:z y Hinken zeer en zyn by uitftêk verwoed.
De Hollanders noemen hen Gebaarde Aapen.
Eenige hebben witte baarden en ronde vlakken
op het l y f , het hair van den buik is
wit , een bruine ftreep gaat over den ruv,
■ de pooten en Haart zyn mede wit. Men
vind hier mede de Aapen die men Monk-
jes o f Manekins noemt: de Negers maken
van derzelver vel Fitis, een foort van mut-
■ zen welke zy dragen; z y worden in dit land
•tot een guinie het Huk verkocht, wanneer
z y op een gierfl akker z yn , zoo veroorzaakt
hunne kiesheit meer fcliade als hunne roofzucht.,
want wanneer zy de halmen geplukt
hebben , zoo befehouwen z y naauw-
-keurig de air, , en wanneer die hen niet behaagt
werpen z y dezelve weg en kiezen
■ een andere. Men vind hier méde de Aap
Boggo i die door de Blanken Mandrill ge-
-naamt word. Men befchuldigt de Negers dat
z y zich aan de fchandelykfle ongebondenthe-
den met wyfjes van deze Aapen overgeven,
térwyl de mannetjes voorbeelden geven, van
hunne drift voor de Negerinnen, wanneer
■ z y die. alleen vinden en die zy de uiterfle
iiefkoozingcn bewyzen, makende zich met
gewelt van haar meeHer. Deze Aap Boggo
die men voor een. klein menfch zou aanzien,
hééft een groote kop , een kleine neus,
dunne lippen, een wyde mont, het vel:van
het aangezicht blank maar zeer gerimpelt,
en de tanden breed en geel.gj Deze Aapen
-gaan alleen op twee pooten: hunne neus is
-natuurlyk flymachtig en zy fchynen groot
vermaak te fcheppen om dezelve met de tong '
te lekken: deze Aapen hebben veel overeen-
ikomH metdie van de Senegal. .
7- D e A apen van het Eiland Cylon:
men heeft ’er-veel, en eenige foorten die aan
■ dit Eiland byzonder fchynen, en die zoo groot
als onze Patryshonden z yn , zy hebben grys
hair het aangezicht zwart met .een groote
witte baart d ie van het eene dor tot het andere
gaat: men zou hén voor grysaarts.aanzien.
Men heeft’ er noch andere van dezelfde
groote, doch vèrfchillend van kleur.
8. D e A a p e n van M a d a g a s k e r :
men heeft ’er yerfcheide foorten.
9- P t A a p e n v an HET LANDSCHAP
H o n d u r a s . Dit foort van Aapen is de
fgita-vus der Natuurkundigen, zommige hebben
hem A i o f Luiaart genoèmt: zie dit
woort.
io. D e A a p e n v an he t w e s t e l y k e
g e d e e l t e van A f r i k a : men vint ’pr
een .groote menigte, vooral tuifchen Arguim
en de Rivier Serraliona, ende verfchillen»
de foorten vermengen zich nooit met elkan-
deren, indiervoegen dat men ’er in dezelve
landflreek nooit twee foorten vint.
_ i i . D e A a p en van P eru,; De Amerikanen
noemen dezelve Carochupa. Z y hebben
een kaaien Haart, detandenaaneengeflo-
ten, en twee yellen die hen de maag en buik
bedekken, op de wyze van een kamifool in
welke zy hunnejongen verbergen wanneerzy
de vlucht nemen. Frezier zegt dat deze dieren
mede zeer gemeen in Louifiana z yn , dit
konnen niet anders als een foort van Philan-
ders z yn : zie dit woort.
12. D e R oode A a p e n . De Negers
noemen dezelve Patas: zie dit woort. : ■ ,,;
. 13. D e A a p e n van de S e n e g a l :
deze beftaan in verfcheide foorten. Men
heeft hier de Ginous, welke een zeer lange
Haart hebben: en eenige Magots,. deze hebben
geen Haart. Men geeft de naam van
Schryers aan het eerfle foor t, omhunkinder-
■ lyk.gefcbreeuw en gefleem Froger verzekert
dat verfcheide van deze Aapen de dochters
derNegers van acht, o f negen jaren wedvoeren
, en dat men dezelve naauwelyks met
groote moeite,uit hun geweltreddenkan. De
Negers eeten het vleefch van deze Aapen als
een aangenaam 'gerecht, de eene bereithet
zelve m e try fl, en de andere droogt en rookt
het gèlyk onze hammen. Men vind mede in
het land van de Senegal, de Quojavauran:
zie dit woort. Dit is mogelyk de Qrang-ou-
tang van Bofheo, en de Champenez der En-
'.gelfcben : dit zoo zynde , zoo zou. hy het
Bofchmenfch zyn.
14. D e V liegende A a p e n . Verfcheide.
Schryvers en vooral Helbigius, zeggen dat
’er vliegende Aap'en in de lndiën zyn'; maar
w y denken dat de Schryyer door zyn levendige
verbeelding vervoert, dus een dier gc-
noemt heeft dat ten hoogflen niet meer als
een vliegende ‘Eekhoren is.
