welke-een aangename reuk heeft, en eenig-
zins naar die van muskus ge lykt, en een
fcherpe fpeceryachtigen fmaak heeft. Z y
bemint vochtige plaatzen , en vette aarde-
Men confyt de ribben der bladeren en het
zaad met zuiker.
Men fchat de Angelika. maag en hartver-
derkent, zweetdryvent, wondheelende en
tegehgiftig. Om zich voor de ped te bewaren
, weekt men derzelver wortelen in
azyn: men houd.dezelven aan de neusgaten
o f kaauwt hen;, o f wel men drinkt Auditeren
den azyn in. welke z y geweekt hebben-
Men ilrooit gedooten Angelika-wortel op
de kleederen, om dezelve voor befmetting>
te bewaaren.
A N G E L IK A J Doornachtige}' Araïïa,
een doornachtige heeder, welkers bloemen
in groote troffen by een groeijen, welke uit
honderde kleine zonnèfchermen zyn te za-
men g ed e lt: dêszëlfs bladeren hebben veel
overeenkomft met die van „d e Angelika.
p.eze heeder. bemint vochtige gronden ;; hy
is noch hooger te fchatten..om zyne zeldzame
gedaante , als om de fchoonheit van.
zyne bladeren en groote bloemtroffen..
A N G O L A M , , een altoos groene boom,,
die zeer fchoon wort en op de kult van
Malebaar groeit; zyne vruchten gelyken vry.
wel naar kerfen. Deze boom is by deze
volken het teken van de koninglyke waar-
digheit; een voorrecht dat hy aan de.fchik-
king van zyne bladeren.verfchuldigt is , die
kroohën óp zyne takken vormen. Deszelfs
wortel tot poeder, gebracht, is. goed voor. de
Be eten der Hangen..
A N I N G A I B A , eën-Braziliaanfcha
boom die in het water g ro eit: hy fchiët
maar eene. wortel die zeer bros i s ;. zyne
bladeren hebben eenige avereenkomft met
die van Plompen.: -hy brengt groote. bléek-
geele eenbladige bloemen- voort r op welke
vruchten volgen die de gedaante en groote
van Struis vogel.eyeren hebben, zy zyn groen
en met een wit vleefch v ervult, dat wanneer
het ryp wort een meelachtige - fmaak
verkrygt. B y misgewaden,.. maakt men gebruik
van deze vrucht; maar derzelver onmatig
gebruik is gevaarlyk, want dit vleefch
ï$ koud en winderig., De Negers gebruiken
zyn hout, dat ligt en valt is, om fchuiten
te maken ,,, die. uit drie planken zamengedelt
3» .
A N O L I S , een klein foort van hage-
diflèn , dat zeer gemeen op de Antillifche
Eilanden is: haar lichaam is niet grooter als
de kleine vinger: haar vel geelachtig en met
blauwe , groene en gryze lïrepeir geteekent.
Deze hagediffeii' loepen des daags om de
hutten om haar voedzel te zoeken : des
nachts verbergen zy zich in de aarde , en
maken een icïïerper en laftigergeluit als de
Krekels. Men eet deze hagediflen, die men
zeer maifch en gemakkelyk om te verteeren
vint»
Volgens het verhaal van dén Vader du
Tertr-e, heeft men noch een ander foort van
Anolis, die een en een halve voet lang zyn:
deze komen niet uit de aarde dan op het
heetfte van den- dach zy voeden, zich met
kruiden, en knagen de beenen en vifchgra-
ten a f die men weg werpt. Zoo men ’er
een dood, komen, de andere en verflindem
dezelve»
A N O N A . Dit is een heefter die in de
Misfifippi groeit: hy brengt rooswyze.bloemen
v o o r t,. op welke vleeztge vruchten-
vólgen, die eenigzins naar een konkommer
gelyken. Den reuk van deze vrucht is on—
behaagelyk.; echter eeten de Wilden dezelve
, en vinden haar vleefch aangenaam. Men*
zecht dat de fchel van deze vrucht aan de
vingeren , een zoo fcherp en-bytent vocht
la at, dat, zoo men dezelve aan de oógèir
brengt, zonder hen te waflehen zy, een ont—
fteking veroorzaken., die van ondragelyke
jeukten vergezelt is. Dit ongemak duurt niet!
langer als vier en twintig uuren , en heeft,
geen fchadelyke gevolgen. Deze heefter
heeft in Vrankryk noch geen vruchten voortgebracht.
A N P A N " , een tweeichelpige Schelp,
de grootfte die de Heer Adanfon aan de Senegal
heeft waargenomen. Z y is zeven duimen
lang, en zoo bros als glas; "en zy heeft
de gedaante van de kleine hamfchelp. De
Negers-viflehen dezelve in ‘meenigte. De
Europeanen en Inwoonders vinden haar vifch
zeer fmakelyk..
A N T A , een dier van Paraguay -, dar
eenige overeenkomft , in de uiterlyke gedaante
van het liehaam, met den Ezel heeft -
maar zyne ooren.z yn .zeer- klein: het heeft
een fnuit die het uitftrekt en toefluit gelyfc
den Oliphant, en van welken het ichynt dar.
het. zich. bedient om adem te halen. Des-,
daags „
da?ags $ voeden deze dieren zich met kruiden;
en des nachts, eeten zy zout flib. De Jagers
verbergen zich des nachts op de plaatzen'
daar men deze flib heeft. Wanneer zy
dezelve gewaar worden, ontblooten z y een-
klaps een ontftoken fakkel die hen verblint,.
waar door zy tyd hebben om hen te dooden r
hun vleefch is zoo.goed als dat der koeijen
de krygslieden- maaken van derzelver huit
een foort van helmen die de gylen wedermaan.
