alléén van het foort dér bruine Beeren,
van welke de mannetjes inderdaat de eerft-
gebooré jongen verflinden, wanneer zy dezelve
in de neften vinden. Maar de wyf»
jé s , in tegendeel, fchynen dezelve tot de
woede toe te beminnen: zy- zyn, wanneer
z y geworpen hebben, veel verwoeder, en
veel gevaarlyker als de mannetjes; zy vechten^
en ftelïen zich aan alle gevaren bloot
om haare jongen te befohermen.
Het is -omtrent den Herfft dat de Beeren
elkanderen zoeken; het w y f je r s , zoo -men
zecht, veel vuuriger ab het mannetje; mem
wil mede dat zy zich op den rug lecht, om
het mannetje te ontvangen, dat zy het fterk
omarmt, en zeer lang mffchen haare pootem
heilooten houd; maar het is zekerder dat zy
jzich op de wyze der viervoetige dieren vermengen.
Men heeft Beeren , die men opgefloten
h ie lt , zich zien paaren en jongen
Vóórtbrengen : maar men heeft de tyd der
•dracht -niet opgemerkt; vermits de Beeren
twintig o f v y f en twintig jaaren leven, en
dat de tyd van de dracht gewoonelyk evenredig
met die der leeftyd is , zoo heeft men
rede om te denken dat de dracht verfchei-
de maanden duurt. Het mannetje en wyfje
woon en niet te zamen, z y hebben ieder een
afzonderlyke fchuilplaats, en zelfs verre van
elkanderen verwydert. Wanneer zy geen
hol können vinden om zich te verfchuiien,
breken z y hout a f, ’t welk z y by een verzamelen
om zich een fchuilplaats zamen te
Hellen, die z y indiervoegen met kruiden en
bladeren bedekken , dat ’er het water niet
door kan dringen. Het wy fje bereid een
legering van mos en kruiden voor haare
jongen in het achterftp gedeelte van haar
h o l : z y werpt ’ er doorgaans een , twee,
drie o f v ie r , die de hulp der moeder noodig
hebben , en haar een o f twee jaaren volgen.
De ftem der Beeren is een gromming,
•eén fterke morring, die zomtyds met een
knarfmg der tanden vergezelt i s , die zy
vooral doen hooren wanneer men hen vergrämt
: zy zyn zeer aan gramlehap onderworpen,
en hunne gramfchap is altoos mét
'verwoedheit vergezelt en zomtyds van hard-
nekkigheit. Schoon zy zachtaardig, en zelfs
gehoorzaam voor hunne meefters fchynen ,
•wanneer zy tam gemaakt zyn, zoo-moet mén
•hen echter altoos wantrouwen, en hen met.
•omzichtigheit behandelen ; vooral hen niet
-op het einde van den neus noch tégen de
teeldeelen Haan. Men leert hen op de ach-
terfte pooten loop en , poftuuren maken en
danfen-; zy fchynen zelfs -naar het g e k it de’r
fpeelmigea te hooren , en .plompelyk de
maat volgen: maar om ben dit foort van
onderwys in te planten, moet men hen jong
vangen, en hunne .geheele leeftyd in bedwang
houden. Men ziet te Bern, hoofd-
itad van hét Zwitzerfche Canton van dien
naam, een Beeren Kuil; dezelve beftaat uit
een foort van twee open holen, in welke
men verfcheide Beeren voed , die, fchoön
z y inwoonders van een zéér volkryke Stad
z y ne c ht e r niet minder wöeft fchynen: dit
gedenkteeken is ongetwyfelt aan het wapen
van de Stad en het Canto* gewyd, dat een
Beer is. De 'wilde Beer wykt van zynen
wech niet a f, en vlucht op bet,gezicht der
aenfchen niet; echter wil men dat men hem
door het geblaas op een klein fluitje indiervoegen
verrafcht en v e r b a a f t d a t hy ftil
houd en zich op zyn achterfte pooten oprecht:
dit tydftip moet men waarnemen om
hem te fchieten; zoo men hem alleen kwetft,
koomt hy met woede op den Jager aanvallen
, omvat hem met zyn voorfte pooten;
en zou hem - verflikken zoo men hem niet
te hulp komt.