Aapenjavbt en eigenschappen van hun
vleefch in de Geneetkonft.■
In. de Hiftorifche Befchryving die w y van
deze dieren gedaan hebben, hebben w y
gezegt dat de Negers dezelve dooden o f
pylen in *t aangezicht fchieten ;: w y hebben
mede gezegt dat mogelyk hunne natuur-
lyke geneigthcit. tot het nabootzen alle hunne
verdienflen en nuttighéit uitmaakt. In dé
Landen in wélke de Peper en Kokosnooten
waifchen, bedienen de Indiaanen zich vaft
deze
Aezè lif t, omdat geen van dezelve te trekken
, ’t geen zy zonder hunne hulp niet ver-
krygen konnen : zy klimmen op de eerfte
takken der boomen , en breken derzelver
eindens af -aan welke de vruchten hangen -,
fehik-ken dezelve op dé aarde-, even ó f zy
fpeelden , en begeven zich tér zyden : de
Aapen die alles naauwkeurig befchouwtheb-
ben, komen vervolgens, klimmen op dezelve
boomen , ontbloote-n hen tot aan den
kruin , en fchikken de takken op dezelve
wys als de Indianen : deezé keeren geduu-
rende den nacht weder, en nemen dén oogft
raetzich, Men bedient zich mede Van deeze
geneigtheit der Aapen om alles na te boot-
zen, om hen te vangen: de Indianen brengen
' drinknappen met water o f honing vervult,
en wryven hier hun aangezicht mede
in ’t gezicht der Aapen, en plaatzen behendig
vogellym in deszelfs plaats. De Aapen,
die dit van een rots o f boom aangezien hebben,
naderen deeze vaten om het zelve te
doen; maar zy verblinden zich met de lym,
en zyn hier door buiten ftaat om te vluchten.
Andere brengen laarzen , die zy verfchei-
demaalen uit pn aantrekken , en.. laten een
meenigte kleine- ftaaii die met vogellym be-
fmeert z y n : wanneer zy Zich ter zyden begeven
hebben, komen de Aapen en trekken,
dezelve, aan, en konnen-die niet weder u it-,
trekken noch de'jager ontvluchten. Zom-
tyds gebruikt men hier noch fpiegels to e , in
welke mén-zichverfcheideuiaaleiibcfchouwty
en laat andere achter, welke met rpringyéeren-
voorzien zyn losfpringen , en die geenen
aangrypt die"dezelve, aanroert; de Aapen
komen om zich in deeze fpiegels te befchou-
wen , en hunne voorfte pooten werden ftraks
tuflchen deeze fpringveders gekneld, zoo dat
z y buiten ftaat zyn om een ftap te doen.
Mat: Mcdic. door Geoffroy.
Het vleefch der Aapen is zamentrekkent: •
deszelfs vet is zenuwfterkent en ontbindent; i
men. pryft het .zelve aan in de verftraihming
der gewrichten. Men vind dikwyls. in h e f
galblaasje van een foort van Indiaanfthe
Aapen, een fte entje ter:groote van een hazelnoot
, die de Indianen , zoo Tavernier
zecht, voor meer als honden kroonen verknopen:
zy dulden niet dat dezelve buitenslands
vervoert worden : zy geven dezelve
tot gefchenken aan de Afgezanten. Deeze
fteenen hebben dezelve eigenfebappen als de
koftbaarfte Bczoar: zie B e z o A r.
A A P E N - B R O O D . Men geeft deezen
I. D e e l .
$
naam aan de vrucht van een boom Van een wan*
fchapen groote, die men ook Kalabas-boom
noemt; hy groeit naby de Senegal, alwaat
deezen boom, door de inwoonders van het
land, Gom, en deszelfs vrucht, Bom, ge-
naamt wort. Deszelfs waare naam is Baobab.
Adanfon h e e ft, in de Gedenkschriften van
de Koninglyke Franfche Akademie, een
nauwkeurige befchryving van deezen boom
gëgeven, van welke w y een denkbeelt geven
zullen , volgens het uittrekzel uit de ■
Hiflorie deezer Akademie.
Men zecht gemeenlyk , mérkt de Hiflorie-
fchryver-der Akademie aan, dat de Natuur
grenzen en eindpaal en heeft, buiten welke
zy zich in haare Voortbrengzels niet verwy-
dert: maar is men zohityds niet tè fchielyk
om deeze eindpaal en te Hellen , en deeze-'
grenzen aantewyzen ? Men befchouwt de
befchryving van een boom die alleen een
aanmerkelyk bofch uitmaakt, als een zaak
van alle waarfchyhelykheit ontbloot, en van
welke de middelyn van de Ham deszelfs
hoogte1 gemeenlyk overtreft; en die mogelyk
een groot getal eeuwen noodig heeft om tot
deeze verbazende groote te geraken; dit is
echter een nauwkeurige befchryving van den
boom van welke w y fpfeken.
De Baobab kan alleen in Zeer warme landen
g r o e i je n h y bemint een zandige en
vochtige grónd, vooral wanneer dezelve van
fleenen bevryd is die deszelfs wortèlen zouden
konnen befchadigén ; want dé rninHe
kwetzing die zy aan de fchors van de wortel
ontvangeny wert wel ras van een verderving
gevolgt, die tot in de Ham van den boom
"doordringt, en dezelve ongetwyfelt doet
vergaan.
De Ham van deezen zonderlingen bóom is
niet zeer h o o g , Adanfon heeft ’er weinig
gezien die de hoogte van twaalf o f vyftien
voeten te boven gingen; maar hy heeft ’ef
verfcheide gezien die v y f en feventig o f acht
en feventig voeten in omtrek hadden; dat
is te zeggen , v y f en twintig ó f zeven en
twintig voeten middelyn-. De eerfle takken
Hrekken zich byna in een rechte lyn uit van
den Ham af; en vermits zy dik, en omtrent
zeflig voeten lang z yn , zoo doet hun eigen
zwaarte hen aan net einde tot aan de aarde
ombuigen ; indiervoegen dat de kruin van
den boom, die behalven dit, regelmatig rond
is , de Ham geheel verbergt, en een halve
kloot v^n groente fchynt, die omtrent hon-
dert en twintig o f hondêrt en dertig voeten
middelyn heeft.
S De