyalligheit en gemakkelyk-
heit ih de vlucht der vogelen~geplaatfHïeèft,
die, behalven dit, met zeer veel radheit zw em-
men. De Eend is , inzekervoegen, een twèe-
flachtige vogel, o f een vogel van beiderlei,
leven: hy zwemt; hy gaat'over de aarde,
en vliegt door .de lucht, doch zyn vlucht is
zeer bèzwaarlyk in de ruityd , die . omtrent
het einde van Mey voor de 1 mannetjes is ,
wanneer de wyfjes beginnen te broeden. In
tegendeel begint dé ruityd voor de-wyfjes
-niet eerder voor :dat de jongen groot en tot
vliegen in ftaat geworden zyn , dat is te zeggen
omtrent het einde van Juny; in welken
tyd de mannetjes, weder vliegen "konnen na
dat. zy hunne vederen weder gekregen hebbes.
Alle de oude vederen vallen in ‘den
tyd van een week uit. Men ’gelooft dat het
mijen der vogelen uit dezelve "oorzaak voort-
koomt als het uitvallen der hairen van de
menichen en dieren , wanneer zy van een
zwaare ziekte geneezen zyn. De verliefde
driften veroorzaken aan de mannetjes Eenden
gelyk mede aan die van alle'foorten van
dieren, niet alleen een foortvan koorts, maar
z y vermageren ’er zelfs d o o r o m dat hun
lichaam uitgeput word dóór de begeerte en
genieting der vermaken die de liefde inboezemt
en verfchaft. Wat de wyfjes betreft,
E EN D EKU IK EN . .E ENHOORN.
den tyd, o f der bröeding,. o f der dracht en
de opkweeking van haare..jongen , evenaart
een ziekte o f langduurige vallen , ...vermits
zy-zich geduurende dezen tyd door weinig
voedzel te gebruiken vermageren , en zom-
tyds wel door penen geftadigen arbeid. Wannéér
deze tyden voorby zyn , zoo verkry-
gen beide geflachten wel ras hunne voorige
krachten en vetheit weder.
■ Eenige foorten van Eenden maaken haare
nellen in de boomen, en brengen haare jong
en , met den bek, in ’t water zoo ras zy
uitkóothen. De- tong dezer vogelen is'ter
wederzyden met een foort van kleine tanden
bezet, en heeft zeer teergevoelige zenuwen,
dié hen; génpeg zyn ,. om door de fmaak alleen',
fep zonder het te zien , hun voedzel
uitüeldezen. . De mannetjes Eend heeft, een
zwakker, fchorder o f minder doordringende
item als, de wyfjes. Aldrovandus, verwondert
zynde dat dezen vogel een zoo.lniden
fclierp gefchreeuw maakt, en dat hy. zynen
kop' zoo lang onder het water houd:, wil dat
toen ’ er. de .oorzaak van zoeken moet in de
gedaante van de luchtpyp ,• die , op de plaats
alwaar zy zich in twee takken verdeelt om
zich naar de long te wenden, een foort van
harde blaas heeft, die kraakbeénig en hol is ,
zy hangt naar de rechterzyde over alwaar
zy veel. gróocer fchynt. Dé Eenden zyn gul-
zig , onverzadèiyk, eeten alles, en vernielen
gelukkig de kleine kwade planten , en
het grootfte gedeelte der fchadelyke infec-
ten. Z y zoeken al taflende in de flyk haar
voedzel alwaar zy wormen, fpinnekoppen,
doode viifchen, kikvorfchen en padden vinden
: zy eeten ook alle onreinheden die men
uit de huizen werpt. De wyfjes Eenden zyn,
gelyk die der Ganzen, onderhevig om wanschapen
eyeren te leggen. Wanneer het weêr
enftuimig fchynt, Schreeuwen zy meer als
na gewoonte, klappen.met de vleugelen, en
fpeelen in het water. Z y duiken onder water,
wanneer zy de vervolgingen van haare
vyanden ontgaan willen.
: E E N D E G R O E N , zrê W a t e r l in z
e n .
E E N D E K R O O S T , zie W a t e r u n - £ EN.
E E N D E K Ü I K E N (j Wild.) Men ver-
ftaat hier door de jonge wilde Eenden, en
dié géenfe welkewan tamme Eenden voort-
komen,;.die mén aan den oever van.een v y -
E ENIG E . EENOOG . E EN SCH E L P : <295
ver laat broeden, maar welkers jongen alleen
leven van ’t aas dat zy zoeken.
Het wild Eendekuiken verheit zynen naam
zoo ras het vliegen kan, en verkrygt als dan
die van wilde Eend. Een ieder weet dat zy
v.an. een veel beter fmaak zyn als de tamme
Eenden. Dezen fmaak is ongetwyfelt het
uitwerkzel van het voedzel dat zy zoeken,
en de geftadige beweging die zy door het
vliegen hebben; want het is zeker dat niets
meer in ftaat is om de Tappen der-dieren vlug
te ,dpen worden als de beweging. Zie E e n d .
E E N H O O R N , dezen naam geeft men
aan den Eenhoprn-vifch, die de Narhwal-der
yslanders is.
E E N I G E (jde), dezen naam geeft men
aan een foort van 1'chelp van het geflacht der
Rotshoorns, en de bende der eenfchelpige,
ter oorzake van de gedaante van haaren mond
die tegens gewoonte; van de rechter naar de-
flinkerzyde gedraait i s , met een" fluitfehelp
die platachtig is : haaren ftaart is fpits. Deze
Rotshoorn is niet gemeen , zecht de Heer
d' Argenville, ConchiJiol. png. cyc. edit. de 1757.
E E N O O G )de) Monopbthalmus, een
iOoftrlndifche yifch, die.dus genaamt word,
om dat hy maar een 'oog in het, midden van
den kop heeft; zynen kop is van een buite-
-woone gedaante , en gejykt naar die yan
.eenige infeélen ;. zyn lichaam is dun , zyn
Jtleur blaauw: op den rug heeft hy lange vinnen
die naar den kop omgebogen z y n : behal-
ven deze heeft hy noch andere vinnen, zoo
wel öp den rug als aan den buik: hy heeft dit
noch byzonder , dat hy vinnen op de kieuwen
heeft die zich achterwaarts ombuigen.
E E N S C H E L P I G E , Univahia , dezen
naam geeft men aan de.fehelpen die uit
een iluk beftaan.
De Eenfchelpige Schelpen zyn de eerfte
bende der Schelpen , zoo wel der Zee en
Delfbaare Schelpen , als die der Rivier en
Aard Schelpen; men kent ’e r, zecht de Heer
dd'Argenville , vyftien geflachten van , dat
Zee-Schèlpeji zyn', zeven onder de Rivier
Schelpen, zes die tot de Aarde bebooren,
en veerden onder de Delfbaare. W y zullen
op het algemeene woord S c h e l p e n het
verkort hiiloriefch zamenftel der verfchillen-
dè fchelpen voorlieden, en verdere verklaringen
geven, op de artikelen o f woorden die
de foorten onderfcheiden.;
E E N -