Men vangt de Beeren, en jaagt op dezelve
op verfcheiderlei wyzèn in Zwede, Noor-
wege en Pole. De minfl geyaarlyke wyze
om dezelve te vangen, is, zoo men zecht»,
met hen dronken te maken, door braudewyn
in den honing. te mengen , naar welke zy
zeer gretig z yn , en welke zy in de ftammen
der holle hoornen zoeken, In Louifiana en
Kanada, alwaar, de zwarte Beeren zeer gemeen
zyn , nemen z y him verblyf in holle
hoornen, zomtyds ter hoogte van dertig ó f
veertig voeten, want z y klimmen zeer wel:
men fteekt deze hoornen in brand, en wanneer
het wyfje afkomt, 'dood men haar voor
dat z y 'o p de aarde is. De jongen komen
vervolgens a f , welke men vangt met hen
een touw om den hals te doen, men bewaart
deze om óptevoeden ó f te eeten, want het
vleefch der 'jonge Beeren is welfmakent en
goed: dat van de -groote Beeren is eetbaar;
maar vermits het met een olieachtig vet
vermengt is,' zoo is ’ er weinig als de pöo-
ten aan deze dieren die een vaftc zelfflan-
digheit hebben, en die men als een welfma-
tkent vleefch befchouwen kan. In Dltitfch-
land werden zy op de tafels der Vorfteh
voorgedient, op welke men zelfs de pooten
der Beeren gezouten en gerookt opdifcht. '
De Beerenjacht, zonder zeer gevaarlyk te
z yn , is zeer voordeelig wanneer men in dezelve
zelve eendgzin's gelukkig Haagt. Derzelver
buit i s ,, van alle de grove, pelteryen. , die
welke het hoogfte in prys is.; de h.oeveel-
heit vajrolie die men uit de Beeren trekt, is
aanmefkelyk. Men heeft in I.ouifxaua Beuren
die. in den zomer zoo» vet z y * , dat zy
de krachten niet hebben om te gaan, o f ten
minflea dat zy zoo- hard als een menfeb niet
loopen kounen, De-zwarte Beeren van dit
land. werden, zoo, vet door het eeten van patatten,
mahis,, en de vruchten, van de. Guja-r
canaas op welke z y klimmen, zy zetten zich
fchreyelings op een tak, houden, zich met den
eeuen poot valt, en, plukken met den,anderen
de vruchten. Het vet met welke het lichaam
der Beeren bedekt is , maakt hen zeer, licht
i* 9t zwemmen , men bevint dat zy in den
zomer tot tien vingers dikte vet aan de z y ,
den en dyeii hebben: het on derft e van hunne
pooten' is dik en opgeblazen : wanneer
men dezelve do.orfnyd , koomt ’er een wit
en melkachtig zap . uit. Deze deelen, fchynen
uit kleine klieren zamengeftek, die even
als kleine tepels zyn , en hierom zuigen zy
geduurende den winter, in hunne hooien,
aan, hunne pooten. Men. bereid, het vet der
Beeren , men zuivert het, en. trekt ’ er een
k-laare olie . uit, die . op het water dryft, zy
is zoo goed als, de. befte. oly fo lie , en dient
tot dezelve gebruiken. O p dézen olie dryft
een foort van reuzel die zoo w it , maar een
weinig zachter als varkensreuzel is , en in
de keukens gebruikt kan worden. De Wilden
verruilen: veel Beeren-olie , tegen andere
waaren, aan de Franfchen;. men zecht
dat zy zeldzaam als door groote koude ftalt,
wanneer dit gebeurt, loopt zy korlswys by
een,, en heeft een verblindende witheit.