A N T A L E ' , een zee-fchelp, die. de gedaante
van een gekromde o f waffende maans-
wyze pyp heeft. Zie Z e e - P y p e n .
A N T H R E N Ë , deze n aam we rd,-in
een onlangs uitgegeven Franfch werkje, onder
den titel van F'erkorte Hiftorie der Infec-
pen, aan een zeer klein foort van fraije Tor
gegeven, die zich óp de zonnefchermige en'
tros wyze bloemen onthoud , zomtyds vint
men ’er duizende by elkanderen. Deze Torretjes
zyn met een foort van'kleine-gekleurde
ïchubbembedekt, die-, wanneer men
dezelve even a a n ra a k t lo s gaan, en het
infeét, dus1'ontbloot , Vertoont zich geheel
zwart. Dë Popjes o f Tonnetjes van deze
infëéten hebben hun' verblyf in de* doode
dieren en halfvergaane.planten; en zyn'niet
dan te wel békent van hen die kabinetten der
Natuurlyke Hidorie verzamelen ; want zy
groeijen, voeden, zich, en ondergaan hunne
veranderingen in de lichaamen der dieren die
z y tot d o f vergruizen.-
A N T P M 0 'N I E , S f ï e s g l a S , Antimonium
, een metaalachtig mineraal, dat ge-
woonelyk met verfcheide vreemde doffen
vermengt is :, als Iteenen, metalen , o f andere
metaalachtige zelfdandigheden. De natuurlyke
Antimonie fchynt uit kleine glinlieten
de draadjes zamengellelt, die regelmatig
gefchikt of,zonder order door een gemengt
zyn ; zomtyds heeft h y de gedaante van ge-
polyd yzer o f lood; doch h y is vergruis-
baar en met een witte Heen vermengt. Men
vint byna overal Antimonie - mynen , in
Duitfchland, Hongaryen en Vrankryk. De
Antimonie van de bergdeenen door de fmel-
ting* afgefcheiden-, werd rauwen Antimonie
genaamt.
De Antimonie is zamengedelt uit een metaalachtige
zeldandigheit, die men de Re~
guhts o f het Koningje noemt, en uit een
zwavelachtige zelfdandigheit die omtrent
èen derde gedeelte uitmaakt. Dit Mineraal
heeft gelegenheit tot groote twiden in de
Geneeskond gegeven: in 9t jaar 1566. wanneer
deszelfs waaren aart noch niet bekent
was,, wiert het gebruik van den Antimonie
in Vrankryk door een Befluit van het Ge-
noodfehap der Geneeskbnflverboden, ’t geen
door een Arrefl van het Parlement bekrachtigt
wiert. In weerwil van deze bevelen ,
ondernam., Paumier deCaen, een groot Schei-'
kundige, en bekwaam Geneesheer, metyoor-
uitzicht van het groot voordeel dat men* ’ er'
in de Geneeskonll van trekken kon, om zich
’ ër in ’t jaar 1609. van* te' bedienen-, ’t geen
te weeg bracht dat hy afgezet wiert. Plet is
niet dan tragelyk en-met tegen het menfehe-
lyk gellacht te w ó r f le le n d a t men daar toe'
geraken kan om het zelve nuttig'te zyn. Der
kracht van dit mineraal wiert eindelyk herk
en t, en in het jaar 1637. in* het boek der
Geneesmiddelen ingefchreven.-
Dit mineraal | door-de handen van bekwa--
me Sehëikundigen behandelt zynde, is een'
der voórnaamfle grondllagen van de hooft--
geneesmiddelen geworden. De Konfl heeft
het zoo ver gebracht, dat zy het zelve onder
haar bedwang gekregen heeft, en om ’ër een’
braakmiddel,. purgeermiddel, o f eenvoudig'
bloedzuiverent middel' uit te' bereiden. Men
maakt ’er mede de Kermes mineraal, de braking
verwekkende wynfleen, de goüd-zwa-'
vel van antimonie van , en een meenigte andere
bereidingen. Het is in het uitmuntent
Woordenboek der Scheikunde , dat- men den'
waaren aart van .déze delfflof kan lieren kennen.,
benevens de verfcheide nuttige berei-
dingeiv die mén ’ er uittrekken kan v en do
konfl met welke men het zelve bereiden
moet. Een" der geneesmiddelen tegen het
kolyk der Schilders en Loodbewerkérs, werd
gemaakt van glas van Spiesglaso f glas van
Antimonie, en poeyer Suiker, ondér een ge-
mengt, en tot een deeg gebracht.
De Antimonie werd mede in de Konden
gebruikt: meff bedient’er zich‘ van om de
bolleglazën te polyden. Wanneer men het
ondér koper vermengt, maakt het zelve het
geluit der blokken veel zuiverder; een k le i- ■
ne hoeveelheit in het lood gémêngt, maakt
de fpys der drukletters uit: het maakt het
tin witter en‘ harder. Het geele verglaas--
zel van het Delffch en ander föortgelyk-
poréelein , werd van antimonie , fchoor--
deenroe#, kalk van lood,.zout en zand ver--
vaardigt;.^
H ï A'N