Men bedient zich van het B e e r e n -v e ta ls
een uitwendig geneesmiddel , in de icheu-
r-ingen, verkoudheit, enz: verfcheide lie ,
den verzekeren ’ er de goede uitwerkzelen,
van ondervonden, te hebben.
. JL-‘ " 80 v 9 p , IS CC11.
kleine heefter die in- de warme landen groeit,
gelyk Spanje, enz: het zelve gelykt naarde
Krakebeziën; zie dit ivoort: maar zyne bladeren
zyn. veel dikker , langwerpiger , ge~
Kont, naar die van de buxboom gelykende,
doch dikker, aan beide zyden geftreept, v e-
zelachtig, en van een zamentrekkende fmaak
die van iets bitters vergezelt is z y n e .b la d e -
Een zyn aan'boutachtige takjes vaftgehecht,
die een voet lang ’z yn , met een dunne fchors-
bedekt/ die zich gemakkelyk laat affeheiden.*.
d,e bl.oe.men komen- in troffen uit dë-toppen
der takken,- v o o r t, z f'hebban de gèd-a-ante
van kleine fclielletjes,,Ven eeii ropi-e. kleur ?
op deze, bloemen volgen ronde ^ zachte,
i'GMDde beziën, die ieder-vyf beentjes,bevatten,
gewoonlyk op de wy^e yan de ribben der
nielo.en^n gefchikt , en aan den rug gerond ;
deze beziën hebben, een zamentrekkende
fmaak-en alle de deeleii van dit gewas zyn-
mede zeer zamentrekkende^
B E E R E N K L A U , Acanthus feu Bran-
ca-Urfina. De fteel van deze- plant heeft de
hpogt|e van twee ellebogen, is recht, eindigt.
in een a i r , die met een fcho.one rei
bloemen van een ftuk bezet is , zy zyn vleeskleurig
en onregelmatig :■ ha.are vrucht heeft
de gedaante van. een e ik e l: de bladeren liaan
gelyks den grond., hebben de lengte van
omtrent een en egn halve v o e t ,.. en zyn-een.
fpam breed.,, zacht, donker groen, bochtig,,
en een weinig, gekronkelt.
De geheele plant is. met een dik en llym—
achtig zap vervult., Men gebruikt derzelver
bladeren in de klifteeren , braakmiddelen,
en verzachtende pappen., die gefchikt zyn
om de hevige pynen te ftillen. en de ontfte--
kingen te yerdryyen... Men maakt van de-r-
zielve met goed gevolg, gebruik in Poolen in
de kwaal Plica Polonica•, de Booifche vlecht,
genaamteen vreemd ongemak, in ’t welk
het bloed uit de punten van het hair uitvloeit.,
jfour? Econom: année 1762.
De infhydingen der bladeren van de Bee-,-
renklau hebben de Oude B.ouwkonftenaars
ZO.O fraai toegefchenen, dat zy dezelve uit-r
gekozen hebben om tot lieradën van de kar
piteelen-. der Corintifehe pylaren te verftrek-
ken. De Ouden verlierde. mede de koltbare
kleederen met de. gedaante, van deze blade--
ren-
BEER.ENKL.AU fDuitfch]). o f V a l s e ib
B eer enk la u , Sphondilium. Deze plant
gloeit in de vochtige velden, en bloeit in.
Mey enjuny.. Haare wortel is vleezig en
met een g.eel zap vervult ; zy fchiet een
holle,, gegroefde fteel u it , die de bladeren
onderfteunt welke aan de onder, en boven—
z-yde met een fyne wol bedekt zyn-, en in
verfche-ide deelen-ingefneden, die naar die-’
van pinfternakelen gelyken: men heeft deze*
plant de naam van BeenenUlatt gegeven, omdat
men meende eenige overeenkomft met
de klau van een Beer in dezelve te ontdekken,;,
de. bloemen van deze plant zyn op de
wyze